Deel 7: armoede, socialisme en antisemitisme – De jaren van vakbond en verheffing

Zeg je ‘Joden in Nederland’, dan denk je meteen aan de Amsterdamse Jodenbuurt en de Shoa. Maar de historie begint veel eerder. Met dank aan Maror reist het NIW in tien afleveringen door de Joodse geschiedenis van Nederland. Deze week deel 7: armoede, socialisme en antisemitisme.
De bestuursters 
van de vakbond 
ANNB in 1898
collectie JM
De bestuursters van de vakbond ANNB in 1898 collectie JM

De decennia rond de eeuwwisseling in 1900 werden gekenmerkt door grote veranderingen. De armoede was schrijnend, vooral in de grote steden. Veel Joden voelden zich daarom aangetrokken tot het socialisme. Sommigen van hen stonden aan de wieg van de sociaaldemocratie.

De richting die de Partij van de Arbeid de afgelopen jaren, zeker sinds de fusie met GroenLinks, is ingeslagen, wordt door Joodse sociaaldemocraten met lede ogen gadegeslagen. Er zijn er die na levenslang lid te zijn geweest, zoals hun ouders en grootouders waren, definitief afscheid hebben genomen van de partij waaraan zij loyaal waren. De PvdA lijkt zich definitief los te hebben gemaakt van zijn wortels. Wortels waarvan veel huidige partijleden geen enkele weet meer hebben.

Niet lang voor zijn dood probeerde journalist Max van Weezel de kennis van de nieuwe generatie PvdA’ers over die herkomst bij te spijkeren. Hij vertelde in zijn laatste interview aan het NIW hoe hij versteld stond van de onwetendheid binnen de partij over de eigen ontstaansgeschiedenis. Het ontheemde gevoel dat Joden bij die partij hadden, kon hij zich goed voorstellen. Gelukkig zijn hem de ontwikkelingen van de laatste tijd bespaard gebleven. Er zijn parallellen te trekken tussen de sentimenten die nu in de samenleving leven en die in de opmars naar de Tweede Wereldoorlog.

Schrijnend

De populariteit van het socialisme onder de Joodse bevolking is niet moeilijk te verklaren. Rond de eeuwwisseling was de armoede onder Joden groter dan bij andere Nederlanders. Zo was 1,6 procent van de protestantse Amsterdamse bevolking afhankelijk van armenzorg. Onder Joden was dat 4,5 procent.

‘De krotten die ze heetten te bewonen … vuistslagen in het gezicht der beschaving’

Vooral in de Jodenbuurt was de situatie schrijnend. In De geschiedenis van Woutertje Pieterse schrijft Multatuli: “De krotten die ze heetten te bewonen – vuistslagen in het gezicht der beschaving – waren hoogstens goed genoeg om in te slapen, en niet eens onvoorwaardelijk.”

Die armoede had te maken met discriminatie op de arbeidsmarkt, want wat moest je als niet-Joodse werkgever met al die vreemde Joodse feestdagen? Naast de verplichte christelijke vrije dagen waren die Joodse niet alleen vreemd, maar ook nog eens talrijk, met een werkverbod. Daarnaast waren orthodoxe rabbijnen bang dat te veel contact met niet-Joden zou leiden tot assimilatie. Een werkkring buiten de kehille werd dus niet altijd gestimuleerd.

In georganiseerd Joods Nederland bestonden al eeuwenlang charitatieve instellingen om het arme deel van de gemeenschap bij te staan. In 1911 kwam daar een belangrijke vereniging bij: De Joodsche Invalide. Rabbijn Meijer de Hond trok zich het leed aan van het arme deel van de kehilot. Via De Joodsche Invalide werden door middel van tombola’s en loterijen grote sommen geld binnengehaald. Zo kwam in 1912 ook het gelijknamige verzorgingstehuis tot stand, destijds veruit het modernste in het land. Daarnaast werd in 1916 een Joods ziekenhuis opgericht: de Centraal Israëlietische Ziekenverpleging, de CIZ, nog altijd een begrip in Joods Nederland.

