Deel 2: de zestiende eeuw – Opmars naar een Volksverhuizing

Zeg je ‘Joden in Nederland’ dan denk je meteen aan de Amsterdamse Jodenbuurt en de Shoa. Maar de historie begint veel eerder. Met dank aan Maror reist het NIW in tien afleveringen door de Joodse geschiedenis van Nederland. Deze week deel 2: de zestiende eeuw.
In de eerste helft van de zestiende eeuw regeerde Karel V over een groot deel van Europa
In de eerste helft van de zestiende eeuw regeerde Karel V over een groot deel van Europa

Als uit het niets lijkt er tegen het eind van de zestiende eeuw een Joodse gemeenschap te ontstaan in de noordelijke Nederlanden. De kiem voor die plotselinge kentering ligt in de decennia daarvoor.

Als Karel V als jongen van zes jaar in 1506 de macht krijgt over de Lage Landen, wonen in de noordelijke regio van het continent maar weinig Joden. Karel wordt heerser over een enorm rijk, dat aan het einde van zijn regeerperiode niet alleen zijn ‘thuisland’ Spanje beslaat, maar het gehele Heilige Roomse Rijk. Dat bestaat grofweg uit het huidige Nederland en Vlaanderen, het oostelijke deel van Frankrijk, delen van Italië, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en een deel van Polen. Als heerser over dit uitgestrekte gebied biedt de vorst wel een bepaalde bescherming aan Joden, maar ze staan niet bovenaan zijn prioriteitenlijstje. Terwijl er een zekere stabiliteit in zijn rijk heerst, geldt dat niet voor zijn Joodse onderdanen.

De uitvoerende macht over de in het Roomse Rijk woonachtige Joden ligt hoofdzakelijk bij de landvoogden in de diverse gewesten en deelgebieden. Die kunnen in overleg met ‘stadhouders’ – plaatsvervangers van de heerser – of andere vertegenwoordigers in overleg met Karels hof in Brussel feitelijk gewoon hun eigen gang gaan. Dat geldt in de Nederlanden nog meer dan voor de Duitse ondergeschikten aan Karel. Joden zijn aan hun grillen of welwillendheid overgeleverd.

In Spanje is de inquisitie al van kracht, die zich naar andere gebieden in Karels rijk zal uit breiden. Als in 1536 ook in Portugal de inquisitie wordt ingesteld, wordt voor Joden de noodzaak een vluchtroute uit het Iberisch Schiereiland te organiseren alleen maar groter.

Een geheim reddingsfonds moet helpen de Joden te evacueren

Daar wordt in de jaren daarvoor al op geanticipeerd. Er wordt een consortium opgericht van Joden in vooral Lissabon en Antwerpen, rijk geworden met de handel op de Oost. Ze richten een uiterst geheim fonds op dat Joden, inclusief de quasibekeerde marranos, uit het Iberisch Schiereiland moet evacueren.

Dit is de eerste keer dat zo’n Joods reddingsfonds tot stand wordt gebracht, in de eeuwen daarna zullen er meerdere volgen. Karel V heeft van dat fonds gehoord, bewijzen kan hij het echter niet. Maar wat zou hij er graag de hand op leggen. Als hij dit pact van de falsos cristianos, zoals hij ze noemt, zou kunnen blootleggen, zou hij beslag kunnen leggen op het enorme vermogen die dit fonds beheert.

Vette buit

De voornaamste vluchtroute gaat vanuit Portugal naar de havens van Engeland en van daaruit naar Vlaanderen; met name naar Antwerpen waar de eerste Sefardische Joden zich al in 1511 hebben gevestigd. Dan gaat het door naar Frankrijk en het Rijnland, tot in het huidige Italië. Als Joden tot daar uit de grijpgrage handen van de overheid en die van de inquisitie kunnen blijven, kunnen ze verder trekken naar veiliger oorden als Thessaloniki en Constantinopel, de zetel van het rijk van Suleiman de Grote. Er is een verslag bewaard gebleven van de converso Samuel Usque, die de vluchtelingen vanuit het zuiden en Engeland in Antwerpen aan ziet komen, vaak totaal berooid en grauw van zeeziekte en de ontberingen onderweg. Een waardevol kleinood dat de barre tocht overleefde, kan in de stad door Joodse ingewijden worden omgezet in wissels. En die kunnen bijvoorbeeld in Italiaanse stadstaten die niet tot het rijk van Karel V behoren, zoals Ferrara, worden verzilverd voor een verdere reis naar het oosten.

