Het mag nauwelijks een verrassing heten dat in een land waar regeringsleiders standaard bijbeunen met malafide zaakjes, ook de kerkleiders geen schone handen hebben. Maar waar het Israëlische gevangeniswezen onderwijl meer ministers huisvest dan de Knesset, mogen rabbijnen ongestraft hun corrupte activiteiten voortzetten.
Met de complimenten van de regering, die bij wijze van wisselgeld voor de politieke steun van religieuze partijen graag een oogje dichtknijpt. Een gesmeerd systeem met slechts één gedupeerde: de Israëlische burger.
Een recent overheidsrapport (dat als vanzelfsprekend zonder consequenties terzijde is geschoven) toont aan dat de bijna vierduizend toezichthouders van het Israëlische opperrabbinaat zich structureel schuldig maken aan corruptie, nepotisme en zelfverrijking. Het rapport doet verslag van masjgigiem (kosjer-toezichthouders) die werkdagen zouden maken van twintig uur of meer in tientallen keukens tegelijk. Declaraties van meer dan 24 uur per dag zijn geen uitzondering.
In werkelijkheid, zo valt er in het onthutsende verslag te lezen, houden de toezichthouders nauwelijks toezicht. Dat komt alle betrokken partijen goed uit. Horecaondernemers is er veel aan gelegen om zonder priemende ogen van bemoeizuchtige rabbijnen hun werk te kunnen doen, masjgigiem willen graag zo veel mogelijk verdienen. Het opperrabbinaat weet ervan en verstrekt zonder morren de kosjercertificaten.
Volgens het rapport hanteren toezichthouders de voedselwetten als ultiem chantagemiddel. Ondernemers die zonder morren meewerken aan de maffiose praktijken, betalen minder en mogen meer.
Miljardenbusiness
Ondertussen zijn voedselproducenten een aanzienlijk deel van hun bedrijfskosten kwijt aan hun kosjerkeurmerk, een vereiste om in de meeste supermarkten verkocht te mogen worden. De hoogte van het bedrag dat overgemaakt dient te worden aan het rabbinaat wordt niet bepaald door de kosten van het (denkbeeldige) toezicht, maar door marktwerking.
Het kosjercertificaat maakt producten 5 tot 10 procent duurder, een van de redenen voor de hoge levenskosten in Israël. De kosjerindustrie is een miljardenbusiness. Alles draait er om geld, hoezeer het opperrabbinaat ook zijn best doet om zijn gevecht tegen concurrenten te presenteren als religieuze strijd.
Het rapport schetst een milieu waarin met dedain op ongelovigen wordt neergekeken: hoe meer geld de gojiem (lees: de seculiere bevolking, bij gebrek aan niet-Joden) afhandig wordt gemaakt, hoe groter de mitswa. De mitswa van het kasjroet mag daar best wat ruimhartiger voor worden geïnterpreteerd. De aanhoudende berichten in Israëlische media over belastingontduiking, witwassen en mishandelingen in rituele slachthuizen zijn ongetwijfeld slechts een topje van de ijsberg.
Restaurants en producenten die zich naar eer en geweten profileren als kosjer maar geen zaken doen met het opperrabbinaat, zijn strafbaar en riskeren hoge boetes
Het begin van de oplossing, het opheffen van het opperrabbinale monopolie op kasjroet, is verder weg dan ooit. Onlangs heeft de regering de wet aangescherpt die de exploitatie van de termen ‘kosjer’ en ‘onder rabbinaal toezicht’ exclusief toewijst aan het opperrabbinaat. Restaurants en producenten die zich naar eer en geweten profileren als kosjer, maar geen zaken doen met het opperrabbinaat, zijn strafbaar en riskeren hoge boetes.
Een nieuw wetsontwerp van de ultraorthodoxe politieke partijen moet het aantal op sjabbat geopende supermarkten in Tel Aviv reduceren met 30 procent. Waarom in hemelsnaam? De seculiere bevolking van Tel Aviv eist toch ook niet dat de winkels in de ultraorthodoxe zusterstad Benee Brak op sjabbat openblijven? Is het devoot fundamentalisme, of zijn de motieven schimmiger en gaat het hier om wraak en macht?
Israël onderscheidt zich van andere corrupte Midden-Oosterse regimes met een naar behoren functionerende derde macht. Daardoor mochten de afgelopen jaren een president, een premier en vier ministers hun zonden overdenken in de bajes. De geestelijke macht daarentegen hoeft aan niemand verantwoording af te leggen. Behalve dan aan de Almachtige, maar die houdt zich al sinds bijbelse tijden op de vlakte. Je vraagt je af of de ultraorthodoxe hoeders van de voedselwetten überhaupt wel geloven in het bestaan van God.