Diamantindustrie

Intussen schreed de industriële revolutie voort. De diamantindustrie, waarin Joden traditioneel oververtegenwoordigd waren, kreeg met de ontdekking van enorme ertsvoorraden in Zuid-Afrika de wind in de zeilen. Terwijl Joden in bijvoorbeeld Parijs en Londen vooral werkzaam waren in de confectie, keek de hele wereld voor diamanten naar Amsterdam, waarin twee derde van de branche Joods was. De roosjesslijpsters en klovers zagen echter net als arbeiders in andere vakgebieden niet veel terug van de winsten.

De sociale onrust groeide. Al in 1894 brak een grote staking uit, hoofdzakelijk georganiseerd door niet-Joden. Wilde de staking slagen, dan was de omvangrijke diamantindustrie daarbij nodig, maar ook Joden die werkzaam waren in andere sectoren moesten bij de stakingen betrokken worden. De vakbonden deden hun intrede. Het was de legendarische Henri Polak die met Jan van Zutphen de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) oprichtte. Hoewel de meeste leden Joods waren, stond de bond open voor alle diamantbewerkers.

Henri Polak, geschilderd door Johan van Caspel

Volksverheffing

Ook in politiek opzicht deed een nieuwe stroming zijn intrede: de sociaaldemocratie, waarbij Henri Polak actief betrokken was. Veel Joden voelden zich daartoe aangetrokken, maar niet tot de Sociaal-Democratische Bond van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Dat was een radicale, op het communisme gestoelde partij die de parlementaire democratie afwees en waar geen ruimte was voor culturele diversiteit. Daarnaast was Domela Nieuwenhuis niet wars van een antisemitische opmerking op zijn tijd. Zijn SDB zou later de CPN worden, en nog later zou die partij overgaan in GroenLinks.

Binnen de progressieve beweging van Henri Polak werd het woord ‘volksverheffing’ een begrip. De arbeider moest zichzelf kunnen laven aan de cultuur: uitgevers drukten goedkope edities van literaire meesterwerken, er werd aangespoord het theater en cabaret te bezoeken en zelfs tot in de architectuur drong deze verheffingsgedachte door. Kijk bijvoorbeeld naar Michel de Klerk, kind nummer 25 van een diamantslijper en wonderkind van de Amsterdamse School. Met zijn prachtige wooncomplex Het Schip creëerde hij een paleis voor de arbeider, inclusief postkantoor. In andere kringen werd er met verbazing naar gekeken. Arbeiders konden immers lezen noch schrijven? Waarvoor hadden ze dan een postkantoor nodig? Maar voor De Klerk was het een politiek statement.

Ook vrouwen lieten zich niet onbetuigd. Naast de strijd van de onvermoeibare Aletta Jacobs voor vrouwenrechten en vrouwenkiesrecht, verenigden meer Joodse vrouwen zich. Roosje Vos en Sientje Prijes richtten de Algemeene Nederlandsche Naaistersbond op. Alida (Aaltje) de Jong, de tante van historicus Loe de Jong, was ook actief in de naaistersbond. Ze werd voor de SDAP in 1931 de eerste vrouw met een arbeidersachtergrond in de Tweede Kamer.

____________________

Stoer wijf

Aaltje de Jong (1885–1943) besloot in het kader van de verheffing haar voornaam op haar 25e te veranderen in het deftiger Alida. Ze was de eerste vrouwelijke bezoldigde vakbondsbestuurder in Nederland, als voorvrouw van de Bond in de Kleedingindustrie. Vanaf 1931 was ze parlementariër voor de SDAP en vanaf 1935 namens die partij lid van de Amsterdamse gemeenteraad.

Alida de Jong bleef haar leven lang vrijgezel. De nuchtere, praktische en onafhankelijke houding van dit ‘knotje tussen honderd snorren’ dwong bij vriend en vijand respect af. De Jong kreeg het voor elkaar dat de leeftijdsgrens voor toekenning van steun aan alleenstaande, werkloze vrouwen werd verlaagd van 35 naar 25 jaar. Historica Karin Hofmeester beschrijft De Jong als ‘een vrouw die rookte, dronk en in een auto reed. Een stoer wijf’.

