We zagen het op RTV Drenthe: Dirk Mulder, directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, vertelde hoe hij naar aanleiding van zijn besluit mee te werken aan de Nacht van de Vluchteling vanuit Westerbork, bedreigingen had ontvangen. Mulder: “Ik kon een nekschot krijgen” en hij was beledigd door “mensen die tegen vluchtelingen zijn en mensen uit Joodse hoek”. Het was nieuws van maandagmiddag 29 april, vlak voor de herdenkingsdagen die voor de Joodse gemeenschap traditioneel zeer beladen zijn, terwijl de commotie over de kwestie al lang was verstomd. Mulder had de hevige protesten van Joodse Nederlanders – sommigen verbonden aan Westerbork zelf maar ook van het CJO – naast zich neergelegd. De wandeling zou gewoon doorgaan.
Bedreigingen zijn ontoelaatbaar. Altijd. Overal. Uiteraard ook als die uit Joodse hoek komen. Mulder had daar meteen aangifte van moeten doen. Dat heeft hij nog niet gedaan, zo erkent hij in het interview dat hij deze week met het NIW had. Mulder geeft de bedreigingen op als reden voor de afgelasting. Het ging hier dus helaas niet om voortschrijdend inzicht, maar om het toegeven aan die dreigementen.
Op het artikel op pagina 11 dat wij Mulder ter inzage stuurden, kwam woensdagmiddag tien over half zes een epistel terug dat zich qua lengte kon meten met het artikel zelf. Nergens erkent Mulder dat de beslissing zelf niet zo slim was en dat hij de commotie dus misschien aan zichzelf te danken had. Hij kende immers ook Joden die wel achter dit plan stonden. Naar hen had hij besloten te luisteren en tegelijkertijd legde hij de gevoelens van Holocaustslachtoffers en hun nabestaanden die er grote moeite mee hadden, achteloos naast zich neer. Je mag van een man in deze functie meer empathie verwachten. Het verbaast mij zeer dat een directeur van Westerbork niet begrijpt dat het getuige de commotie om een grote groep gaat die niét achter het plan staat.
Mulder presenteert zichzelf als slachtoffer: van verontwaardigde Joden. Geen enkele zelfreflectie: niet over zijn besluit, niet over zijn onhandige manier van communiceren, niet over het in de kou laten staan van de verontwaardigden, en ook niet over hoe hij het advies van het CJO in de wind sloeg. Mulder vindt dat de beledigingen en bedreigingen aan zijn adres te wijten zijn aan NIW-medewerkers en anderen. Maar hij blijft stil over de golf van anti-Joodse reacties op sociale media die volgden op zijn besluit de boel af te blazen.
Had iemand die al zo lang directeur van uitgerekend Kamp Westerbork is, niet beter moeten weten?