De Haagse kunstenares Ru Paré hoort thuis in het rijtje grote verzetshelden, maar is nagenoeg onbekend gebleven. Tijdens de Shoa zorgde Paré, die onder de schuilnaam ‘Tante Zus’ actief was, voor onderduikadressen voor 52 Joodse kinderen. Het Museon in Den Haag eert de verzetsvrouw met een tentoonstelling over haar leven.
Wim Willems, hoogleraar Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, verdiepte zich in het leven van Paré nadat hij twee jaar geleden van een van de geredde kinderen hoorde over ‘Tante Zus’. Willems dook in de archieven van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), spoorde de pleegkinderen op, sprak met hen en onderzocht de nalatenschap van Paré. Zijn boek Verzetsheldin met schilderkist werd eind april gepresenteerd.
Een groot ‘neen’
Paré, geboren in 1896 in het Gelderse Druten, maakte in de jaren dertig naam als veelbelovend kunstenares. Na haar studie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag sloot zij zich als enige vrouw aan bij de Haagsche Kunstkring. Haar schilderwerk bestond veelal uit landschappen, bloemstillevens en portretten, maar ook wel abstract werk. Ook sloot ze zich aan bij de kunstenaarsgroep De Ona ankelijken, waarmee ze tussen 1928 en 1937 in het Stedelijk Museum in Amsterdam exposeerde.
Haar succes kwam abrupt ten einde toen de oorlog begon. Paré zag dat haar Joodse vrienden steeds meer in het nauw werden gedreven door de anti-Joodse maatregelen van de nazi’s en ging over tot haar eerste daad van verzet. Toen de Duitsers in juni 1942 de Kultuurkamer instelden, waar iedereen met een cultureel beroep verplicht lid van diende te worden, weigerde Paré. Door het grote ‘neen’ dat zij op haar formulier invulde, mocht zij niet meer exposeren of haar kunst verkopen. Toen zij hoorde dat het bestuur van de Haagsche Kunstkring wél lid was geworden, zegde ze onmiddellijk haar lidmaatschap op. Volgens biograaf Willems was dat het moment dat de toen 48-jarige Paré zich realiseerde dat zij ‘zich moest ontfermen over de kwetsbaren in de samenleving.’
Vanuit haar woonadres in de binnenstad van Den Haag sloot Paré zich onder de schuilnaam Tante Zus aan bij ‘de ondergrondse’. Daar bouwde ze een uitgebreid netwerk op van mensen die haar konden helpen met onderduikadressen voor Joodse kinderen. Hoe Paré precies te werk ging is volgens biograaf Willems een groot raadsel. Paré sprak of schreef geen woord over de oorlog en haar verzetswerk.

Cadeautjes
Haar werkwijze was onbekend, maar de resultaten waren groots. Paré wist met haar netwerk de 52 kinderen meerdere malen van nieuwe veilige onderduikadressen te voorzien. Op haar fiets met houten banden en schilderkist legde ze honderden kilometers af om de jonge onderduikers, die ze steevast ‘mijn kinderen’ noemde, naar een veilig onderkomen te brengen.
Haar werkwijze is onbekend, maar de resultaten waren groots
Hanneke Gelderblom, oud-D66-politica en architecte, was op zesjarige leeftijd het eerste kind dat door Tante Zus naar een onderduikadres werd gebracht. In totaal kwam Paré haar twaalf keer ophalen om te verhuizen naar een nieuw adres. Ook Gelderbloms broertje en moeder vonden een veilig onderkomen op een schuiladres. Volgens Gelderblom was de verzetsheldin een lichtpuntje in een periode vol angst. Ru Paré ging zorgvuldig en liefderijk om met haar onderduikkinderen, zo zorgde zij altijd voor een klein cadeautje wanneer zij de kinderen bezocht. Ook bracht zij in de dubbele bodem van haar schilderkoffer vervalste voedselbonnen mee voor de onderduikouders.

Blijvend contact
Die nauwe betrokkenheid met de kinderen stopte niet met de bevrijding van Nederland. Voor zeven kinderen die wees waren geworden zocht Paré een adoptiegezin. Paré vond het belangrijk dat de kinderen Joods bleven en een Joodse opvoeding zouden krijgen. Alle zeven kinderen werden opgenomen in het zionistische gezin Levin uit Bilthoven. In 1949 vertrok het hele gezin naar Israël.
