Naar aanleiding van de grote belangstelling voor het nieuwe boek van Jan Brokken over Jan Zwartendijk publiceren wij nogmaals dit NIW-artikel uit 2016. Lees hier hoe Zwartendijk duizenden Joden redde.
Honorair-consul Jan Zwartendijk redde in 1940 minstens 2345 naar Litouwen gevluchte Poolse Joden door valse ‘Curaçaovisa’ uit te schrijven. Het verhaal van de lange tijd vergeten ‘engel van Litouwen’.
Het was de vroege zomer van 1940. In Kaunas, de toenmalige Litouwse hoofdstad, probeerden ruim tienduizend Joden, gevlucht uit het door de Duitsers en Russen bezette Polen, een veilig heenkomen te zoeken vlak voordat de Sovjetunie en later nazi-Duitsland het land zouden binnenvallen. Bijna alle consulaten waren al verlaten, maar het Nederlandse was nog bemand. Daar was op 14 juni Jan Zwartendijk aan de slag gegaan, een Philips-directeur die in 1938 naar Litouwen was verhuisd. Na de Duitse inval in Nederland had de Nederlandse ambassadeur in de Baltische staten, L.P.J. de Decker, Zwartendijk gevraagd om als honorair-consul in te vallen voor een consul wiens vrouw werd verdacht van nazisympathieën.
Onzinvisa
Een dag na Zwartendijks aanstelling, 15 juni 1940, vielen de Sovjets Litouwen binnen. Kort daarna kreeg hij bezoek van ene Pessia Lewin, die tot haar huwelijk in 1935 met de Pools-Joodse Isaac Nederlandse was. Zij vroeg De Decker en Zwartendijk om een visum voor het nog vrije Nederlands-Indië. Dat bleek niet mogelijk. “Ik weet niet hoe ik u verder kan helpen,” meldde Zwartendijk. “Voor de andere niet-bezette rijksdelen, Curaçao en Suriname, is een inreisvisum namelijk niet vereist.” “Kunt u dát dan niet in mijn paspoort schrijven?” vroeg Lewin, en aldus geschiedde op 11 juli 1940. Het was het eerste van de vele ‘Curaçaovisa’ die zouden volgen. Om te beginnen schreef Zwartendijk op 22 juli dezelfde tekst in het paspoort van Lewins echtgenoot Isaac.
Het waren in feite onzinvisa, want ze zouden waardeloos zijn geweest als ze de – feitelijk vereiste en correcte – toevoeging hadden bevat dat de lokale gouverneur toestemming moest geven om het eiland te betreden (een toestemming die zelden werd verleend). Zwartendijk liet dit bewust weg, want zonder deze informatie zag Curaçao er voor de Sovjet-paspoortcontroleurs uit als een geloofwaardige eindbestemming, en waren zij verplicht om de reiziger door te laten.
Stempel
Half juli vroeg de uit Nederland naar Litouwen verhuisde jesjivestudent Nathan Gutwirth, na overleg met de Joodse gemeenschapsleider Zorach Warhaftig (later minister van Religieuze Zaken in Israël), of Zwartendijk dit onzinvisum voor iedereen kon uitschrijven die erom vroeg, compleet met consulair stempel om het zo echt mogelijk te doen lijken. Goed, zei Zwartendijk. Binnen een paar uur stonden er tientallen mensen bij hem op de stoep. Tussen 24 juli en 2 augustus 1940 schreef hij een paar duizend Curaçao-visa uit. Na de eerste paar honderd werd een speciaal stempel vervaardigd met de integrale tekst (in het Frans). Het was dringen op het smalle trappetje van zijn kantoor. Zwartendijk werkte als een bezetene, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, om zo veel mogelijk mensen te redden. “Als ik mensen kan helpen en redden dan doe ik dat,” zei hij tegen zijn zoon.