Aaltje de Jong

In tegenstelling tot haar neef Loe de Jong, de latere chroniqueur van de Tweede Wereldoorlog, weigerde ze in 1940 naar Engeland te vluchten. Ze kon haar naaistertjes niet in de steek laten. In 1943 kwam Alida de Jong om in vernietigingskamp Sobibor.

____________________

Scheuring

Het behoudender deel van de gemeenschap zag de opkomst van het socialisme met lede ogen aan. Zo waarschuwde Philip Elte in zijn laatste dagen als NIW-hoofdredacteur– hij bekleedde die functie van 1875 tot 1918 – voor de uitwerking die al die Joodse socialisten konden hebben op de Nederlandse samenleving en op het aanzien van de kehila in het bijzonder. Hij was bang dat als er een op Rusland gelijkende revolutie zou uitbreken, Joden daarvan de schuld zouden krijgen: “Laat zij even herinneren, dat men de Joden verantwoordelijk stelt voor de misdaad van één Jood.”

De angst zat er sowieso goed in, Eltes oproep was niet zonder reden. Al aan het einde van de negentiende eeuw won antisemitisme aan invloed. Vooral katholieke kranten konden er wat van. In De Maasbode en de Volkskrant verschenen met regelmaat complottheorieën.

Antisemitisme won aan invloed, het communisme zou een ’Joods idee’ zijn

Joden zouden verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van het socialisme en communisme. Het communisme zou zelfs een ‘Joods idee’ zijn. Best wrang als je er de antisemitische opmerkingen van Domela Nieuwenhuis op naslaat.

Socialisten waren vaak zionistisch, het ideaal van een Joods thuisland kreeg aan het begin van de twintigste eeuw stevig voet aan de grond. Zo werd in 1905 het Joods Nationaal Fonds opgericht. Al vanaf het midden van de negentiende eeuw was Jeruzalem weer Joods. En vanaf 1883, de start van de eerste alia, probeerden pioniers uit vooral Oost-Europa in het Ottomaanse gebied een bestaan op te bouwen op de plek waar Joden ooit hun eigen land hadden gehad. Vooral vanaf 1920, nadat het gebied onder Brits mandaat was gekomen, nam de steun voor het JNF toe. De mogelijkheid daar een boom te planten, was zeer populair. Het alom bekende blauwe collectebusje stond in Nederland niet alleen bij socialisten op de schouw, veel leden van de gemeenschap ondersteunden het idee van ‘een sterken Joodschen boerenstand’ tussen de Jordaan en de Middellandse Zee. In Wieringermeer verrees zelfs een communeachtige landbouwschool waar Joden werden voorbereid op het agrarische leven.

Als ander gevolg van de Joodse emancipatie was een scheuring in de eenheidsgemeente. Lang had de gemeenschap geprobeerd een schisma tegen te houden zoals in Duitsland, waar de orthodoxie en liberaler ingestelde Joden tegenover elkaar stonden. In 1929 was ook in Nederland die scheuring niet meer te voorkomen. In dat jaar werd naar Duits voorbeeld de eerste Liberaal Joodse Gemeenschap opgericht. Dat was in Den Haag, Amsterdam volgde twee jaar later.

____________________

Socialistische rebbe

Henri Polak, zoon van een diamantslijper en juwelier, ontwikkelde zichzelf door avondstudie en was actief in de journalistiek. Een van zijn vele wapenfeiten is de oprichting van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond, waarvan hij de eerste voorzitter werd. De vakvereniging had zoveel aanhang dat Hendrik Berlage de opdracht kreeg in Amsterdam een prachtig gebouw voor de bond te ontwerpen, de ‘Burcht van Berlage’. Daarnaast was Polak een van de grondleggers van het in 1906 opgerichte Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV). Die vakbond moest de belangen behartigen van alle arbeiders, maar de opkomende verzuiling maakte dat onmogelijk.