Ook met haar andere ‘kinderen’ bleef Paré in contact. “Ze kwam naar alle bruiloften en wij konden altijd met haar praten. Veel van de kinderen waren nog baby’s, ze hadden geen herinneringen aan de oorlog. Pas na de oorlog hoorden ze verhalen, maar met wie moet je daarover praten als je geen familie meer hebt? Dan stond Tante Zus klaar,” zegt Gelderblom. “Voor ons had ze altijd tijd.”
Paré wilde voor haar verzetsdaden geen medailles of andere vormen van eerbetoon. Daar dachten de geredde kinderen anders over. Zij lieten een boom voor haar planten in Israël en vroegen de Yad Vashem-onderscheiding aan die Paré in 1968 kreeg. Ru Paré overleed in 1972.
‘Nu of nooit’
Met de opening van de tentoonstelling in het Museon ontmoetten de meeste kinderen van Tante Zus elkaar voor het eerst. Na een zoektocht van Gelderblom, het Museon en biograaf Wim Willems werden negen van de kinderen, inmiddels bijna allemaal in de tachtig, gevonden. Volgens Gelderblom maakt leeftijd de ontmoeting ook een kwestie van ‘nu of nooit’. “In 1988 werd een straat in Den Haag vernoemd naar Paré, toen wilde ik de kinderen al bij elkaar brengen. Dat werd mij echter afgeraden door verschillende rabbijnen, het zou alleen maar nare herinneringen naar boven brengen.” In de tijd dat de ontmoeting voor de opening werd georganiseerd, overleden twee mensen die door Paré waren gered. “Die ontmoeting moest nu plaatsvinden.”
Gelderblom beschrijft de ontmoeting, die op maandag 23 april plaatsvond, als ‘emotioneel en bijzonder’. “De mensen praten er nooit over, om nu zo je verhaal te doen was voor sommigen een emotioneel moment. Daarom was het goed dat wij daar als groep waren en het samen deden, dat geeft steun.” De voormalige onderduikkinderen kregen uitgebreid de kans met elkaar te praten. “Onze verhalen over Tante Zus komen allemaal overeen, ze was bij iedereen betrokken.”
Voor de groep werd een rondleiding door Joods Den Haag georganiseerd en er werden bloemen gelegd bij het Kindermonument. Ook was er een ontmoeting met burgemeester Pauline Krikke.
‘Onze verhalen over Tante Zus komen allemaal overeen, ze was bij iedereen betrokken’
Schoolklas
Een deel van de groep sprak met kinderen van groep 7 en 8 van een Haagse basisschool over hun verhaal, iets wat Gelderblom een paar keer per jaar doet. “Ik sta ook voor klassen waarin vluchtelingenkinderen zitten. Die kinderen hebben ook een oorlog van dichtbij meegemaakt. Ik probeer ze dezelfde boodschap mee te geven die Tante Zus mij gaf: je bent geen slachtoffer, je bent een overlevende. Vertel anderen daarover en maak samen een vuist tegen oorlog.”
De kinderen van Tante Zus openden samen met het Museon de tentoonstelling over het leven van de vrouw aan wie zij hun leven te danken hebben. In de tentoonstelling worden schilderijen van Paré gecombineerd met verhalen van de onderduikers, door foto’s en documenten.
Samen met voormalig onderduikkind Ellen Frankenhuis bezocht Gelderblom voor het KRO-NCRV-programma Kruispunt het oude weeshuis waar Frankenhuis tijdens de oorlog woonde. Frankenhuis werd op 4 maart 1943 door Paré opgehaald uit het weeshuis, een dag voordat de nazi’s het tehuis leeghaalden. Al die kinderen kwamen om in Sobibor. De intrigerende mini-documentaire die Kruispunt maakte over het leven van Ru Paré is terug te zien op www.kro-ncrv.nl/kruispunt.
Wim Willems, Verzetsheldin met schilderkist; het leven van Ru Paré, 400 bladzijden, Boom Uitgevers, €25.
Dit artikel verscheen eerder in NIW 20, 5778.