Joods Nederland en Nederlands Israël worden al zo’n 15 jaar geplaagd door verdenkingen van onregelmatigheden bij enkele van de stichtingen die zijn opgericht om de Maror-geldstromen naar en in Israël in goede banen te leiden. Het gaat om een totaalbedrag van 347 miljoen euro!
Door Andre Boers
Hiervan kwam ongeveer 181 miljoen van het ministerie van Financiën en 166 miljoen van de banken, effectenbeurs en verzekeringsmaatschappijen. Het was een restitutie als erkenning van geconstateerde tekortkomingen in het rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog.
Van het totaalbedrag werd 20 procent bestemd voor collectieve doeleinden in Nederland (54 miljoen) en Israël (19 miljoen), inclusief rente. Daarnaast bestond er een extra bedrag voor dekking van de noodzakelijke onkosten. Het lijkt duidelijk dat met dit geld luxueus geleefd werd: er werd businessclass gevlogen, vluchten Tel Aviv-Amsterdam bleken soms via Berlijn, München of Zürich te gaan, er werd goed gegeten en er werd vakantiegeld opgestreken, boven op de in Israël en Nederland gebruikelijke onkostenvergoeding. Sommige overnachtingen vonden plaats in de huurwoning van een ‘vrijwilliger’ in Amsterdam, die daarvoor de rekening presenteerde. Tot zover niets strafbaars. Wel erg niet netjes.
Voor de verdeling van de Maror-gelden zelf zijn in Nederland en Israël vele stichtingen opgericht. Er zijn nooit pogingen gedaan om een geconsolideerd financieel verslag te maken. Het gevolg is dat elk stukje van de puzzel apart werd gecontroleerd en goedgekeurd, maar dat nooit werd gekeken of de stukjes onderling pasten. Toen er drie jaar geleden verdenkingen werden geuit, had een beslissing tot een forensisch onderzoek binnen enkele maanden kunnen leiden tot een, naar iedereen hoopte, duidelijke uitspraak dat er niets aan de hand was, en er geen geld was verdwenen.
Gedoemd
Helaas was het toenmalige bestuur van de SPI, de koepelorganisatie van stichtingen van Nederlanders in Israël, daartoe niet bereid. Een onafhankelijke en integere accountant kreeg de opdracht niets buiten de eigen SPI te onderzoeken. Daarmee was dit onderzoek gedoemd geen klaarheid te geven. Niettemin concludeerde deze accountant dat een diepgaander onderzoek gewenst was. Het toenmalige bestuur van de SPI negeerde deze opmerking echter en stelde ten onrechte vast dat er niets gevonden en dus niets verkeerds was.
Een tweede onderzoek, bekostigd door het Nederlandse ministerie van Financiën en uitgevoerd in opdracht van het CJO, de Nederlandse koepelorganisatie, waarvan het rapport zojuist door Ernst & Young (EY) is uitgebracht, geeft – aldus een persverklaring van het CJO – evenmin volledige helderheid. Het rapport, niet openbaar, kan alleen worden verkregen door betrokkenen en dan nog uitsluitend na het tekenen van een zogenaamde release-letter. Maar de tekst van de releaseletter spreekt zelf al boekdelen. Zie met name de door schrijver dezes aangebrachte cursivering:
“Wij zijn ons ervan bewust dat de Diensten in het kader van het verkennend onderzoek naar de signalen van mogelijke onregelmatigheden bij de besteding van Maror-gelden, geen betrekking hadden op […] werkzaamheden voor het opsporen van fraude en/of onwettig handelen.”
Met andere woorden: de opdrachtgever, het CJO, heeft de onderzoekende accountant opgedragen in het rapport te vermelden wat CJO als uitkomst wenste. Want niet uitgezochte, of in ieder geval, niet gerapporteerde missers waren er zeker. Het dagelijks bestuur van de SCMI (de stichting voor de verdeling van collectieve gelden in Israël) vraagt vandaag niet voor niets opheldering over een bedrag van ruim 2,5 miljoen euro aan verdiende rentes, die aan de hoofdsom hadden moeten worden toegevoegd. Het geld heeft SCMI vooralsnog nimmer bereikt.
De mededeling ‘ EY heeft geen onregelmatigheden geconstateerd, omdat deze er ook niet zijn’ mist elke basis
Het zou het CJO gepast hebben als het, conform de verwachtingen na de bijeenkomst vorig jaar augustus op het ministerie van Financiën, een forensisch rapport had laten samenstellen. De triomfantelijke mededeling van de SAMO, ‘EY heeft geen onregelmatigheden geconstateerd, omdat deze er ook niet zijn’, mist elke basis.
Het Israëlische ministerie van Justitie, dat een jaar geleden ook begonnen is vragen te stellen over de gang van zaken bij de SPI, zal, naar men mag hopen, haar werk beter doen. En wanneer de Israëlische overheid vragen gaat stellen aan Nederland zou kunnen blijken dat ook het EY-rapport een onafgemaakte treurmars is.
Andre Boers is oud-voorzitter van de Nederlandse Zionistenbond en afgevaardigde in het bestuur van Stichting Platform Israel (SPI), het overkoepelend orgaan van alle Nederlandse stichtingen in Israël en de Israëlische tegenhanger van het CJO in Nederland. Hij is degene die drie jaar geleden voor het eerst onregelmatigheden bespeurde in het financieel jaarverslag van de SPI.