Al eerder had de onvermoeibare Henri Polak een politieke partij uit de grond gestampt. Hij was in 1895 een van de ‘twaalf apostelen’, de oprichters van de SDAP. De vakbondsman was onder meer gemeenteraadslid in Amsterdam en lid van de Eerste en Tweede Kamer.

Henri Polak was geen revolutionair, maar een man van de praktijk die naar haalbare oplossingen streefde. “Polak was geen Joodse messias,” vindt historica Karin Hofmeester. “Daar waren hij en de Joodse socialisten veel te nuchter voor.” In 1943 overleed hij aan een longontsteking. Zijn vrouw Emily Nijkerk werd kort na zijn dood gedeporteerd naar Westerbork, waar zij overleed.

____________________

Gevaarlijke cocktail

Maar of je nu orthodox of liberaal was, de angst voor opkomend antisemitisme bleek meer dan terecht. Eind negentiende eeuw waren Joden op de vlucht voor de pogroms in Oost-Europa in Nederland aangekomen. Nu had de diepe crisis, in de jaren dertig ontstaan na de Amerikaanse beurskrach in 1929, ook zijn weerslag. Er ontstond een gevaarlijke cocktail van economische malaise, antisemitisme zoals dat in christelijke kringen gangbaar was en pseudowetenschap, waarmee kwakzalvers door middel van onder meer schedelmetingen wilde bewijzen dat Joden een inferieur ras vormden. Vooral in Duitsland, een land dat het na de Eerste Wereldoorlog in economisch opzicht zwaarder had dan andere landen, viel deze giftige cocktail in vruchtbare bodem.

Met name vanuit Duitsland kwam rond 1933 een vluchtelingenstroom op gang. De refugiés dachten in Nederland een veilige haven te vinden, omdat ons land in de Eerste Wereldoorlog neutraal was gebleven. Maar ook hier ondervond de bevolking de gevolgen van de crisis. Veel Nederlanders zaten niet op een Duitse intocht te wachten, ook de regering niet. Alleen Joden die konden bewijzen voldoende financiële middelen mee te brengen, werden toegelaten. Intussen was er al een politieke partij opgericht die naar het Duitse nationaalsocialistische voorbeeld keek: de NSB. De partij had zelfs een eigen groet: ‘houzee’.

Entartet

Vanaf 1933 groeide de NSB snel en bij de Statenverkiezingen van 16 april 1935 verwierf de partij al een onverwacht groot aantal stemmen, bijna acht procent. Zelfs enkele Joden dachten dat de NSB de oplossing kon bieden voor de economische malaise, hoewel het er nooit meer dan 150 zijn geweest. In 1938 werd het Joden verboden lid te worden van die partij. Het koningshuis, geliefd binnen de gemeenschap, wist niet goed wat het met de NSB aan moest. Was het om de lieve vrede te bewaren dat leden van de koninklijke familie goed contact onderhielden met de Nationale Jeugdstorm?

Intussen deed de Joodse gemeenschap er alles aan om de binnengekomen – vaak intellectuele Duitse Joden te ondersteunen. Er werd een comité opgericht om financiële en praktische hulp te bieden. Schrijvers, schilders en filmmakers, wier kunst in Duitsland als entartet werd beschouwd, konden hier weer vrij aan het werk. Zo publiceerden uitgevers Querido en Allert de Lange boeken van Joodse schrijvers die in Duitsland geen uitgever meer hadden kunnen vinden of van wie het werk was verboden.

Wanhopig

Tussen 1933 en 1937 alleen al kwamen 35 duizend vluchtelingen Nederland binnen. Een aantal trok verder, naar onder meer Groot-Brittannië, Amerika en het Mandaatgebied Palestina, waar het Britse bewind meer en meer de deuren sloot. Veel Joden zaten als ratten in de val. Wie de uitgaven van het NIW erop naslaat, leest de schrijnende, soms wanhopige verslagen van Joodse Nederlanders, vaak onwetend op vakantie in Duitsland, die zich het lot van hun lotgenoten aantrokken. Hun enorme gevoel van onveiligheid op straat, het verbergen van hun identiteit, de fysieke aanvallen die uit de lucht komen vallen, de treiterijen en opruiingen. Daarnaast vertelden de kranten dat het in eigen land ook geen rozengeur en maneschijn meer was. Degenen met een vooruitziende blik nemen de wijk naar de Verenigde Staten of andere gebieden, ver weg van Europa. De zionistische aanhang nam onder de Nederlands-Joodse bevolking enorm toe.