Dit is precies de route die de rijkste vrouw van Europa aflegt: doña Gracia Nasi, alias Beatrice Mendes. Haar voorouders zijn vanuit Spanje naar Portugal gevlucht en zij trouwt in 1528 met haar oom Francisco Mendes die een vermogen heeft opgebouwd in de peperhandel. Tien jaar later, na het overlijden van Francisco, vlucht zij naar Antwerpen, dan al een belangrijke stad en Joods centrum in de noordelijkwestelijke delen van het keizerrijk. Eenmaal in Antwerpen maakt zij die route ook voor andere Joden mogelijk, en voor een groot deel wordt zij er verantwoordelijk voor. Hoe die route precies in zijn werk gaat, beschrijft historicus Simon Schama tot in detail in het tweede deel van De geschiedenis van de Joden.

Agnolo Bronzino, Portret van Beatrice Mendes, 1540

Karel V heeft doña Gracia in het vizier, zijn ogen zijn vooral gevestigd op haar enorme rijkdom. Azend op de vette buit van het reddingsfonds, zet hij de vermogende weduwe in Antwerpen onder zware druk haar dochter Ana uit

Gracia Nasi weigert haar dochter uit te huwelijken aan hertog Alva

te huwelijken de veel oudere ambitieuze Spanjaard Fernando Alvarez de Toledo. Later een gevreesd man in de Lage Landen: hij is de derde hertog van Alva, die in 1533 is benoemd tot generaal.

Ontslag

Karel V’s plan om Alva en Ana in het huwelijk te laten treden, mislukt. Gracia Nasi weigert categorisch. Er zit voor haar in 1544 niets anders op dan Antwerpen in het diepste geheim te ontvluchten, waarmee deze vluchtroute meteen een stevige deuk oploopt. Later neemt zij haar intrek in een palazzo aan het Canal Grande in Venetië en vervolgens vertrekt zij naar Ferrara, om uiteindelijk in het Constantinopel van Suleiman de Grote asiel te vinden, zoals zoveel uit het Iberisch Schiereiland gevluchte Joden met haar.

De in 1507 geboren hertog van Alva zelf komt in onze nationale geschiedenisboeken terecht als Filips II, de zoon en opvolger van Karel V, hem na de beeldenstorm in 1566 op de rebelse Lage Landen afstuurt met een leger van tienduizend man. Hij komt recht tegenover Willem van Oranje te staan. Het is het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Filips II en de Duitse edelman zijn oude bekenden en leeftijdsgenoten, ze groeiden beiden deels op aan het keizerlijk hof in Brussel.

Alva voert een snoeihard beleid, met name tegen Joden

Alva voert jarenlang een snoeihard beleid in de Nederlanden, met name tegen Joodse inwoners. Maar in 1573, een jaar nadat de calvinistische geuzen Den Briel hebben ingenomen, neemt hij ontslag. Hij heeft genoeg van de weerbarstige, koude Lage Landen. Het lukt hem niet grote steden als Antwerpen te onderwerpen en hij trekt zich terug op het Iberisch Schiereiland, waar hij in 1580 nog wel even Portugal voor zijn broodheer Filips II verovert. Veel Joden die daar in het diepste geheim hun religie uitoefenen, bereiden zich voor op eenzelfde vlucht als de Antwerpse Sefardische Joden eerder deden. Alva overlijdt uiteindelijk in 1582 in Tomar, de stad waaraan het NIW in de Portugalspecial (NIW 26) aandacht besteedde vanwege de ooit florerende Joodse gemeenschap.