De Sovjetunie eiste van de reizigers dat zij eveneens een doorreisvergunning hadden voor een land op de route naar Curaçao – dan wisten ze namelijk zeker dat de vluchtelingen Rusland zouden verlaten. Nathan Gutwirth, de familie Lewin en daarna een hele menigte Poolse Joden klopten daarvoor aan bij de Japanse consul in Litouwen, Chiune Sugihara, die direct besloot om te helpen, zonder medeweten van zijn regering. Hij schreef doorreisvergunningen uit voor iedereen die een Curaçao-visum had. Sugihara schreef en schreef, in een moordend tempo. Dat deed hij met een penseel in Japans schoonschrift, dus Zwartendijk was sneller. Sugihara belde Zwartendijk meermaals op om te vragen: “Werk toch niet zo snel, ik kan het niet bijhouden!”
Sugihara schreef en schreef, in een moordend tempo. Dat deed hij met een penseel in Japans schoonschrift
Op 3 augustus, de dag dat de Sovjets Litouwen annexeerden, gaf de Sovjetunie ‘toestemming aan de arbeiders’ om Zwartendijks Philipskantoor te bezetten. Omdat hij daar ook zijn consulaire werk deed, kwam daarmee een einde aan het schrijven van de Curaçaovisa. Sugihara bleef in Kaunaus doorreisvisa verstrekken tot 25 augustus, toen alle buitenlandse consulaten op last van de Sovjet-autoriteiten gesloten moesten zijn.
2345
De in totaal 2345 Zwartendijk-Sugihara-visa bleken levensreddend voor alle Joodse vluchtelingen die Japan bereikten. Ongeveer de helft reisde vanuit Japan naar Amerika, Canada, Palestina en andere bestemmingen. De andere helft zat na het uitbreken van de oorlog in de Pacific tot 1945 in het Joodse getto van Shanghai. Niemand ging daadwerkelijk naar Curaçao.
Het aantal geredde Joden is waarschijnlijk nog groter dan 2345. Zo kon één Curaçaovisum genoeg zijn voor een hele familie. Ook werden er visa vervalst door getalenteerde vluchtelingen. En er werden visa vanuit Japan teruggestuurd naar Litouwen, voor hergebruik. De Nederlandse ambassade in Stockholm verstuurde ze, op verzoek, naar vluchtelingen in Litouwen en de Nederlandse consul in het Japanse Kobe, N.A.J. de Voogd, gaf er 74 aan een bootlading vluchtelingen die teruggestuurd dreigden te worden naar Siberië.
‘Philip Reyda’
Half augustus 1940 verbrandde Zwartendijk samen met zijn zoontje Jan alle consulaire documenten in de potkachel. De Decker noch Zwartendijk repten er met een woord over tegen de Nederlandse regering in ballingschap. Begin september 1940 mocht het gezin Zwartendijk Litouwen verlaten van de Sovjets. Terug in inmiddels bezet Nederland werkte Zwartendijk opnieuw voor Philips en vertelde ook daar niemand over zijn acties in Litouwen, uit angst opgepakt te worden door de Gestapo wegens het helpen van Joden.
Na zijn pensionering kwam Zwartendijk in januari 1963 voor in een artikel in de B’nai B’rith Messenger, een Joods weekblad in Los Angeles, dat hem ‘de Engel van Curaçao’ noemde. Daaruit bleek dat veel vluchtelingen Zwartendijks naam niet eens kenden, sommigen hadden het over ‘Philip Reyda’, waarschijnlijk vanwege het Philips Radio-bord op zijn kantoor. De Leeuwarder Courant meldde op 27 december ’63 dat ‘de Engel van Curaçao’ eindelijk was opgespoord. Daarop kreeg Zwartendijk bezoek van een ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat ook weleens iets wilde weten over zijn reddingsactie. Zoon Jan Zwartendijk jr. dook in de materie en hoorde van een historicus en een rabbijn uit New York dat ruim tweeduizend mensen de oorlog hadden overleefd dankzij zijn vader.