In 1939 bevonden zich in Nederland nog zo’n 15 duizend Duitse Joden, onder wie Anne Frank en haar familie. Voor andere Duits-Joodse vluchtelingen werd kamp Westerbork opgericht. In Drenthe, ver van de bewoonde wereld om zo integratie te bemoeilijken. Eerder was er een plan om zo’n opvangkamp op de Veluwe te laten verrijzen. Daar stak koningin Wilhelmina een stokje voor: te dicht bij het Loo, zij zag liever geen Joden in haar achtertuin. De aanleg van Westerbork zou zo’n miljoen gulden kosten, voorgeschoten door de Nederlandse regering, dat de Joodse gemeenschap zou moeten terugbetalen. Uiteindelijk zou het kamp symbool worden van de vernietiging van het Nederlandse jodendom. Er zouden vanuit Westerbork tijdens de Shoa 107 duizend Joden worden gedeporteerd, waarvan er slechts 5200 zouden terugkeren.

Paleisrevolutie

Jarenlang was het zionisme een splijtzwam in de gemeenschap geweest. Onder Joodse Nederlanders had het fanatieke aanhangers, terwijl behoudender types niets in het plan zagen.

Vlak voor de inval van de nazi’s ging het NIW om. Ja tegen het zionisme, maar te laat

Ook de redactie van het vooraanstaande weekblad NIW niet, ondanks de talloze artikelen die waarschuwden voor het naderende onheil. Pas vlak voor de inval van Duitsland vond er een paleisrevolutie op de burelen plaats en ging de redactie om. Maar toen was het al te laat. De Rosj Hasjana-editie van september 1940 rolde nog wel van de persen, maar de gehele oplage werd door de nazi’s in beslag genomen. De vijf donkerste jaren in de geschiedenis van de Joden in Nederland zouden volgen.

____________________

Bokskampioen

In het begin van de twintigste eeuw werd boksen razend populair onder Nederlandse Joden. Ben Bril was een straatvechter uit de Jodenbuurt die het schopte tot de toonaangevende bokser van Nederland, een echte Muskeljude: een sterke zionist. Hij werd acht keer Nederlands kampioen en ondanks zijn spillebenen in 1936 wereldkampioen in het weltergewicht.

Bril kreeg te maken met antisemitisme toen hij in 1932 niet werd afgevaardigd naar de Olympische Spelen na sabotage door een antisemitisch bestuurslid. In 1936 weigerde hij deel te nemen aan de Spelen in Berlijn. Goud was er wel voor hem in de Maccabiade van 1935. Via Westerbork werd hij met zijn gezin afgevoerd naar Bergen-Belsen, maar Bril en de zijnen overleefden de verschrikkingen, hoewel hij nooit meer op het hoogste niveau zou boksen. Ben Bril was een voorbeeld voor generaties Joden, ook na de oorlog. Hij overleed in 2003.

____________________

Bronnen voor deze serie zijn onder meer:

  • Hans Blom, David Wertheim, Hetty Berg en Bart Wallet (red.), Geschiedenis van de Joden in Nederland. Balans 2017
  • Joods Cultureel Kwartier, Canon van 700 jaar Joods Nederland, joodsecanon.nl
  • NIW: de leggers 1930-1940
  • NIW 150 jaar, de jubileumeditie
  • Karin Hofmeester, Jewish workers and the Labour movement. A comparative study of Amsterdam, London and Paris, 1870–1914. Routledge, 2004

Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Geschiedenis van Joods Nederland

Deel 7: armoede, socialisme en antisemitisme – De jaren van vakbond en verheffing