Deze krantenkop zag ik in het RD van zaterdag. In eerste instantie dacht ik een mooie en legale uitweg te hebben gevonden om ook na 21:00 uur en voor 4:30 uur gewoon op straat te kunnen blijven. Stel ik word aangehouden dan kan ik zeggen dat ik ruzie had met mijn dierbare echtgenote en het huis ben uitgezet. En dus ben ik dakloos, geen speld tussen te krijgen! Maar na mijn primaire inventieve reactie, schrok ik. Een medemens dat dusdanig arm of ziek is, om welke reden dan ook, mag gedurende de koude nachten gewoon op straat blijven. Wat een gunst van de Overheid. Hij hoeft zelfs geen verklaring te tonen dat hij dakloos is. Lieve lezers van mijn dagboek, u leest het echt goed: een straatarme dakloze mag dakloos blijven. Ik herhaal: een dakloze mag ’s nachts gewoon op straat blijven! Ik denk dat de beste reactie hierop is ……………………… om sprakeloos een paar regels over te slaan!
Mijn vriend en collega rabbijn Shimon Evers hield sjabbat, zoals iedere week, een prachtige leerzame toespraak. Maar ook legde hij een grappig verband met de Sidra van de week. Donderdag jl. werd er door onze regering besloten om over te gaan tot het instellen van de avondklok. En wat was de Thora tekst die donderdag centraal stond: ‘Geen mens gaat de deur van zijn huis uit tot de morgen (Exodus 12:22).’ De avondklok is dus voor ons Joden niets nieuws, want de Thora maakt er reeds gewag van! Een niet-joodse vriend, voormalig collega in het Sinai Centrum en top-psycholoog heeft mij eens omstandig uitgelegd dat humor een mechanisme is om te overleven en dat daarom bij Joden zoveel humor aanwezig is. Dus lach ik maar om de beperkingen die de avondklok met zich meebrengt. Maar ik neem ze wel uiterst serieus. Dat er discussie is over het nut hiervan moge duidelijk zijn, maar niet aan mij om me in de discussie te mengen. Wij moeten ons gewoon aan de wet houden en ik ben ervan overtuigd dat als iedereen van meet af aan zich had gehouden aan de beperkende bepalingen er nu geen avondklok zou zijn geweest. Maar het is zoals het is. We gaan verder en maken er het beste van, met, en af en toe ook zonder, humor!
Mijn dagboek van donderdag over de Nationale 4 mei Herdenking op de Dam heeft een gigantisch bereik gehad. Zelfs in HP/de Tijd werd ik geciteerd, waarschijnlijk overgenomen van de Twitter die het NIW de wereld had ingestuurd.
Overigens las ik in het papieren NIW een ingezonden mededeling waarmee ik het niet eens ben. “Een rabbijn maakte bij de burgemeester van Amstelveen bezwaar tegen struikelstenen ter herinnering aan onze geloofsgenoten die in de Holocaust vermoord werden. Dit omdat de (niet-Joodse) bedenker ervan de stenen soms op sjabbat zou plaatsen………Ik denk niet dat mijn grootouders, vergast in Sobibor, de dag van de plaatsing bezwaarlijk hadden gevonden…” Ik weet niet of het inderdaad klopt dat de rabbijn dat gezegd zou hebben, weet ook helemaal niet wie die rabbijn is, wil dat ook niet weten, maar voel de behoefte om deze mogelijke uitspraak van de rabbijn te nuanceren omdat rekening houden met elkaar en wederzijdse tolerantie voor mij belangrijk zijn. Struikelstenen worden doorgaans voor meerdere huizen tegelijk neergelegd. Het lijkt mij dat het dan niet juist is dat sommige nabestaanden/familieleden wel kunnen komen en anderen, die er wellicht erg graag bij hadden willen zijn, niet kunnen komen omdat de plechtigheid op sjabbat valt. Een goede vriend van mij (een bestuurder van een Joodse gemeente) die absoluut thuis en ook op vakantie niet-koosjer eet, eist dat als er ergens in den lande een plechtigheid is, dat er dan voor mij én voor hem een koosjere maaltijd of koosjere cake is. Hij vindt het ongepast dat ik met een koosjer gebakje zit en hij, als vertegenwoordiger van de Joodse Gemeente en vooral als mede-Jood, met een niet-koosjer taartje wordt opgezadeld. De meeste Joden zijn fel gekant tegen een verbod op koosjer slachten, ook Joden die zelf nooit koosjer vlees eten. Ik vind het dus respectvol, en velen met mij, dat er bij het leggen van Struikelstenen rekening wordt gehouden met het Jodendom op zo’n manier dat alle Joden, ongeacht wel of niet zich aan de wetten houdend, aanwezig kunnen zijn. Enige jaren geleden werd ik gevraagd of ik een toespraak wilde komen houden bij zo’n plechtigheid. De voorgestelde datum was echter de eerste dag Pesach. Ik heb het organiserend comité uitgelegd dat ik erg graag wil komen, maar op Pesach is mij dat helaas niet mogelijk omdat het Jom Tov is en ik dan in sjoel moet zijn en überhaupt dan niet kan rijden met de auto. Na enige dagen kreeg ik als antwoord dat de datum niet gewijzigd kon worden en dat Hitler ook geen rekening hield met de Joodse Feestdagen. Ik heb dit antwoord als zeer kwetsend ervaren en getuigen van weinig tolerantie. Ik vind niet dat een rabbijn het leggen van Struikelstenen moet willen tegenhouden, maar hij mag wel proberen dat de plechtigheden op dagen worden gehouden waarop alle Joden, vroom en vrij, aanwezig kunnen zijn zonder gewetensbezwaren. Dat dat verlangen voorzichtig en zorgvuldig gepresenteerd moest worden en misschien in dit geval niet juist is gebracht of begrepen, snap ik. Maar met enig creatief denken moet dat toch echt lukken en toont het dat wij als Joodse gemeenschap ondanks onze diversiteit toch een eenheid vormen.
Dit is een persoonlijk dagboek van de opperrabbijn en valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.