Dit artikel verscheen eerder in NIW 23 5780-2020
Foto’s: Claudia Kamergorodski
Toen Arnon Kater, hoogleraar hematologie, in Brussel zijn aanvraag moest toelichten voor een toelage van de Europese Onderzoeksraad, stelde de commissie hem een kritische vraag. Als hij zo druk was als arts, onderzoeker en met gerelateerde nevenactiviteiten, had hij dan wel tijd voor zijn onderzoeksplannen? ‘U vergeet dat ik ook nog drie kinderen heb,’ was Katers antwoord. De commissieleden lachten en afgelopen winter werd hem de Consolidatorbeurs toegekend, een persoonsgebonden toelage die elk jaar aan zeven excellente onderzoekers wordt uitgereikt. Met de twee miljoen euro wil Arnon Kater een bijdrage leveren aan nieuwe behandelmethoden voor de ziekte waarmee hij zich intensief bezighoudt: chronische lymfatische leukemie (CLL).
Katers werk werd onder meer gepubliceerd in het gezaghebbende The New England Journal of Medicine. “We ontdekten dat bij vrijwel alle leukemiepatiënten die de nieuwe celtherapie kregen, de ziekte veel langer weg blijft dan bij patiënten die traditionele chemotherapie hadden gekregen en dat de bijwerkingen ook veel milder waren. De bevindingen waren zo positief dat de nieuwe behandelvorm internationale goedkeuring kreeg en in vrijwel de hele wereld nu de standaardbehandeling is geworden.” Dit succes was een van de redenen voor het toekennen van de Europese beurs. Door de publicatie, met Kater als hoofdauteur, werd hij een veelgevraagd spreker in zijn vakgebied. “Zo kom je als Joodse jongen ineens in Egypte, Qatar, de Arabische Emiraten en Jordanië. Superinteressant dat het Midden-Oosten deze behandelingen wil introduceren.” Hoe bemoedigend de resultaten ook zijn, de financiële kant blijft lastig. “De medicijnen zijn gruwelijk duur. Chemotherapie kost zo’n tienduizend euro per jaar, deze T-celtherapie een ton.” En ook dit medicijn geneest de ziekte niet, maar verlengt de periode tot de leukemie terugkomt – iets wat tot nu toe altijd is gebeurd.

Briet anno nu
De Joodse gemeenschap weet Kater te vinden als het om zijn medische kennis gaat, ook al verwijst hij veel patiënten door naar de huisarts. “Als je bij mij moet aankloppen, is dat meestal geen goed nieuws.” Lang was hij bestuursvoorzitter van het CIZ (Centraal Israëlietisch Ziekenhuis, onderdeel van het Amstelland Ziekenhuis in Amstelveen). “Ik heb geprobeerd de enorme afstand tussen directie en medici van het ziekenhuis en het CIZ-bestuur te overbruggen.” Het NIK benaderde hem voor de functie van voorzitter van de Adviescommissie briet mila, met de opdracht de Nederlandse organisatie van de briet een update naar de huidige tijd te geven. “Het is geen medische ingreep, maar een halachisch ritueel dat anno 2020 maximaal zorg – vuldig moet worden uitgevoerd,” zegt Kater. Over de vraag wie je het moet laten doen, een getrainde medisch professional of een religieus gevormde moheel, is hij duidelijk. “De briet dient uitgevoerd te worden door een ervaren moheel, tegelijkertijd moet er een afdoende medisch vangnet zijn.” Met dat doel is een toetsingscommissie in het leven geroepen, bestaande uit medici, en losstaand van de mohaliem. De commissie zorgt voor de medische waarborg, de mohaliem verzorgen, in samenspraak met de rabbijnen, het halachische deel. Dit garandeert dat de briet mila een religieuze handeling blijft, met een deskundig medisch vangnet vanuit de gemeenschap. Er wordt gewerkt volgens protocol, de commissie krijgt uitgebreide rapporten per kind: “We zijn dag en nacht beschik – baar als vraagbaak voor de mohaliem. En de ouders geven voorafgaand aan de ceremonie toestemming op papier. Het is een religieuze ingreep geworden die goed ingekaderd is in de eisen van onze tijd.”
‘We zijn dag en nacht beschikbaar als vraagbaak voor de moheel’
Kippensoep en kaarsjes
Nu noemt Kater zichzelf modern orthodox, vroeger was hij dat niet. Thuis was het vrijdagavond kaarsjes aansteken en kippensoep eten, daarna keek het gezin naar Wedden, dat…. Tot zijn oudere zus naar de orthodoxe jeugdvereniging Bne Akiwa ging en Arnon na een tijdje met haar meeging. In korte tijd richtte het gezin zich steeds meer naar de halachische leefregels en toen Arnons zus zich met een orthodoxe jongen verloofde, nam moeder een besluit: “Als ik wil dat mijn schoonzoon hier over de vloer komt, leven we voortaan helemaal orthodox”. Tegenwoordig is Kater actief lid van de sjoel AMOS. “Daar voel ik me thuis: met één been in de maatschappij en tegelijkertijd de traditie blijven volgen. Er wordt op gelet hoe je het leuk houdt voor de kinderen, hoe je ze meeneemt in de dienst. Binnen de grenzen van de halacha zoeken de leden naar meer betrokkenheid van vrouwen. Dat laatste mag van mij trouwens nog meer.”
Amerikaanse ervaringen
Twee keer brachten Kater en zijn vrouw een jaar door in de VS. De eerste keer was in San Diego, waar hij werkte aan zijn promotieonderzoek en zijn oudste zoon Amitai werd geboren. “Een geweldige tijd. Ik ben opgegroeid in een vertrouwde cirkel, mijn vriendenkring gaat ver terug. Het was verfrissend ergens nieuwe ervaringen op te doen.” Niet alleen het heerlijke weer (in Californië is het altijd tussen de 19 en 30 graden Celsius), ook het onderzoeksklimaat beviel hem. “In Nederland heerst een van-negen-tot-vijfmentaliteit, je wordt raar aangekeken als je buiten kantoortijden naar het lab gaat. Toen ik in San Diego voor het eerst in het weekend iets ging voorbereiden, bleek twee derde van mijn collega-promovendi ook aan het werk.” Tijdens een wandeling over de campus op sjabbat werden Kater en zijn vrouw door Joodse studenten – de campus zat er vol mee – ‘herkend’ en spontaan uitgenodigd voor de lunch. Al snel ontstond een vriendengroep, met contacten die tot vandaag standhouden. Elke vrijdagavond kookte iedereen een gang, bij elkaar gevoegd werd het een complete maaltijd. Er werd gegeten en gediscussieerd over politiek. “Ook de sjoel was prettig, heel open.” Over het tweede verblijf in San Diego viel een schaduw omdat Katers vader, ook internist en hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, ernstig ziek werd en overleed. Het had zo’n invloed op Arnon dat hij zelfs twijfelde of hij niet om de verkeerde redenen voor geneeskunde had gekozen: om aan de verwachtingen van zijn ouders te voldoen. “Uiteindelijk bleek het toch te zijn wat ik zelf wil, en wat me het beste past.” Lichtpuntje in die tijd was de geboorte van zijn dochter. “Mijn oudste twee kinderen zijn in de VS geboren en hebben de Amerikaanse nationaliteit, ze kunnen zowel in Europa als Amerika aan de bak. Het geeft me wel een goed gevoel dat ze die optie tot hun beschikking hebben.”

Dubbel uitgedaagd
“Mooi aan het vak van arts is dat je met alle soorten mensen in aanraking komt. Ik heb een hechte vriendengroep. Mensen uit allerlei disciplines, advocaten, economen, noem maar op. We hebben een soortgelijk opleidingsniveau, onze levens hebben veel overeenkomsten. In het ziekenhuis kom ik met heel andere mensen in contact. Patiënten met een migratieachtergrond, laaggeletterden, heel rijke of juist arme mensen. Het is voor een arts vaak een uitdaging met iedereen te kunnen omgaan. Als onderzoeker word je intellectueel uitgedaagd, als arts heb je ook de sociale kant.” Zijn voorbeeld is Marcel Levi, voorheen hoofd van het AMC, nu directeur van een serie ziekenhuizen in Londen. Sociaal handig, én begiftigd met politiek inzicht. Toen Kater problemen had – “nee, ik vertel niet wat” – steunde Levi hem onvoorwaardelijk. “Als het lastig wordt, staat hij pal achter je.”
De keerzijde van zijn specialisme is dat zijn patiënten vaak niet te genezen zijn. Al heeft hij het in de loop der jaren beter onder de knie gekregen, het blijft moeilijk te moeten vertellen dat iemand uitbehandeld is. De rouwbijeenkomsten die hij in zijn begintijd soms bezocht, laat hij nu voor wat ze zijn. Wel nodigt hij nabestaanden uit voor een nagesprek in het ziekenhuis. “Goed om het af te sluiten. Voor die mensen, voor mij. Je bouwt een band op met elkaar, dat vraagt daarom. Op deze manier kun je wat afstand bewaren. Je blijft arts en patiënt, geen vrienden.” Kater spreekt zo’n vijftien patiënten op een dag. Een deel van hen is succesvol behandeld, een deel niet, dus de consulten variëren sterk. “Na een moeilijk gesprek met een patiënt moet je toch weer klaar zitten voor de volgende.” Tussendoor leest hij graag snel berichten van whatsappgroepen, waar vrienden de hele dag grappen en berichten sturen. “Even mijn zinnen verzetten en ik kan weer door.”
