Aflevering 3: Hollywood – De jaren zeventig

De omwentelingen in de Amerikaanse samenleving in de jaren zestig lieten de filmindustrie niet ongemoeid. Zo zelfs dat er gesproken werd van het ‘nieuwe Hollywood’. Het leidde tot een ongekend creatief decennium in de filmgeschiedenis, waarin Joodse regisseurs en acteurs een hoofdrol opeisten.
De iconische poster van Jaws  Universal
De iconische poster van Jaws  Universal

Wat New Hollywood precies betekent is lastig te definiëren, maar duidelijk is dat aan het einde van de jaren zestig een nieuwe generatie Amerikaanse filmmakers is opgestaan. Het einde van het studiosysteem en de concurrentie van televisie brengen de kunst terug aan het front van de branche. De macht verschuift van producenten naar regisseurs, waardoor artistieke vormgeving aan invloed wint tegenover de vooral op kassucces gerichte inhoud. Jonge filmmakers verbreden hun blik en vinden inspiratie in de Franse nouvelle vague, in Italië, in Japan. Het filmpubliek verjongt en laat zich niet meer afschepen met voorspelbare westerns en gezellige musicals.

Het leidt tot een ongekende explosie van talent. Lee Strasberg ontwikkelt zijn method acting, waarbij de acteur zich volledig onderdompelt in zijn rol en zijn eigen ervaringen gebruikt in zijn spel. Dat leidt tot een nieuwe generatie karakterspelers, die in weinig lijken op de vooral op uiterlijk geselecteerde supersterren van weleer. Maar ook achter de camera wordt alles anders. In de jaren zeventig komen de namen op die vijftig jaar later nog steeds de titanen van de filmkunst zijn: Francis Ford Coppola, Steven Spielberg, Martin Scorsese, Woody Allen, George Lucas, William Friedkin, Michael Cimino, Milos Forman.

Wie dit rijtje bekijkt van grote regisseurs die allemaal hun doorbraak eind jaren zestig, beginjaren zeventig beleefden, zal opmerken dat elke tweede Joods is. Maar het had net zo goed voor twee derde of driekwart uit Joodse filmmakers kunnen bestaan. De jaren zeventig waren een mengeling van oude en nieuwe grote Joodse namen: Fred Zinnemann, Stanley Kubrick, Sidney Lumet, Alan J. Pakula, Sidney Pollack, noem ze maar op. Ondanks het einde van het door Joden opgerichte en gedomineerde studiosysteem, kan het decennium beschouwd worden als het creatieve en commercieel succesvolste hoogtepunt van de twintigste eeuw.

Dominantie

Dat blijkt direct al in 1970 met de kaskraker Love story. Achter de camera is de film een bijna exclusief Joodse aangelegenheid met regisseur Arthur Hiller en het draaiboek van Erich Segal, gebaseerd op zijn eigen roman. Minder bekend is dat ook de acteurs Joods zijn, want al klinken de namen van hoofdrolspelers Ryan O’Neal en Ali MacGraw als een strikt Iers-Amerikaanse aangelegenheid, beiden zijn wel degelijk deels van Joodse afkomst. O’Neals moeder stamt af van Asjkenaziem en MacGraws moeder was de dochter van Hongaars-Joodse immigranten. Datzelfde jaar levert Elliott Gould (eigenlijk Goldstein) een opvallende vertolking af van een legerarts in Korea, hoewel MASH eigenlijk een satire over de Vietnamoorlog is. De film is een voorloper van de gelijknamige tv-serie, die het ruim tien jaar zal volhouden.

Elliott Gould in MASH 20th century fox

1971 is het jaar van de creatieve dominantie van Joodse filmmakers. Vier van de vijf regisseurs die dat jaar genomineerd worden voor de Oscar, zijn Joods. En de vijfde? Dat is de Canadees Norman Jewison, de filmmaker met de meest Joodse naam in Hollywood die ook nog eens genomineerd wordt voor de meest Joodse film van het jaar: Fiddler on the roof, bij ons bekend als Anatevka. Het is de door Joseph Stein geschreven verfilming van de gelijknamige Broadwaymusical uit 1964, die op zijn beurt is gebaseerd op de roman van Sjolem Aleichem. Hoofdpersoon Tevje wordt gespeeld door de Israëlische acteur, zanger en komiek Chaim Topol, die voor zijn rol een Oscarnominatie in de wacht sleept.