Antwerpen en Appingedam

De opmaat naar de intocht van Joden in Nederland is dan al begonnen. Antwerpen, waar veel Joden in de zestiende eeuw hun heil hebben gevonden en waar ze verantwoordelijk waren voor een groot deel van de welvarendheid, wordt in 1584 – het jaar waarin Willem van Oranje vermoord wordt – omsingeld door Spaanse troepen. Na een periode van uithongering trekt de hertog van Parma in 1585 de stad binnen. De vluchtroute van Joden naar deze stad is dan vrijwel afgesloten. Pas in 1598 blijkt de Portugese gemeenschap zich daar een beetje te hebben hersteld. Er zijn dan weer 93 ‘Portugese bedrijven’ actief. Maar de marranos die de zuidelijke route niet willen volgen, gaan op zoek naar een nieuwe bestemming. Weldra wordt die gevonden in het nog noordelijker gelegen Amsterdam.

Is het Iberisch Schiereiland de enige locatie waaruit Joden naar Holland trekken? Beslist niet. Asjkenazische Joden vinden bijna tegelijkertijd hun weg naar Mokum Alef, het nieuwe Jeruzalem. Zij trekken ook naar naburige provincies die zich beginnen te verenigen in de opstand tegen het Spaanse bewind. En ook die volksverhuizing, minder goed gedocumenteerd dan die van de Sefardiem, heeft een voorgeschiedenis die zich al in de zestiende eeuw aandient. Toch lijkt er in de tweede helft van die eeuw geen Jood in het huidige Nederland te wonen.

Een unieke plek waar nog kond wordt gedaan van Joden, is het uiterste noorden, zo blijkt uit twee geschriften. In 1563 krijgt in Appingedam Joest Muesken de Joede toestemming geld op onderpand uit te lenen. Simon Michaëls krijgt in 1573 eenzelfde toestemming in Groningen. Verder wordt gewag gemaakt van Joden aan de overkant van de Eems, in Oost-Friese steden als Emden en Norden. Maar die plaatsen liggen allemaal ver buiten bereik van de lange arm van het hof in Brussel.

Zondebok

In het noordelijke en centrale deel van het Heilige Roomse Rijk verslechtert de situatie van Joden. Gedurende de zestiende eeuw moeten ze daar uit verschillende steden vertrekken: van Rothenburg ob der Tauber in Beieren in 1519 tot Nordhausen in Thüringen in 1559. En soms gaat het verder dan alleen verdrijving uit een stad. Dan worden Joden verbannen uit een vorstendom, zoals uit Württemberg (1551) en Brandenburg (1573).

Wel blijven er een paar vrijplaatsen over, zoals Frankfurt am Main, Worms en Straatsburg. Omdat Joden hun traditionele beroepen overgenomen zien worden door christenen, verslechtert hun economische positie. Steeds meer Joden zien zich gedwongen zich toe te leggen op tweedehands goederen en andere kleine handel.

Daarnaast zijn zij de slachtoffers bij uitstek als de lokale heerser in zijn gebied onlusten wil onderdrukken en dan maar de Jood als de zondebok aanwijst. In sommige gebieden worden hun allerlei beperkende maatregelen opgelegd en Joden moeten uiteraard Schutzgeld betalen aan zowel Karel V als diens opvolger voor het gebied dat grofweg Duitsland, Centraal-Europa en een deel van Polen beslaat.

Daarbij moet worden aangetekend dat Karels voorgangers met liefde extra belastingen aan Joden oplegden en ze uitpersten zodra ze zelf in geldnood kwamen. Dat gebeurt niet onder Karels bewind, wat dat aangaat is de keizer enigszins ‘objectief’. Daarnaast ligt zijn focus vooral op de van het Iberisch Schiereiland gevluchte crypto-Joden, die hij veel meer wantrouwt en die veel rijker zijn dan hun Asjkenazische geloofsgenoten.

De bewegingsvrijheid van Joden wordt in de zestiende eeuw steeds verder ingeperkt

Dat geldt overigens niet voor de bewoners van deze ‘Duitse’ streken zelf, die in het beste geval de Joden gedogen. In Geschiedenis van de Joden in Nederland stelt Daniel Swetschinski dat Karels relatief milde houding tegenover de Joden in dit gebied te danken is aan Josel van Rosheim. Deze Jood die enige tijd optreedt als leider van zijn gemeenschap in dit deel van het rijk lijkt een redelijke verstandhouding met Karel V te hebben. Hij noemt de keizer zelfs ietwat overdreven ‘een engel Gods’. Josel is vaak de redder in de nood, nu de steeds armer wordende Joden kwetsbaarder en verstrooider raken. Ontegenzeggelijk wordt de bewegingsvrijheid van Joden in de zestiende eeuw steeds verder ingeperkt en ook Josel van Rosheim kan daar niets aan doen.

Alva’s ijzeren vuist

Antonio Moro, Fernando Álvarez de Toledo, derde hertog van Alva

Dat verbetert niet wanneer de reformatie na 1517 zijn intrede doet in de Duitse regio. Van Maarten Luther is bekend dat hij zo ongeveer net zo’n hekel aan Joden had als de gezagsdragers in Spanje. En Joden in de Lage Landen, ver buiten de dempende invloed van Karel V, zijn overgeleverd aan plaatselijke gezaghebbers. Als lokale autoriteiten bij uitzondering een klein aantal Joodse families uit oostelijker gelegen delen in hun stad willen opnemen, krijgen ze te maken met de landvoogdes: Maria van Hongarije, een zuster van Karel V.

Tot haar ongenoegen heeft Maria gezien hoeveel Joden uit het Iberisch Schiereiland zich in Antwerpen hebben gevestigd. Daarom krijgt Nijmegen van haar in 1544 nul op het rekest wanneer de burgemeesters verzoeken een paar Joodse gezinnen op te nemen. Ook een verzoek van de stad Deventer meer Joden toe te laten, legt zij naast zich neer. Daarop volgen officiële verordeningen voor Roermond, Venlo, Zaltbommel en Zutphen. Wel mogen onder haar opvolgster Margaretha van Parma twee Joodse artsen in 1560 hun beroep uit blijven oefenen in het Overijsselse Hasselt.

Als Alva in 1567 in de regio arriveert, denkt hij het hele gebied binnen zes maanden te onderwerpen. Dat probeert hij met ijzeren vuist. Landvoogdes Margaretha van Parma kan het niet aanzien en treedt af, waarna Alva, met een carte blanche van Filips, haar opvolgt. In 1568 stelt hij de Raad van Beroerten in, bekend als de Bloedraad. De ijzeren vuist is niet alleen gericht tegen de opkomende calvinisten, maar ook tegen de Joden. Hij geeft de autoriteiten in de Nederlanden opdracht ‘leden van het oude volk’ te verbannen. Zo geeft hij stadhouder Willem van Oranje de opdracht alle Joden in Arnhem de stad uit te sturen en hun bezittingen te confisqueren. De stadhouder antwoordt dat hij Alva moet teleurstellen: noch in Arnhem, noch in Nijmegen is een Jood woonachtig.

Op naar de Gouden Eeuw

Een paar jaar later zal alles anders zijn. De weg naar Amsterdam, het nieuwe Jeruzalem, is gevonden. Terwijl de Opstand in alle hevigheid woedt, komen Joden vanuit Portugal, Antwerpen, soms via Middelburg, en vaak lopend uit het oosten aan in de razendsnel opbloeiende havenstad. Hoewel ook andere Hollandse steden de immigranten aantrekkelijke voorwaarden bieden, kiest het gros voor Amsterdam, waar binnen een tiental jaren ineens een duidelijke Joodse aanwezigheid is. De een trekt naar de stad om economische redenen, de ander om de ruime mate van godsdienstvrijheid. In aanwezigheid van een stevige Joodse gemeenschap, met rijken en armen, breekt de Gouden Eeuw aan. De Joodse economische macht is daarvan een wezenlijk onderdeel.

Bronnen voor deze serie zijn onder meer:

  • Hans Blom, David Wertheim, Hetty Berg en Bart Wallet (red.), Geschiedenis van de Joden in Nederland. Balans 2017
  • Simon Schama, De geschiedenis van de Joden. Deel 2: erbij horen 1492–1900. Atlas Contact 2017
  • Andrée Aelion Brooks, The woman who defied kings: the life and times of Dona Gracia Nasi. Paragon House 2002
  • Joods Cultureel Kwartier, Canon van 700 jaar Joods Nederland, joodsecanon.nl
  • Historiek.net

Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Geschiedenis van Joods Nederland

Deel 2: de zestiende eeuw – Opmars naar een Volksverhuizing