De stereotypen over Joden in de satirische show van Sanne Wallis de Vries staan symbool voor het meten met twee maten wanneer het gaat om antisemitisme in media en politiek.
“Satire is tragedie plus tijd,” zei de grote Joods-Amerikaanse komiek Lenny Bruce ooit. “Als het publiek maar genoeg tijd krijgt, zal het je toestaan alles op de hak te nemen.” Als ik die tijd niet heb, gooi ik er gewoon een stel populaire stereotypen tegenaan, moet Sanne Wallis de Vries gedacht hebben bij de voorbereiding van de eerste aflevering van haar programma Sanne Wallis de Show. Dus werd de kijker afgelopen zaterdag op een parodie van Netta Barzilais winnende songfestivalliedje getrakteerd, die stijf stond van vooroordelen die zo uit de Protocollen van de Wijzen van Sion, uit Goebbelsiaanse jaren-dertigfilms of Hamaspropagandavideo’s leken te komen.
‘Ik ben een allerliefst landje, wereldleiders eten braaf uit mijn handje’ (het complot van machtige Joden die de wereld beheersen), ‘zorg dat je casht’ (de altijd geldbeluste Jood), ‘de Al-Aqsamoskee staat al gauw leeg’ (Joden willen andersgelovigen verdrijven) en nog een ketting ‘pareltjes’ voldoen naadloos aan het soort vooroordelen over Joden die de afgelopen jaren en decennia terug zijn van nooit weggeweest. Sterker nog, de zinsnede ‘gooi een BUK-raket’ uit het lied refereert direct aan de theorieën van Joodse complotten achter zo ongeveer alles dat mis is met de wereld: 9/11, Islamitische Staat en in dit geval het neerschieten van vlucht MH17. Ondanks het feit dat het Israëlische zo ongeveer als enige leger in het Midden-Oosten het Buk-systeem niet gebruikt.
De parodie kwam Wallis de Vries en haar programma (een matige versie van Amerikaanse satirische nieuwsprogramma’s als The Daily Show of Last Week Tonight with John Oliver) op harde kritiek op sociale media te staan, waarbij velen het woord ‘a-woord’ niet schuwden. De Israëlische ambassade diende een officiële protestbrief in en alom werd hardop gespeculeerd over strafrechtelijke stappen tegen de makers om hun vermeende antisemitisme. Als die er komen, is het de vraag of die hout zullen snijden; satirici en artiesten krijgen traditioneel nu eenmaal veel ruimte de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op te zoeken. Theo van Gogh kwam weg met keiharde grappen over de Holocaust. En terecht, niemand zit te wachten op de beschamende vertoning in Duitsland waarbij komiek Jan Böhmermann net niet werd vervolgd voor zijn satirische lied over de Turkse president Erdogan.
Apathie
Hoewel, ook in Nederland hebben we voorbeelden van satirici die door de overheid keihard worden aangepakt. Cartoonist Gregorius Nekschot werd in 2008 door liefst tien politiemensen van zijn bed gelicht omdat hij het had gewaagd spotprenten te publiceren die door moslims als beledigend werden ervaren. Opvallend is dat verschillende cartoons van Jos Collignon in de Volkskrant, die door velen als antisemitisch werden beschouwd, niet tot een strafrechtelijk onderzoek hebben geleid. Is hier sprake van voortschrijdend inzicht of meet de overheid met twee maten en wordt de belediging van de ene etnisch-religieuze groep als verderfelijker – en daarmee strafbaarder –gezien dan de andere?
Waar Geert Wilders zich voor de rechter moest verantwoorden voor zijn beruchte ‘minder, minder-speech’, werd een aantal opvallende gevallen van Jodenhaat niet vervolgd. Van het relatief onschuldige ‘ik ben op me money als een jew’ van rapper Ali B tot aan de regelrechte geweldsoproep van Youness ‘sla Israëlische toeristen total loss’ Ouaali bleven politie en justitie muisstil. Maar misschien wel het meest schokkende voorbeeld van de apathie van het Openbaar Ministerie als het om antisemitisme gaat is de zaak rond rapper Appa, pseudoniem van Rachid El Ghazaoui. Appa werd niet vervolgd nadat hij tijdens een anti-Israëlische demonstratie in 2014 Joden ‘hebberige hyena’s die uit zijn op ons geld en bloed’ had genoemd. Een klassieker voorbeeld van antisemitisme lijkt nauwelijks voorstelbaar; toch zag het OM geen reden El Ghazaoui te vervolgen.
Wordt de belediging van de ene etnischreligieuze groep als verderfelijker – en daarmee strafbaarder – gezien dan de andere
We zien dit vaker. De recente aanval op restaurant HaCarmel werd door Justitie afgedaan als eenvoudige diefstal en vernieling, terwijl klip en-klaar was dat het motief van de Syrisch-Palestijnse dader politiek en antisemitisch was. Toch werd hij niet als terrorist aangemerkt en weigerden minister Grapperhaus en de Amsterdamse VVD-burgemeester Jozias van Aartsen de daad antisemitisch te noemen. Zoals deze zelfde gezagsdrager in 2014 als burgemeester van Den Haag weigerde op te treden tijdens een tweetal anti-Israëlische demonstraties waarbij respectievelijk hakenkruizen werden meegedragen (als vergelijkend symbool voor de davidster) en ‘dood aan de Joden’ werd gescandeerd.