Friedkins rauwe realisme is een voorbeeld van de New Hollywood-generatie

Maar de beste films van 1971 zijn het gewelddadige A clockwork orange van Stanley Kubrick, met zijn 43 jaar dan al bijna een oude rot in het vak, en de misdaadthriller The French connection van de doorbrekende regisseur William Friedkin. De iconische politiefilm pakt alle belangrijke Oscars in dat jaar, onder andere voor de Joods-Amerikaanse cameraman Owen Roizman, en wordt beschouwd als de meest invloedrijke film in het genre. Friedkins rauwe realisme wordt gezien als een typisch voorbeeld van waar de New Hollywood-generatie voor staat.

Misdaadkomedie

Datzelfde geldt natuurlijk voor de belangrijkste film van het jaar daarop: The godfather. Hoewel dit meer een Italiaans-Amerikaans dan een Joods project is, betekent Francis Ford Coppola’s maffia- epos wel de grote doorbraak van de onlangs overleden James Caan. Zijn opvliegende Santino ‘Sonny’ Corleone blijft een van de meest memorabele personages uit de geschiedenis van Hollywood en zijn bloedige sterfscène bij een tolhuisje net buiten New York staat de liefhebber voor eeuwig in het geheugen gegrift.

Een musical zonder Joden is ook in 1972 in Hollywood een onmogelijkheid

Datzelfde jaar maakt Joseph L. Mankiewicz de heerlijke misdaadkomedie Sleuth, gebaseerd op het toneelstuk van de Brits-Joodse schrijver Anthony Shaffer. Een musical zonder Joden is ook in 1972 in Hollywood een onmogelijkheid. Dat bewijst Joel Grey, wiens ouders in werkelijkheid Katz en Epstein heten, door een Oscar te winnen voor zijn rol als de ceremoniemeester in Cabaret. Opvallend weetje: Grey regisseerde in 2019 op 87-jarige leeftijd de Jiddisje versie van Fiddler on the roof: Fidler afn dakh. Blondine Shelly Winters, al actief in Hollywood sinds de Tweede Wereldoorlog, zet een memorabele vertolking neer in het rampenspektakel The Poseidon adventure.

De samenwerking tussen Paul Newman en Robert Redford in Butch Cassidy and the Sundance Kid (1969) deed de harten van vrouwelijke bioscoopgangers sneller kloppen en smaakte naar meer, dus wordt het duo in 1973 herenigd in The sting. De film wordt een doorslaggevend succes bij de critici, de Oscars en het publiek, maar eerlijk is eerlijk: het is de laatste goede productie die Newman dit decennium maakt. Zijn medespeler Redford scoort daarentegen datzelfde jaar nog een enorme hit, met Barbra Streisand in het romantische The way we were van regisseur Sidney Pollack. De Joodse filmmaker zal in de jaren zeventig nog twee films maken met de blonde hartenbreker: de spionagethriller Three days of the condor en het westerndrama The electric horseman. Uiteindelijk zullen Redford en Pollack in zeven films samenwerken.

Horrorgenre

In 1973 wordt karakteracteur John Houseman (eigenlijk Jacques Haussman) beloond met een Oscar voor zijn rol als een door zijn studenten gevreesde hoogleraar aan Harvard. Een opvallend succes voor toneelacteur Houseman, want op 71-jarige leeftijd is The paper chase zijn eerste filmrol. Regisseur William Friedkin doet opnieuw van zich spreken. Twee jaar nadat hij de politiefilm voorgoed veranderde met The French connection doet hij hetzelfde met het horrorgenre. The exorcist wordt de film met een ‘R-rating’ (ongeschikt voor jongeren onder de 17 volgens de filmkeuring) die het meeste geld oplevert in de geschiedenis van Hollywood.

Bioscoopgangers moeten overgeven of vallen flauw tijdens The exorcist

The exorcist is niet voor kijkers met zwakke magen: talloze bioscoopgangers moeten overgeven of vallen flauw tijdens de meer expliciete scènes, er zijn zelfs berichten over miskramen en hartaanvallen onder het publiek.  

Een jaar later scoort de Pools-Joodse Roman Polanski (geboren als Roman Liebling) zijn tweede grote hit sinds zijn komst naar Hollywood: hij herhaalt het succes van Rosemary’s baby uit 1969 met het neo-noir mysterie Chinatown, geschreven door scenarist Robert Towne (eigenlijk Robert Schwartz). Maar als er één jaar genoemd moet worden als het hoogtepunt van creatief en commercieel Joods succes in de filmindustrie, is het 1975. Het is het jaar dat Jack Nicholson de onvergetelijke Randle McMurphy neerzet in One flew over the cuckoo’s nest. Nicholson is niet Joods, evenmin als zijn al even memorabele tegenspeelster Louise Fletcher als zuster Mildred Ratched. Wie dat wel zijn? Producenten Michael Douglas en Saul Zaentz, scenarist Bo Goldman en natuurlijk regisseur Milos Forman.

