Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Achtergrond

1096 Een waterscheiding

De kruistochten brachten op de lange termijn weinig veranderingen voor de Joden in het Heilige Land, maar voor hun geloofsgenoten in Europa zou na het jaar 1096 het leven nooit meer hetzelfde zijn

Bart Schut 29 december 2021, 12:00
1096 Een waterscheiding

Dit artikel verscheen eerder in NIW 10 – 5780

Het jaar was 1096 en de plaats was de toen al duizend jaar oude stad Mainz in het Duitse Rijnland. De Joden in de stad moeten geweten hebben wat hun te wachten stond. Voordat het leger kruisvaarders, aangevoerd door graaf Emich van Leiningen, de stad bereikte, had het in Worms achthonderd van de naar schatting duizend Joodse inwoners vermoord. De gemeenschap van Spiers had meer geluk gehad en was grotendeels met de schrik vrijgekomen, omdat de plaatselijke bisschop de Joden een schuilplaats had geboden in zijn paleis. Nu was het de beurt aan Mainz, een van de steden in het Rijnland waar de Joodse gemeenschap het meest floreerde.

Net als zijn ambtsgenoot in Worms, bood bisschop Ruthard de Joden van Mainz onderdak in zijn paleis, zij het waarschijnlijk tegen een forse betaling. Ook Emich ontving een groot bedrag, maar dat weerhield hem er niet van zijn strijdmacht – bestaand uit boeren, zwervers, monniken, onbetaalde huurlingen, maar ook ridders en professionele soldaten – de stad in te sturen. Twee dagen lang beschermden de bisschop en zijn militie de Joden tegen de bloeddorst van de kruisvaarders, maar het was zinloos, Emichs krijgers waren te talrijk. Op 27 maart braken zij door de stadspoorten – of misschien hadden burgers van Mainz die wel voor hen geopend.

Solomon Bar Simson beschreef veertig jaar later wat zich die dag in Mainz afspeelde. De kroniekschrijver vertelt hoe de Joodse mannen onder leiding van rabbijn Kalonymus ben Mesjoelam ‘hun wapenrusting aantrokken en hun zwaarden omgespten’. “Maar de hand van de Heer was zwaar tegen Zijn volk,” verhaalt de schrijver. De troepen van de bisschop vluchtten en lieten de Joden aan hun lot over. De slachting op de binnenplaats van het bisschoppelijk paleis tartte elke beschrijving. Terwijl de verdedigers onthoofd werden, kozen de vrouwen ervoor hun kinderen en zichzelf te doden. Bar Simson schrijft vol bewondering over hun martelaarsdood: “Ook de mannen raapten hun moed op en doodden hun vrouwen, hun zonen, hun kinderen. De zachte, delicate moeder slachtte haar zuigeling met wie zij had gespeeld, zij allen, mannen en vrouwen stonden op en slachtten elkaar.” Waarbij zij riepen: “Kijk en zie, o onze God, wat wij doen voor de heiliging van Uw grote naam…”

Zelfs als we Bar Simson de nodige poëtische ruimte gunnen, kunnen we gerust aannemen dat een groot aantal Mainzer Joden ervoor koos de hand aan zichzelf te slaan. Tussen de 600 en 1200 Joden vonden die dag de dood. In totaal werden misschien wel vijfduizend Rijnlandse, maar ook Boheemse Joden vermoord door de kruisvaarders. Anderen werden gedwongen zich tot het christendom te bekeren, zoals in Regensburg. Ook in Frankrijk hielden de ridders die het kruis hadden opgenomen huis. Een van hun aanvoerders, Godfried van Bouillon, wilde ‘het bloed van de gekruisigde wreken’, schrijft opnieuw Bar Simson, maar keizer Hendrik IV weerhield hem hiervan. Godfried nam genoegen met losgelden, betaald door de Joodse gemeenschappen van de steden waar zijn strijdmacht langstrok.

‘De hand van de Heer was zwaar tegen Zijn volk’

‘Deus lo vult!’
Het zou te ver gaan te stellen dat er voor het einde van de elfde eeuw geen religieus antisemitisme bestond in West-Europa. Toegegeven, grootschalig geweld van christenen tegen Joden speelde zich in de eeuwen voor de kruistochten vooral af in het oostelijke Middellandse Zeegebied. De basis voor grootschalige, georganiseerde Jodenhaat binnen het christendom was in het begin van de vierde eeuw gelegd door de Romeinse keizer Constantijn. In de volgende eeuwen vonden pogroms plaats in Egypte, Palestina en, nadat moslims een groot deel van het Byzantijnse Rijk hadden veroverd, ook in Noord-Afrika. Langzaam kroop het geweld westwaarts via het huidige Griekenland, Italië en Spanje. Aan het begin van de elfde eeuw kwam het tot de eerste vervolgingen in Frankrijk en Duitsland.

