Door Esther Voet
In een stad waar steeds minder Joden zich veilig voelen lijkt het ondenkbaar dat juist bij een aan antisemitisme gewijd monument medewerkers geen zichtbare kenmerken van hun Joods-zijn mogen dragen. Toch was dat zo, in het Anne Frank Huis. Een reconstructie van het gevecht om een keppel.
Een half jaar lang moest Barry Vingerling (25), publieksmedewerker bij het Anne Frank Huis, op toestemming van de Anne Frank Stichting wachten om tijdens werkuren zijn keppel te dragen. Bij het Anne Frank Huis, dat jaarlijks miljoenen bezoekers trekt omdat hier een Joods meisje ondergedoken zat omdat ze Joods was en dat later werd vermoord omdat ze Joods was, was het zichtbaar dragen van een keppel volgens Vingerling namelijk niet toegestaan.
“Ik heb er al maanden stress van, maar dit is voor mij een principiële, morele kwestie,” antwoordde Vingerling toen het NIW hem maandag benaderde over geruchten dat keppels bij publieksmedewerkers werden geweerd. Die geruchten bleken gegrond, bleek uit zijn relaas. De orthodoxe Vingerling had tijdens de sollicitatieprocedure geen keppel gedragen, maar dat begon te knagen. Hij wilde toch graag tijdens het werk een kipa op, zoals hij dat privé ook al jaren doet.

Barry Vingerling in september 2015 in het NIW in een artikel over Joden die een keppel dragen.
Not amused
Vingerling vertelde het NIW maandag geëmotioneerd: “Ik diende in oktober al netjes een verzoek in en besprak het met de bedrijfsleider. Toen kwam ik erachter dat het beleid was geen geloofsuitingen op de werkvloer te tonen als je in aanraking komt met het publiek. Ik schrok want ik was daarvan niet op de hoogte. Ik had niet verwacht dat het een issue zou zijn. Ik werk in het huis van Anne Frank, die moest onderduiken vanwege haar identiteit. In datzelfde huis zou ik mijn identiteit moeten verbergen?” Vingerling wendde zich vervolgens tot het Hoofd Museum, Dieuwke Maas. Zij leek welwillend en beloofde Vingerling snel antwoord. Maar ondanks herhaaldelijke reminders bleef dat antwoord uit. Rond diezelfde tijd won Vingerling ook advies in bij rabbijn Menno ten Brink, lid van de Raad van
Toezicht van de Anne Frank Stichting: “Die zei me dat het dragen van een pet in ieder geval een halachische oplossing was. Het museum heeft zwarte petjes met daarop de tekst ‘Anne Frank Huis’. Maar vijf weken later, het was inmiddels november, had ik nog steeds geen antwoord en was ik die pet zat. Toen heb ik de stoute schoenen aangetrokken, liet mijn pet één dag thuis en ben met kipa zichtbaar op gaan werken. Zo hoopte ik duidelijkheid krijgen.”
De leiding bleek not amused. Wel kwam er een gesprek met directeur Ronald Leopold. “Ik heb dat als een fijn gesprek ervaren. Ze zouden ermee aan de slag gaan en het binnen de stichting bespreken. Hij vroeg of ik tot die tijd toch een pet kon blijven dragen. Daarmee ging ik akkoord.”
De Anne Frank Stichting staat erom bekend zich over het algemeen zo neutraal mogelijk te willen opstellen. Vingerling: “Ze hebben het beleid zoveel mogelijk mensen de vrijheid te willen geven het Anne Frank Huis te bezoeken. Daarom zijn uitingen van religie en politiek niet gewenst, dat zou remmend werken, zo is het mij verteld. Die combinatie van religie en politiek lijkt me helemaal niet relevant. Wel vind ik het erg dat een museum over de Joodse Anne, dat zegt op te komen voor mensenrechten en zichtbaar wil maken hoe discriminatie en vooroordelen werken, zo’n keuze maakt. Het Anne Frank Huis zou juist moeten gaan over inclusiviteit. Zou het niet mooi zijn om ook een publieksmedewerkster te hebben met een hoofddoekje dat het verhaal van de Joodse Anne vertelt?”
Vragen
Afgelopen maandag had Vingerling nog altijd niets gehoord. Er stond pas op 15 mei een afspraak voor een nieuw gesprek met de directie. Sinds oktober werd dus al diep nagedacht over een antwoord. Vingerling: “Ik begrijp niet waarom dit zo lang moet duren. Ik draag mijn keppel nog steeds verhuld onder een petje, wat me door sommige bezoekers niet in dank wordt afgenomen. Zo kreeg ik een keer het verwijt dat ik respectloos tegenover de bezoekers was omdat ik ze met een pet op te woord stond.”
Na dit gesprek kwam de zaak in een stroomversnelling. Het NIW stelde direct na Vingerlings verklaring op maandagmiddag een aantal schriftelijke vragen aan de afdeling communicatie en de directie over deze zaak. Ook nam het NIW dinsdagochtend contact op met het Anne Frank Fonds in Bazel, de organisatie van de erven van Anne Frank. Yves Kugelmann, bestuurslid van het Fonds, reageerde afkeurend op dit non-kipa-beleid.
Tegengestelde verklaringen
Diezelfde ochtend nam Vingerling contact op met de redactie van het NIW. De Stichting had hem gebeld en wilde het geplande gesprek van 15 mei vervroegen naar… dinsdagochtend. Na die bijeenkomst, waarbij de Stichting werd vertegenwoordigd door zakelijk directeur Garance Reus-Deelder, belde Vingerling opgelucht met het NIW. Reus-Deelder had verklaard dat zijn zaak in de Raad van Toezicht was besproken en dat Vingerling zijn keppel nu toch zichtbaar mocht gaan dragen.
Eind goed al goed, zou je zeggen. Maar er blijven vraagtekens. Deze uitleg staat namelijk haaks op verklaring die rabbijn Menno ten Brink gaf toen het NIW hem over de zaak belde. Dat was vlak voordat Vingerling door de Stichting werd gebeld om diezelfde dinsdagochtend nog in gesprek te gaan. Ten Brink toonde zich verwonderd dat de kwestie nog speelde. “Die zaak was toch al een halfjaar geleden afgehandeld? De richtlijn is duidelijk: op kantoor mogen er wel religieuze symbolen worden gedragen, in het museum zelf niet. Dat wist Barry ook,” volgens Ten Brink. “En het ging niet alleen om een kipa. Het ging om de vraag of je als publieksmedewerker überhaupt met religieuze hoofdbedekking mocht rondlopen in de publieke ruimte. En daarop was het antwoord ‘nee’. Ik dacht dat dat inmiddels duidelijk was.” De vraag wat de rabbijn zelf vond van het feit dat een Joodse jongen geen keppel mocht dragen in de publieksruimte van nota bene het Anne Frank Huis, weigerde hij te beantwoorden. “Daarvoor moet je bij de directie zijn,” antwoordde hij.
De situatie heeft Vingerling zeer aangegrepen. Terwijl hij zijn verhaal vertelde, kreeg hij vlekken in zijn nek en kon hij zijn emoties nauwelijks onderdrukken. “Ik sta in deze strijd alleen tegenover de directie en vind dat ook de gemeenschap hiervan op de hoogte moet zijn,” waren zijn woorden aan het eind van het gesprek op maandag. Nu lijkt hij deze principestrijd na een halfjaar toch te hebben gewonnen. Maar waarom dat zo lang heeft moeten duren, blijft een raadsel.
Reactie Anne Frank Stichting
“Tot voor kort hadden wij op dit punt geen beleid, eenvoudigweg omdat ons nog nooit een verzoek had bereikt tot het dragen van dergelijke uitingen. Uw suggestie dat het ons beleid is dat medewerkers geen zichtbare religieuze uitingen mogen dragen, is derhalve onjuist.Een half jaar geleden bereikte ons voor het eerst een verzoek van een medewerker om te mogen werken met een keppeltje op. De gedragscode van de Anne Frank Stichting schrijft voor dat medewerkers die in het museum werken herkenbaar moeten zijn voor bezoekers en dat zij daartoe onze bedrijfskleding dragen. Tevens moeten medewerkers te allen tijde representatief zijn tijdens het werk. De gedragscode geeft evenwel geen duidelijkheid met betrekking tot religieuze uitingen.
Naar aanleiding van het verzoek van de medewerker om een keppeltje te mogen dragen is de wenselijkheid van beleid op dit punt aan de orde gekomen. Oordeelsvorming op een dergelijk belangrijk onderwerp gebeurt bij de Anne Frank Stichting zorgvuldig en in overleg met de verschillende geledingen van de organisatie, waaronder de Raad van Toezicht. Dat vergt enige tijd. Met instemming van de betrokken medewerker is daarom een voorlopige afspraak gemaakt die tegemoet kwam aan de voorschriften van zijn religieuze overtuiging, in casu de wens tot hoofdbedekking. De medewerker heeft de afgelopen maanden een pet (onderdeel van onze bestaande bedrijfskleding) gedragen.
Inmiddels hebben wij, op basis van nader onderzoek en na overleg met het management team en leden van de Raad van Toezicht, besloten dat religieuze uitingen gedragen mogen worden in het museum en op de werkvloer.”
Geen Israëlische vlag
Het NIW ontving ook reacties van Israëlische bezoekers aan het Achterhuis. De audiotours die in verschillende talen beschikbaar zijn worden aangegeven met vlaggetjes: de Duitse, de Engelse, de Franse, et cetera. Er is ook een audiotour in het Hebreeuws, maar daarvoor was een periode lang geen Israëlische vlag. Het waren Hebreeuwse letters die de tours in het Hebreeuws aangaven. Dat is inmiddels gelukkig aangepast door over de letters een sticker van de Israëlische vlag te plakken. Wie goed kijkt ziet de letters daaronder nog zitten. Het NIW vroeg ook daarover een reactie. “Sinds half april 2017 kunnen onze bezoekers gebruikmaken van een audiotour. Deze audiotour is in samenwerking met een extern bedrijf tot stand gekomen. Zij waren onder andere verantwoordelijk voor de hardware. De taalaanduiding voor Ivriet werd door dat bedrijf geleverd in tekstvorm in plaats van als vlag. Wij hebben kort na levering de opdracht gegeven aan het bedrijf de tekst in het Ivriet te vervangen door de Israëlische vlag,” aldus de stichting.