Interessant detail: de rechten van de gelijknamige roman van Ken Kesey waren gekocht door Kirk Douglas, die in de jaren zestig de rol van McMurphy op de toneelplanken van Broadway speelde.

Kirk Douglas verkocht de rechten van One flew over the cuckoo’s nest aan zijn zoon Michael

De Joodse superster probeerde vervolgens zonder succes een filmversie van de grond te krijgen, maar toen geen studio interesse toonde, verkocht hij de rechten aan zijn zoon Michael. Die schakelde Forman in, die wegens kritiek op de communistische autoriteiten kort daarvoor uit Tsjechoslowakije was verbannen. De rest is filmgeschiedenis. One flew over the cuckoo’s nest – de titel is afkomstig uit een kinderrijmpje – wordt de tweede film die de Oscars voor beste film, regie, scenario, acteur en actrice wint.

____________________

Hoffman vs. Hoffman

Een van de opvallendste veranderingen in het Hollywood van de jaren zeventig was dat de grote mannelijke filmsterren niet langer het gezicht van een fotomodel of het lichaam van een atleet hoefden te hebben. Die waren er nog wel, denk aan Robert Redford of actieheld Clint Eastwood, maar de vier grootste namen van het decennium waren niet langer ’wasps’ (blanke, Angelsaksische protestanten), maar de Ierse Amerikaan Jack Nicholson, de ‘Italianen’ Robert De Niro en Al Pacino en de Joodse Dustin Hoffman.

Die laatste werd op 8 augustus 1937 in Los Angeles geboren als afstammeling van Oekraïens- en Roemeens-Joodse immigranten, en vernoemd naar een acteur uit de tijd van de stille film. Hoffman ging in de leer bij Lee Strasberg, de vader van het method acting met wie hij zijn leven lang bevriend bleef. Hij brak in 1967 door als Mrs. Robinsons minnaar in The graduate, een rol waarvoor hij zijn eerste Oscarnominatie verdiende. Alles wat hij in de jaren daarop aanraakte, veranderde in goud. Voor zijn vertolking van ‘Ratso’ Rizzo in Midnight cowboy ontving hij zijn tweede nominatie. En de jaren zeventig moesten nog beginnen.

Dustin Hoffman en Meryl Streep in Kramer vs. Kramer Columbia

In 1970 speelde Hoffman de titelrol in Little big man. Een Jood als indiaan op het witte doek? Vandaag de dag ondenkbaar, toen gelukkig nog heel normaal. Een jaar later volgde Sam Peckinpahs extreem gewelddadige Straw dogs, over een pacifist die wordt gedwongen zijn principes overboord te zetten. De acteur straalde naast Steve McQueen in Papillon, de verfilming van Henri Charrières roman over diens ontsnapping van Duivelseiland. Voor zijn portret van komiek Lenny Bruce in Lenny (1974) kreeg Hoffman zijn derde Oscarnominatie.

Twee jaar later was hij de ster in liefst twee filmklassiekers. In All the president’s men als Washington Post-journalist Carl Bernstein die samen met Bob Woodward (Robert Redford) het Watergateschandaal in de openbaarheid brengt. En in het door William Goldman geschreven Marathon man jaagt Hoffman als ‘Babe’ Levy op de ‘Witte Engel’, een door Laurence Olivier gespeelde concentratiekamparts.

Zijn mooiste rol bewaarde Dustin Hoffman voor het laatste jaar van het decennium. Ted Kramer is een vader die zich gedwongen ziet zijn zoontje Billy alleen op te voeden als zijn vrouw (Meryl Streep) het gezin verlaat. Het leverde de Joodse ster zijn vierde nominatie en eerste Oscar op. Kramer vs. Kramer betekende de doorbraak voor Streep en maakte van Hoffman de grootste naam in Hollywood.

____________________

Verrassing

Het kan niet op in ’75. Stanley Kubrick maakt het baanbrekende kostuumdrama Barry Lyndon met Ryan O’Neal in de titelrol. De film wordt gemaakt in het door sektarische terreur verscheurde Ierland en Kubrick krijgt tijdens de opnamen een telefoontje van de IRA: hij heeft 24 uur de tijd het land te verlaten of anders … Na zijn succes met 12 angry men in 1957 is het lang stil rond Sydney Lumet, maar in 1975 maakt de Joodse regisseur het schokkende Dog day afternoon, zijn tweede samenwerking met Al Pacino in een misdaaddrama na Serpico (1972).

In The Sunshine Boys spelen de Joodse komieken Walter Matthau en George Burns (geboren als Nathan Birnbaum) een duo dat een comeback probeert te maken nadat zij meer dan tien jaar niet met elkaar gesproken hebben. Beide acteurs verdienen een Oscarnominatie met de film, maar Burns gaat met het beeldje naar huis. Soms komt het zelfs ingewijden als een verrassing wanneer een acteur of actrice Joods blijkt te zijn. Ook in 1975 wint Lee Grant de Oscar voor beste bijrol in het door Robert Towne geschreven Shampoo. Lee Grant Joods? Dat blijkt minder verrassend voor wie de naam kent waarmee de actrice is geboren: Lyova Haskell Rosenthal.

Alsof dit allemaal niet genoeg is, maakt een nog geen dertigjarige regisseur zijn eerste grote film. Het gaat om een technisch uiterst moeilijk te verfilmen verhaal en de regisseur heeft sterk zijn twijfels over het project, want wie maakt er nou een film over haaien? Steven Spielberg dus, met Jaws, de onderwaterhorror die rekening houdend met inflatie nu meer dan twee miljard dollar heeft opgeleverd. Geen wonder dat Spielberg op slag de nieuwe golden boy van Hollywood is, u zult zijn naam vaker te lezen krijgen in deze serie.

Nog een regisseur die al snel scoort. In 1971 viert Alan J. Pakula succes met de thriller Klute, maar in 1976 is zijn triomf compleet als hij het Watergateschandaal verfilmt in All the president’s men. William Goldman verwerkt de journalistieke jacht van Washington Post-reporters Carl Bernstein en Bob Woodward (gespeeld door Dustin Hoffman en Robert Redford) tot een draaiboek voor de film die vier Oscars in de wacht sleept. En dat nog geen twee jaar nadat president Richard Nixon zijn ontslag indiende.

____________________

Brandende zadels en een jonge Frankenstein

Voor wie Woody Allens subtiele komedies uit de tweede helft van de jaren zeventig iets te pretentieus zijn, bood Joods Hollywood dat decennium een alternatief om de vingers bij af te likken. In 1974 beleefde komiek Mel Brooks zijn grote doorbraak als filmmaker met Blazing saddles, een hilarische westernpersiflage met een keur aan Joodse comedyacteurs: Gene Wilder als onzekere revolverheld, Madeline Kahn als femme fatale Lili von Shtupp (waarvoor zij een verrassende Oscarnominatie in de wacht sleepte), Harvey Korman als Hedley ‘HedLey!’ Lamarr, en Brooks zelf in een dubbelrol als een Jiddisj sprekend indianenopperhoofd en als gouverneur William J. Le Petomane, een achternaam die te vertalen is als ‘de flatulist’.

Gene Wilder en Madeline Kahn in Young Frankenstein 20th Century Fox

Blazing saddles, de eerste film ooit waarin een scheet te horen was, viel niet bij alle critici in even goede aarde, maar wordt inmiddels als een klassieker beschouwd. Datzelfde geldt voor Young Frankenstein uit hetzelfde jaar, met het verschil dat de critici daar wel lovend over waren. Waarschijnlijk omdat de horrorparodie een lager slapstickgehalte heeft en iets ‘volwassener’ aandoet. Opnieuw namen Gene Wilder en Madeline Kahn twee van de hoofdrollen voor hun rekening, terwijl de Brits-Joodse komiek Marty Feldman Frankensteins assistent Igor speelde. Beide films zijn vanwege hun culturele invloed geselecteerd voor behoud door het gezaghebbende Nationaal Filmarchief van de Library of Congress in Washington. De inmiddels 96-jarige Brooks, geboren als Melvin Kaminsky, beschouwt Young Frankenstein als zijn beste en Blazing saddles als zijn grappigste film. En vergeet Brooks memorabele woorden over comedy niet: “Tragedie is als ik mij in mijn vinger snij. Komedie is wanneer jij in een open riool valt en sterft.”

____________________

Mad as hell

Sidney Lumet blijft zijn stempel op de filmindustrie drukken. Zijn satirische Network schetst een beeld van de media dat in 2022 nog actueler is dan bij zijn verschijnen. Zijn film haalt vier Oscars op dat jaar en de slagzin van hoofdpersoon Howard Beale zal velen bijna een halve eeuw later nog steeds bekend in de oren klinken: “I’m mad as hell and I’m not going to take it anymore” (‘Ik ben woedend en ik pik het niet langer’). Network is geschreven door Sidney Chayevsky, een Joodse scenarist uit New York met de nogal Iers aandoende bijnaam ‘Paddy’. Chayevsky wint er zijn derde Oscar mee, na Marty (1955) en The hospital (1971).

Halverwege de jaren zeventig gooit Woody Allen het over een andere boeg

Komiek en regisseur Woody Allen probeerde aan het begin van de jaren zeventig vooral te scoren met slapstick en bizarre komedies als Bananas (1971), Everything you always wanted to know about sex (but were afraid to ask) uit 1972 en Love and death (1975), maar halverwege het decennium gooit de filmmaker, geboren als Allen Stewart Koningsberg, het over een andere boeg. Zijn Annie Hall bereidt de weg voor een heel nieuw genre: de intelligente romantische komedie. Allen wint de Oscars voor beste film en beste regisseur in 1977. Allen schreef Annie Hall speciaal voor Diane Keaton, die officieel Hall heet en als meisje ‘Annie’ werd genoemd. De succesvolle samenwerking met haar herhaalt de filmmaker in 1979 met Manhattan.

Ook voor acteur Richard Dreyfuss is 1977 een uiterst succesvol jaar, zowel artistiek als commercieel. Hij wint een Oscar voor zijn hoofdrol in The goodbye girl, geregisseerd door de Joodse filmmaker Herbert Ross en geschreven door toneelgigant Neil Simon. Daarnaast speelt Dreyfuss dat jaar de hoofdrol in Spielbergs volgende megasucces: Close encounters of the third kind.

George Lucas lanceert in Star Wars de carrières van Carrie Fisher en Harrison Ford

Spielbergs (niet-Joodse) vriend George Lucas lanceert in 1977 met zijn sciencefictionsprookje Star Wars de carrières van acteurs Carrie Fisher en vooral Harrison Ford, wiens moeder Dorothy Nidelman de dochter van Joodse immigranten uit Minsk is.

In stijl

In 1978 wint Peter Zinner, die als kind uit Oostenrijk vluchtte, een Oscar voor zijn montage van het Vietnamepos The deer hunter. Natuurlijk is de gemiddelde cinefiel vooral geïnteresseerd in acteurs en regisseurs, maar vermeldenswaard is dat Joden ook in de minder glamoureuze Hollywoodberoepen een grote rol spelen. Dat geldt voor camerawerk, montage, set- en kostuumontwerp, onder scenarioschrijvers en in de filmmuziek. Een mooi voorbeeld van dit laatste is New Yorker Marvin Hamlish. In 1974 was hij pas de tweede persoon die op één avond drie Oscars won: voor de muziek van The sting, voor dramatische muziek in The way we were en voor het liedje in diezelfde film. U weet wel, Barbra Streisand die zingt over misty watercolored memories … Maar Hamlish bereikt nog meer: hij behoort tot het selecte groepje dat de ‘EGOT’ wint: de Emmy, Grammy, Oscar en Tony. Sterker nog, hij is een van slechts twee ‘PEGOT’-winnaars, want hij krijgt ook nog eens een Pulitzerprijs.

Het voor Joods Hollywood zo succesvolle decennium wordt in 1979 in stijl afgesloten. Bette Midler speelt in The rose een op Janis Joplin gebaseerde rock-’n-rollzangeres die ten onder gaat aan de druk in de muziekwereld. De beste film van het jaar, Kramer vs. Kamer, levert Dustin Hoffman de Oscar voor beste acteur op. Hetzelfde overkomt de 78-jarige Melvyn Douglas (eigenlijk Hesselberg) voor zijn dragende bijrol in de verfilming van Jerzy Kosinski’s (geboren in Polen als Józef Lewinkopf) politiek-satirische roman Being there, met in de hoofdrol de Brits-Joodse Peter Sellers als onwetende tuinman die het met platitudes over tuinieren tot president van Amerika schopt. Een intellectueel lichtgewicht dat haast per ongeluk leider van de vrije wereld wordt, zoveel is er blijkbaar niet veranderd sinds de jaren zeventig.

Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Joods Hollywood

Aflevering 1: Hollywood – de jaren vijftig