Toen in 1071 de islamitische Seltsjoeken Jeruzalem veroverden, veranderde er relatief weinig voor de Joden in het Heilige Land, maar na een aantal gewelddadige incidenten waarvan christelijke pelgrims het slachtoffer waren, was voor het Europese christendom de maat vol. Althans, die incidenten vormden de aanleiding. De oorzaken moeten mede gezocht worden in de dreiging die de Seltsjoeken vormden voor de Byzantijnse keizer Alexius I Comnenus en in de nieuwe machtsrol die de rooms-katholieke kerk voor zich begon op te eisen na het schisma met de oosters-orthodoxen in 1054. De paus popelde om het voortouw binnen het christendom te nemen – en welk doel zou meer vrijwilligers op de been brengen, meer prestige voor zijn kerk opleveren dan de ‘bevrijding’ van de stad waar de Zoon van God was gestorven voor de zonden van de mensheid? Op naar Jeruzalem dus, Deus lo vult!

Alleen was de vraag: wat wilde God dat er met de Joden gebeurde? De uitbraak van religieus enthousiasme – en fanatisme – die volgde op de prediking van de Eerste Kruistocht door paus Urbanus II in 1095, leidde er niet alleen toe dat hoge edellieden hun troepen verzamelden om enigszins georganiseerd naar het Heilige Land te trekken. Ook groepen boeren, burgers, monniken en ongebonden soldaten trokken onder leiding van predikers en wat we nu warlords zouden noemen naar het oosten. Emich von Leiningens leger was zo’n groep. Andere ongeregelde strijdmachten werden op de been gebracht door de prediker Peter de Kluizenaar, de huurling Walter Sans-Avoir, de priester Folkmar en de monnik Gottschalk.

Het waren juist deze groepen van wie de Joden het meeste te vrezen hadden. De ‘volkskruisvaarders’ trokken zich weinig aan van waarschuwingen door koning, keizer of kerk om de Joodse gemeenschappen op hun grondgebied met rust te laten. Het lompenleger van Peter de Kluizenaar liet zich afkopen, maar zoals gezegd had Emich er minder moeite mee zijn woord te breken. Het leidde tot een schaal van geweld tegen de Joden die tot die tijd niet vertoond was in Frankrijk of Duitsland. Erger nog, lokale heren en bisschoppen konden of wilden de Joodse gemeenschappen niet beschermen. Waarom? De Joden waren een gemakkelijk doelwit en er zat een onmiskenbare, zij het perverse logica in het denken van de kruisvaarders: ‘Als wij op weg naar het Heilige Land gaan om de ongelovigen uit te roeien, waarom zouden wij dan hen die onder ons leven ongemoeid laten?’

De combinatie van schulden en jaloezie was altijd al een explosieve

De Joden hadden in Frankrijk en Duitsland een behoorlijk welvaartsniveau opgebouwd, juist omdat de situatie er beter voor hen was dan in het Byzantijnse Rijk of in het islamitische Noord-Afrika. Het was christenen verboden in geld te handelen, dus leverde de Joodse gemeenschap die broodnodige dienst – de meeste andere beroepen waren sowieso voor hen ontoegankelijk. Natuurlijk zette dit veel kwaad bloed, de combinatie van schulden en jaloezie was altijd al een explosieve. Sommige kruisvaarders vonden het niet meer dan logisch dat de ‘heidense moordenaars van Jezus’ de kosten op zich namen van hun reis naar het Heilige Land en zagen losgeld en plunderingen als het innen van een Joodse schuld bij de christenstrijders.

Godfried van Bouillon neemt Jeruzalem in (Gustave Doré, 1875

1096 was anders dan de eerdere elfde-eeuwse pogroms die in Franrijk sporadisch de kop op hadden gestoken. De kerkelijke en wereldse autoriteiten waren dit keer niet in staat de kruisvaarders tegen te houden. Daarvoor waren de legers te groot – dat van Emich telde mogelijk 12.000 man – en de religieus geïnspireerde vergeldingslust van de christenkrijgers te vurig. Historici twisten over het belang van de massamoorden in het Rijnland. Sommige geschiedkundigen, opvallend genoeg vooral die van vóór de Shoa, wijzen erop dat de slachtingen onder de Joden niet groter waren dan, verder op het pad van de kruisvaarders, die onder de Hongaren. Toch was er een groot verschil: de Joden woonden in dezelfde gebieden als die waar de heilige strijders zelf vandaan kwamen, en werden in sommige gevallen verraden en vermoord door hun medeburgers (hoewel ook honderden onderdak en redding vonden bij hun christelijke buren).