Dynamisch gezin
Niet iedereen lukt het zoveel activiteiten vol te houden. Kater loopt snel, praat snel en denkt snel. “Handig in mijn werk, maar privé werkt het minder. Als mijn kinderen met een probleem komen, moet ik oppassen ze niet direct een oplossing in de schoot te werpen. Soms willen ze gewoon een praatpaal, ik moet het niet te snel gaan invullen.” Zoon Amitai is vijftien, dochter Yonit is elf en zoon Gadi is vijf. Een “heel leuk, heel dynamisch” gezin. “Die vijf jaar verschil tussen de kinderen werkt goed, je kunt ze meer aandacht geven. En Gadi is het projectje van iedereen, als hij iets nieuws onder de knie heeft, zijn we allemaal trots.” Zijn vrouw Ofrit werkt drie dagen per week als zelfstandig psychotherapeut in een groepspraktijk. “Zij neemt het grootste deel van de dagelijkse verzorging op zich. Boodschappen, halen en brengen, dingen op school regelen. Met mijn baan is het voor een partner niet makkelijk zelf carrière te maken en ik waardeer enorm wat ze doet. De komende jaren kan ze hopelijk haar activiteiten uitbreiden.”
Zijn eigen toekomstplannen zijn simpel: gewoon zo doorgaan. Onderzoek doen, patiënten zien, zorgen dat na de recente fusie van AMC en VUmc zijn taak als plaatsvervangend hoofd van de afdeling hematologie op beide locaties goed loopt. En de organisatie rond de briet mila goed geregeld hebben. “Op de lange termijn gaan er dingen spelen als de toekomst van mijn kinderen. Gaat mijn oudste bijvoorbeeld straks een jaar naar Israël, of doet hij wat anders? We zullen het zien.

Cellen met een hybride motor
Chronische lymfatische leukemie (CLL) is een mengvorm van lymfeklierkanker en leukemie (kanker in witte bloedlichaampjes). CLL is in de westerse wereld de meest voorkomende vorm van leukemie, en treft voornamelijk ouderen. Als gevolg van de vergrijzing is het aantal patiënten dat zorg nodig heeft sinds 2008 enorm gestegen. Arnon Kater licht toe: “Omdat we steeds betere medicijnen krijgen, worden mensen ondanks CLL steeds ouder. Daar doen we het natuurlijk voor, maar er hangt een prijskaartje aan. De kosten stijgen flink als een steeds grotere groep patiënten dure middelen nodig heeft.” Tot voor kort kregen alle patiënten met CLL chemotherapie. Die is deels effectief, maar brengt ook schade toe aan gezonde cellen. Mede dankzij het werk van Katers onderzoeksgroep in het AMC is de kennis over CLL enorm gegroeid. Farmaceuten hebben op basis daarvan een heel andere therapie ontwikkeld, een doelgerichte behandeling die alleen de leukemiecellen aanpakt.
‘Juist als die cel aan het werk moet, hapert zijn motor. Waarom?’
Katers onderzoeksgroep ontdekte dat afweercellen hun aanvallende werk tegen kankercellen niet goed deden. De cellen verslapten, stonden op een laag pitje, juist als ze moesten vechten. “Denk aan een hybride auto. Die werkt soms op de zuinige elektrische motor en soms op benzine. Als je door de stad naar de Albert Heijn tuft, gebruik je de eerste, als je een berg op rijdt ga je over op de tweede. Afweercellen moeten het ook zo doen: constant in een rustige modus blijven, tot het moment dat ze actief moeten worden. Een voorbeeld. Als je gevaccineerd bent tegen waterpokken doen de afweercellen die daarin gespecialiseerd zijn, niets zolang het virus niet aanwezig is. Tot je je kindje van de crèche haalt waar waterpokken heersen en de cellen aan het werk moeten.”
Kater zag dat als een afweercel in aanraking komt met een leukemiecel, zijn rustige motor van slag raakt. Juist als hij aan het werk moet, hapert de motor en kan hij de switch naar de aanval niet maken. “Uitzoeken hoe dat komt, daar gaan we deze beurs voor gebruiken.” Dat moet ertoe leiden dat ook ‘zijn’ CLL-patiënten succesvol kunnen worden behandeld met celtherapie. Behoorlijk revolutionair werk. “De nieuwere behandelingen werken met lichaamseigen afweercellen, ze stimuleren het lichaam in actie te komen, en lijken nu al beter te werken dan chemotherapie. Als we begrijpen waarom afweercellen bij deze vorm van leukemie niet goed functioneren, kunnen we dat hopelijk vertalen naar andere, minder makkelijk te bestuderen vormen van kanker.” De persoonlijke bonus is zijn bijdrage aan de geneeskunde van morgen: het is leuk om geneeskunde niet alleen uit te voeren, maar ook te ‘maken’.