14 september 2020
Met het dagboek van zondag zit ik altijd een beetje in de knel, omdat dat dagboek de vrijdag, de sjabbat en de zondag zelf beslaat. En deze zondag is het extra lastig omdat eigenlijk de donderdag er ook nog aan gekoppeld zit. Want donderdag had ik dus gespijbeld en in plaats van een normaal dagboek had ik de toespraak die ik hield bij de herdenking van de eerste razzia in Twente tot dagboek gedegradeerd. Waarom gedegradeerd, hoor ik u vragen, misschien is de verspreiding van de toespraak wel een promotie omdat het bereik via facebook, NIW en CIP veel en veel groter is dan het beperkte aantal toehoorders daar in Enschede. Tijdens de zoom-vergadering donderdag jl. van het Ojec, Overleg Orgaan Joden Christenen, werd opgemerkt door een van de bestuurders dat het houden van zoom-bijeenkomsten iets is dat we moeten vasthouden, ook na de coronacrisis. Ik was en ik ben tegen.
Als er een bijeenkomst gehouden wordt die uitsluitend tot doel heeft om informatie over te brengen, feitelijkheden, dan kan zo’n zoom-bijeenkomst nuttig zijn. Maar als je doel veel breder is, je wilt namelijk ook mensen motiveren of een bepaalde benadering bijbrengen, dan is juist de fysieke ontmoeting essentieel. Als je tegenover elkaar zit, zelfs met social distance, spreekt automatisch ook de lichaamstaal, de gelaatsuitdrukking, de uitstraling. Lichaamstaal, gelaatsuitdrukking en uitstraling worden bij zo’n zoom-bijeenkomst nauwelijks tot niet zichtbaar. En daarom ben ik blij als mijn toespraak een veel groter bereik krijgt via de sociale media, maar ik ben nog veel en veel blijer als ik vis á vis mag communiceren. De ‘sociale’ dimensie komt veel beter tot zijn recht via de ouderwetse bijna antieke manier van communiceren geheten: de ontmoeting. En dat werd me weer eens zeer duidelijk gemaakt toen ik na mijn toespraak bij de herdenking van de eerste razzia in Enschede, niet wegscheurde, maar nog een tijdje bleef napraten. Mijn toespraak was redelijk fel, waarschuwend en confronterend. En juist die realistische waarschuwing werd opgepakt door alle aanwezigen.
De Commissaris van de Koning, de burgemeester van Enschede en vele particulieren deelden mijn zorg over het opkomend antisemitisme. De een wilde die zorg verbaal met mij delen en maakte mij tot de geestelijk verzorger. En de ander kwam mij uitleggen dat hij mijn zorg erkende en herkende, maar wilde weten hoe we het opkomend antisemitisme kunnen bestrijden. Dus niet achteroverleunen, maar actie! Dat er in een prominente Franstalige Belgische krant op 14 augustus jongstleden een cartoon had gestaan waarin de Joodse wijk in Antwerpen de coronawijk werd genoemd en dat zoiets gewoon geaccepteerd wordt, baart zorgen. Want, zoals ik in mijn toespraak probeerde duidelijk te maken: de razzia in 1941 had een prelude, die kwam niet zomaar uit de lucht vallen. De aanslag op een hoge nazi-officier door het verzet, was slechts de aanleiding tot de razzia, niet de oorzaak. Het demoniseren van Joden was toen al jarenlang aan de orde en dat speelt zich ook nu weer af. Maar ook die mevrouw die met mij haar zorg deelde, die mijnheer die mijn toespraak graag wilde ontvangen en die niet-joodse scholier die die selfie met mij wilde maken… allemaal ontmoetingen die via de zoom worden weggezoomd.
Maar er is nog een zorg waarmee ik werd geconfronteerd: Zending onder Joden. Een collega benaderde mij per email vanwege een groep zendelingen die actief gewoon hier in Nederland de Joodse gemeenschap probeert binnen te dringen. Werk aan de winkel, dacht ik meteen. Dit laten we niet zomaar voorbijgaan. Het trieste is, zo schreef de collega, dat op zijn alarm-email slechts één reactie kwam, die van mij. Kennelijk vonden de anderen die waren benaderd het onderwerp niet zo boeiend. We wachten wel af, was kennelijk de houding van de collega-rabbijnen. Er is van buiten het opkomend antisemitisme. Intern speelt de secularisatie. En dan is er ook nog een dreiging die tussen antisemitisme en secularisatie inzit, tussen vanbuiten en vanbinnen: zending. Na de bevrijding speelde dat ook sterk en dat heeft ertoe geleid dat Opperrabbijn Tal zelfs een boekje heeft uitgegeven genaamd ‘Voor ons het Jodendom’. En dus moet ik gaan nadenken hoe dit aan te pakken. Wie zijn die zendelingen? Welke legale wegen kan ik bewandelen om ze uit te schakelen, vraag ik mezelf af. En als die legale wegen er niet zijn, ga ik dan het illegale pad op? Zal ik de PKN inschakelen voor advies?
Ik ben net op, maar alweer moe van al dat gezeur: antisemitisme, assimilatie en dan ook nog de zending erbij! En dan natuurlijk ook nog de persoonlijke aanvallen, vaak gedreven door jaloezie. Want ook Joden kunnen jaloers zijn en vanuit die jaloezie treiteren. Maar ja, dit soort achterhoedegevechten zijn er overal. Ook bij geestelijken van andere denominaties. En zelfs in grote academische ziekenhuizen wordt soms gevochten om posities te verkrijgen, terwijl de patiënt ongeduldig en ziek in bed ligt te wachten op aandacht van de specialist. En ondertussen werken de verpleegkundigen zich kapot.
Conclusie: er is nog heel wat werk aan de joodse en aan de niet-joodse winkel. Als we daarvan doordrongen zijn, is dat al heel wat. Als er een diagnose bekend is, is de patiënt al half genezen, leert de Talmoed ons. Maar ik vrees dat het bewustzijn van alle bovenstaande problematiek bij vele nog ver te zoeken is. En dus is mijn opdracht, zo voel ik dat, frappez toujours. Vertaald in ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands): doordrammen!
Dit is een persoonlijk dagboek van de opperrabbijn en valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.