Massapsychose
Feit is dat er psychologisch iets veranderde, zowel onder de daders als de slachtoffers. Veel duidelijker dan vóór 1096 waren Joden ‘de anderen’. Menachem Ben Sasson, een vooraanstaand historicus aan de Hebrew University in Jeruzalem, verwoordt het als volgt: “De massamoorden van 1096 veranderden de politieke status van de Joden aanzienlijk en tastten hun sociale en religieuze denken aan.” In de steek gelaten door de autoriteiten en hun medeburgers, isoleerden de West-Europese Joden zich verder, wat leidde tot nog meer wantrouwen, haat en vervolging. In zijn boek In het jaar 1096: De Eerste Kruistocht en de Joden schrijft Robert Chazan, een expert op het gebied van de Joden in de middeleeuwen, dat de slachting in het Rijnland, ‘hoewel niet kostbaarder dan andere vervolgingen’, diepe indruk maakte in het collectieve bewustzijn van zowel de christelijke daders als de Joodse slachtoffers.

“Vanaf de Eerste Kruistocht oefenden anti-Joodse vervolgingen een gevaarlijk besmettelijke aantrekkingskracht uit, die in periodes van grote emotionele druk ontaardde in massapsychose die nationale grenzen oversteeg,” meent Chazan. Andere historici zien in 1096 het begin van een proces dat duurde tot aan de emancipatie van de Joden in de negentiende eeuw en zelfs daar voorbij – tot aan de Holocaust toe. Andersom zagen de zionisten met name het bloedbad van Mainz en het bijbehorende martelaarschap als de uitdrukking van Jood-zijn tot in de uiterste consequenties, en plaatsten zij het op één lijn met Masada of de Getto-opstand in Warschau.

Twee decennia na de ‘Herderskruistocht’ werd Europa getroffen door de pest. Wie anders dan de Joden konden daarachter zitten?

De volkskruisvaarders trokken verder naar het oosten. In Hongarije belegerden zij steden om aan losgeld en proviand te komen, maar de Hongaren waren geen Rijnlanders. Koning Koloman, bijgenaamd ‘de Geleerde’, vocht terug en vernietigde een voor een de legers van Gottschalk, Folkmar en Emich, hoewel die laatste het er waarschijnlijk levend van afbracht. Ook de strijdmacht van Peter de Kluizenaar en Walter Sans-Savoir bereikte het Heilige Land niet. In oktober 1096 staken de legers de Bosporus over, maar nog diezelfde maand werden zij bij Civetot, in het uiterste westen van het huidige Turkije, door de Seltsjoeken in de pan gehakt.

De reguliere kruisvaarderslegers bereikten Jeruzalem wel; tijdens het beleg van die stad in 1099 vochten Joodse verdedigers zij aan zij met moslims. Het mocht niet baten, Jeruzalem viel op 15 juli. Een bloedbad volgde, maar anders dan lange tijd werd aangenomen, overleefden veel Joden en moslims. Eeuwenlang werd geloofd dat de meeste Joden omkwamen toen de synagoge waarin zij zich verschuilden door kruisvaarders in brand werd gestoken, maar veel moderne historici nemen aan dat de synagoge op dat moment leeg was. Veel Joodse gevangenen werden vrijgelaten, nadat de tientallen gemeenschappen in het omliggende gebied losgeld voor hen en hun heilige boeken betaalden.

Peter de Kluizenaar wijst kruisvaarders de weg naar Jeruzalem. Franse afbeelding, ca. 1270

Het heilige vuur gedoofd
De kruisvaarders stichtten het koninkrijk Jeruzalem, met als opvallend detail dat zij van de stad hun hoofdstad maakten – iets wat de moslims nooit overwogen hadden en ook niet zouden doen tot 1967. Voor de Joden in de kruisvaardersstaten veranderde er weinig tot Saladin Jeruzalem heroverde, ook niet in de kleine twee eeuwen tot de laatste Europese christenen uit het Heilige Land verdreven werden – een proces dat in 1291 met het succesvolle beleg van Akko voltooid werd. De kruisridders die zich in het Heilige Land hadden gevestigd, lieten de Joodse gemeenschappen grotendeels met rust. Er was zelfs sprake van een opleving van de Joodse cultuur en religie, vooral nadat een groep van driehonderd rabbijnen rond 1211 vanuit Frankrijk en Engeland naar wat nu Israël is reisde en zich vestigde in Akko en Jeruzalem.