Zwartendijk senior, die tot dan niets wist over het lot van de vluchtelingen, was blij verrast, maar engel genoemd worden vond hij te veel eer. “Hij vond gewoon dat hij deed wat een fatsoenlijk mens behoort te doen,” schreef zijn (inmiddels overleden) zoon Jan in een verhaal over zijn vader.
Wallenberg
De heldendaad van Jan Zwartendijk is lange tijd onderbelicht gebleven. Lou de Jong maakte er in Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog geen woord aan vuil. Pas twintig jaar na zijn dood in 1976 werd hij publiekelijk geëerd, aanvankelijk buiten Nederland. Rob Zwartendijk vertelt op de website van het tv-programma Andere Tijden dat hij eind jaren 90 bij Joodse goede doelen-evenementen in Amerika werd uitgenodigd om over zijn vader te praten. “Er kwamen oude mensen naar me toe die hun paspoort uit hun binnenzak haalden. Daar zag ik dan zo’n visum en herkende het handschrift van mijn vader.”
Rabbijn Ronald Gray van Boys Town Jerusalem, waarvan veel leraren les gehad hebben van overlevenden met een Curaçaovisum, organiseerde een eerbetoon in Jeruzalem en New-York. De school stelde de Jan Zwartendijk Award for Humanitarian Ethics and Values in. In 1997 verleende Yad Vashem hem – dertien jaar na de Japanse consul Sugihara – de titel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’. En op 4 november van datzelfde jaar onthulde toenmalig burgemeester Bram Peper van Zwartendijks geboortestad Rotterdam een monument bestaande uit veertien zilverlinden. Peper zei tegen een webverslaggever van Andere Tijden: “Zwartendijks daden zijn vergelijkbaar met wat de Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg deed in Hongarije.”
In 2015 werden Zwartendijk en Sugihara door de Litouwse posterijen geëerd met enveloppen met hun beeltenis erop. De Nederlandse ambassade in Litouwen wil daar medio 2017 een monument voor hem onthullen. Begin december zal het vierde en laatste deel van de webspecial over Zwartendijk online verschijnen op www.anderetijden.nl.
Tienduizenden gered
De in 1948 in Vancouver geboren Amerikaanse kinderarts Mark Fishaut is de enige zoon van een Pools-Joods echtpaar dat via een Zwartendijk-Sugihara-visum Litouwen kon ontvluchten. “Mijn ouders kwamen in mei 1941 in Vancouver aan, eindelijk vrij. Ze noemden Sugihara vaak, maar de naam Zwartendijk hoorde ik pas in 1999. Het US Holocaust Museum in Washington DC vroeg me voor een tentoonstelling om foto’s van mijn ouders en van de visa. Toen zag ik dat er twéé consuls bij betrokken waren. Sugihara heeft veel aandacht gekregen, er is een museum aan hem gewijd in Kaunas en er is een film over hem gemaakt. De Japanse regering promootte zijn verhaal ook, ik denk uit schuldgevoel over hun rol tijdens de oorlog. Ik vind dat Zwartendijk veel eer toekomt. Hij begon in feite met deze reddingsactie. Dankzij hem zijn mijn ouders niet vermoord en besta ik. Zijn verhaal leert ons dat alles afhangt van het gedrag van individuen en hun morele keuzes.”
In 2015 bezochten Mark en zijn vrouw Sharon zoon Rob Zwartendijk. Mark: “Er is niet veel meer dat je kan doen dan ‘dank je’ zeggen. Niet alleen voor het redden van 2345 mensen, maar ook voor de tienduizenden kinderen en kleinkinderen die vandaag in leven zijn dankzij Jan Zwartendijk.”
Bronnen:
Jan Zwartendijk jr., Jan Zwartendijk, his activities as Dutch consul in Lithuania, 1940 (2008);
Isaac Lewin, Days of Old – Historical Essays (1994);
US Holocaust Museum, www.ushmm.org, zoeken op ‘Zwartendijk’;
Andere Tijden, www.anderetijden.nl, zoeken op ‘Zwartendijk’.
Foto’s: afkomstig uit Powerpointpresentatie Mark Fishaut, tenzij anders vermeld.