Rechts-extremisten
De zaak-HaCarmel is des te schrijnender als we die vergelijken met de aanval van een vijftal rechts-extremisten die in 2016 molotovcocktails naar een moskee in Enschede gooiden. Hoewel in beide zaken slechts materiële schade werd aangericht, werden de extreemrechtse daders tot vier jaar celstraf veroordeeld. Bij hun daad werd wel degelijk een terroristisch en racistisch motief als strafverzwarende grond aangenomen, bij ‘HaCarmel’ niet. In beide gevallen was er een politiek motief en was het de bedoeling van de daders angst te zaaien onder een specifieke bevolkingsgroep. Toch worden de twee zaken als volledig verschillend behandeld en vervolgd. Willekeur? Of meent het Openbaar Ministerie dat moslims meer bescherming verdienen dan Joden?
In onze buurlanden kan het nog erger: in een vergelijkbare zaak in het Duitse Wuppertal werd brandstichting bij een synagoge door de rechter niet als terroristisch beschouwd omdat het een uiting zou zijn van begrijpelijke kritiek op Israël. In Frankrijk zie je overigens het tegenovergestelde beeld. Daar werd komiek Dieudonné M’bala M’bala vervolgd en veroordeeld wegens antisemitisme, terwijl het islamkritische satirische weekblad Charlie Hebdo juist door de overheid werd beschermd, zij het niet erg effectief tegen de kogels van moslimterroristen.
Er lijkt dus een scheefgroei te zijn ontstaan waarbij onze overheid moslimhaat erger vindt dan antisemitisme. Is er iemand die gelooft dat Sanne Wallis de Vries er bij omroep BNNVARA mee was weggekomen wanneer zij een satirisch lied had gemaakt waarbij het stereotype van moslims als bloeddorstige terroristen was afgeschilderd? Waar de weinige cabaretiers die nog de moed opbrengen de islam op de hak te nemen worden geweerd uit talk- en nieuwsshows, wordt voor klassiek antisemitische stereotypen de (belasting)geldkraan opengedraaid. De dubbele standaard, het meten met twee maten is in Den Haag en Hilversum tot enige standaard verheven.
Rechtsgelijkheid
Zo lijkt Haags gemeenteraadslid, islamitisch bekeerling en oud-PVV’er Arnoud van Doorn een soort ‘ga niet naar de gevangenis-kaart’ van de Nederlandse overheid te hebben gekregen wanneer hij zijn Jodenhaat verspreidt. Afgelopen week nog tweette hij: “Moge Allah de zionisten vernietigen.” De vraag is gerechtvaardigd of het OM anno 2018 nog steeds in het trucje trapt van antisemieten als Van Doorn en Appa die het woord ‘Joden’ vervangen door ‘zionisten’. Al zou er een aanklacht tegen Van Doorn worden ingediend, het valt wederom te betwijfelen of hij daadwerkelijk zal worden vervolgd. Heeft bij onze rechterlijke macht (waaronder ook het OM valt) de gedachte postgevat dat Jodenhaat niet langer als racisme wordt beschouwd, zoals dat ook al in linkse politieke kringen al jaren en steeds sterker het geval is?
Moeilijk te geloven dat anno 2018 het OM nog in het trucje trapt van antisemieten als Van Doorn en Appa die ‘Joden’ vervangen door ‘zionisten’
Geert Wilders moet er gek van worden. Waarom hij wel en Van Doorn, Appa, El Ouaali en zoveel anderen niet? De PVV-leider beklaagde zich tijdens zijn proces erover dat de rechterlijke macht zelf het principe van rechtsgelijkheid met voeten treedt door hem wel, maar anderen – in casu PvdA’ers Diederik Samsom en Hans Spekman – niet te vervolgen. Deze week scoorde Wilders tijdens zijn hoger beroep echter wel door succesvol de raadsheren van het Haagse Gerechtshof te wraken omdat zij te gemakkelijk voorbij waren gegaan aan zijn argument dat ook Alexander Pechtold vervolgd zou moeten worden voor zijn uitspraak dat hij ‘de eerste Rus nog moet tegenkomen die zijn fouten rechtzet’.
Wie zich in ieder geval geen zorgen hoeft te maken dat hij wordt vervolgd is de politicus die zich de afgelopen weken schuldig maakte aan het grofste geval van Jodenhaat. Tunahan Kuzu wordt beschermd door zijn parlementaire onschendbaarheid omdat hij zo slim – of zo laf – was zijn antisemitisme te spuien binnen de muren van de Tweede Kamer. De Denk-leider vergeleek tijdens een debat in ons parlement Israël met het Derde Rijk. De Joodse staat zou met zijn bezettingspolitiek ‘Lebensraum’ willen creëren, de door de nazi’s gebruikte term voor expansie (en genocide) in Europa. De wet is hier duidelijk over: grondwetsartikel 71 bepaalt dat politici niet vervolgd kunnen worden voor wat zij in het parlement zeggen. Maar ook in de zaak-Kuzu is duidelijk sprake van een dubbele standaard: ditmaal in de media. Ondanks het hoge gehalte aan Jodenhaat in zijn uitspraken, leidden die nauwelijks tot ophef – de kwaliteitskranten vonden het voorval amper de moeite van vermelden waard. Hetzelfde gold voor de publieke omroep, daar was men waarschijnlijk te druk bezig antisemitische stereotypen op te warmen voor een volgend satirisch programma.