Hoe anders was dat voor de Joden in West-Europa. Elke keer als een kruistocht werd gepredikt, begon de ellende van vervolging, losgeld, gedwongen bekering en (massa)moord opnieuw. In 1147, aan het begin van de Tweede Kruistocht, werd het Rijnland wéér getroffen, zij het op veel kleinere schaal dan een halve eeuw eerder. In Engeland werden een halve eeuw later honderden Joden vermoord toen koning Richard Leeuwenhart aankondigde persoonlijk aan de Derde Kruistocht deel te nemen. En in 1320, toen bij de meeste Europese koningen en edelen het heilige vuur voor de ‘bevrijding’ van Jeruzalem al lang was gedoofd, trokken naar schatting 40.000 arme boeren van Noord-Frankrijk naar Spanje om daar te helpen bij de reconquista op de Moren. De Pastoureaux (Herders) vermoordden alleen al in Monclus driehonderd Joden.

Inmiddels waren dit soort pogroms allang niet meer voorbehouden aan periodes waarin kruistochten georganiseerd werden. Het ‘bloedsprookje’ over de rituele moord door Joden op christelijke kinderen had in West-Europa wortel geschoten. Koningen en andere machthebbers waren hun spel begonnen van verbanning en wederkeer van de Joodse gemeenschappen, elke keer als dit politiek wenselijk of financieel noodzakelijk werd geacht. En twee decennia na de ‘Herderskruistocht’ werd Europa getroffen door de pest. Wie anders dan de Joden konden daarachter zitten? Zelf werden zij immers veel minder getroffen door de ziekte. Hier speelt Robert Chazans ‘massapsychose onder emotionele druk’: dat de pest iets te maken kon hebben met de betere hygiëne binnen de Joodse gemeenschappen kwam niet op in de geest van de middeleeuwse christen.

Kruisvaarderstunnel onder de oude stad van Akko, Israël foto: israel tourism

Vers bloed
In Israël bestaat onder historici grote belangstelling voor de kruistochten, en deze komt er zeker niet alleen uit voort dat er zo veel archeologische vindplaatsen uit die periode in de Joodse staat voorhanden zijn. Er zijn op het oog interessante overeenkomsten tussen de jonge staat Israël en de kruisvaardersrijken in het Midden-Oosten van de elfde en twaalfde eeuw. Uit de ondergang van het koninkrijk Jeruzalem kan een les voor de Joodse staat geleerd worden. Deze heeft alles met demografie te maken: een gebrek aan ‘vers bloed’ door immigratie was een van de belangrijkste factoren in die ondergang. De zionistische leiders maakten – en maken – deze fout niet: immigratie blijft een belangrijke bron voor de groei van de Joodse bevolking binnen Israël.

Kruisvaarders vermoorden Joden

De andere partij in het Arabisch-Israëlische conflict grijpt om een andere reden graag terug op kruisvaarderstijden. Als historici vermomde propagandisten misbruiken de geschiedenis veelal voor hun moderne politieke agenda. Denk aan de recente pogingen binnen de VN het Joodse verleden van Jeruzalem uit te wissen of de lachwekkende theorieën over de Filistijnse of zelfs Kanaänitische afstamming van de Palestijnen. De redenatie luidt dat de Joodse staat een uiting is van westers imperialisme, zoals ook de kruistochten daar een vroeg voorbeeld van zouden zijn. Natuurlijk zijn er eindeloos meer verschillen dan overeenkomsten tussen de zionisten van de twintigste eeuw en de kruisridders van bijna een millennium geleden. Extremistisch-islamitische bewegingen bestempelen Amerikanen en Europeanen in het Midden-Oosten als ‘kruisvaarders’; met name tijdens de burgeroorlog in Irak en Syrië is deze retoriek veel gebruikt.

Het tegenovergestelde is natuurlijk waar: de heilige oorlog van moslimfundamentalisten om ‘hun’ landen te zuiveren van christenen en Joden, vertoont zowel qua religieuze motivatie als in zijn praktische uitvoering sterke overeenkomsten met de kruistochten. De misdaden van de Islamitische Staat tegen de jezidi’s – plundering, gedwongen bekering, massamoord – lijken opvallend veel op de pogroms van de kruisvaarders. Misschien is het enige positieve aspect van de massamoorden op de Joden in 1096, dat zij Arabische historici ervan weerhouden de kruistochten als de zoveelste (proto-) zionistische aanval op de islam te presenteren.

De misdaden van IS tegen de jezidi’s – plundering, gedwongen bekering, massamoord – lijken opvallend veel op de pogroms van de kruisvaarders

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *