Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Binnenland

De stofzuiger met het Jiddisje hart

Redactie 13 juni 2014, 00:00
De stofzuiger met het Jiddisje hart

Bennie Muller_1Bennie Muller glorieerde bij Ajax en het Nederlands Elftal in een tijd dat voetballers ernaast nog in een sigarenwinkel stonden. Een gesprek over de ‘kapsonesclub’, de oude Jodenbuurt en zijn liefde voor Israël. 

Jarenlang was zijn sigarenzaak in de Haarlemmerstraat dé plek om kaartjes te kopen voor Ajax. Op de winkelruiten stond in grote gotische, geelbruine letters zijn naam. Hij was een begenadigd voetballer, speelde 426 wedstrijden voor Ajax en 47 interlands. Bennie Muller (1938) was de stofzuiger op het middenveld; bikkelhard, maar ook een begaafd technicus. Hij is Amsterdammer in hart en nieren en trots Joods. Muller speelde mee in de befaamde mistwedstrijd tegen Liverpool in 1966. Het was het begin van het gouden Ajax met Johan Cruijff, Sjaak Swart en Piet Keizer. Maar Muller stond evengoed achter de toonbank van zijn winkel. Want in zijn tijd bestond het leven van profvoetballer niet uit dure auto’s, megalomane salarissen en miljoenen kostende villa’s. Nee, Bennie Muller moest gewoon werken naast het voetbal. Hoewel hij zijn zaak in 2000 verkocht, woont hij nog steeds met zijn vrouw boven de winkel. Aan de muren van de woning hangen geen sportfoto’s en in de kasten staan geen trofeeën. „Ik heb ze ergens in een oude doos liggen,” vertelt Muller. „Ik geef er niet zoveel om.” Alleen op tafel staat een aandenken. Een zilveren asbak met een gegraveerde korte tekst: Nederland-Albanië 2-0, 24 mei 1964. „Oh, die heb ik gekregen van de KNVB. Ik scoorde in die wedstrijd,” zegt Muller. De tijd dat voetballers een asbak cadeau kregen van de voetbalbond is allang voorbij, maar Muller volgt het spelletje nog op de voet. Onlangs mocht hij op het veld van Heracles Almelo de kampioensschaal aan de mannen van Frank de Boer uitreiken: „Meestal zit ik bij Sjaak Swart in de skybox. Ik ben dan niet echt gespannen hoor, ik heb al zoveel wedstrijden gezien.” Als Muller spreekt, is het altijd met een relativerende ondertoon. Hij heeft – naar eigen zeggen – zoveel meegemaakt in zijn leven dat hij niet meer snel ergens van onder de indruk is. „Of ik het WK ga kijken? Ja, dat is wel aardig. Maar ik kijk ook andere sporten, zoals tennis en hockey. Maar ik ben wel altijd voor Nederland, behalve als we tegen Israël spelen, dan weet ik het niet.”

Tegenwoordig worden voetballers al op heel jonge leeftijd gescout. Hoe was dat in uw tijd?
„Ik was elf jaar toen ik gevraagd werd door Ajax. Met vriendjes van school voetbalde ik in de Uilenburgerstraat. Op een dag liep er een man van de stadsreiniging langs en die was onder de indruk van mijn voetbalkunsten. Of ik niet bij Ajax wilde komen voetballen. Hij was lid van de club en een speler zoals ik konden ze goed gebruiken. Ik vond het eigenlijk maar niks. Ik speelde zelf bij TDW in Duivendrecht en Ajax was een echte kapsonesclub. Mijn vader en oudste broer hebben me toen een beetje gedwongen om te gaan. Na mijn proefwedstrijd ben ik nooit meer weggegaan.”

Je hebt tot 1950 in de Rapenburgerstraat gewoond, midden in de voormalige Jodenbuurt.
„Ik heb iedereen weggehaald zien worden. Het was verschrikkelijk. Op een dag stonden er twee moffen en een Hollandse SD’er voor de deur. Ze kwamen alleen voor mijn moeder, want mijn vader was niet-Joods. Als kinderen – ik heb vier broers en zusjes – hebben we staan schreeuwen en janken. Er was grote paniek, maar ze werd gewoon meegenomen. In de consternatie zijn die moffen onze bovenburen, een groot Joods gezin van elf man, vergeten. Die hebben de oorlog ook overleefd. Gelukkig kon mijn vader mijn moeder na 3,5 maand vrij krijgen uit Westerbork door te bewijzen dat hij niet-Joods was. Als klein jongetje had dat een ongeloofl ijke impact op me. Tijdens de hongerwinter was ik zes jaar. Ik heb zo vaak door die verlaten buurt gelopen. En ik heb zoveel narigheid gezien. Maar laten we erover ophouden, anders wordt het me te veel.”

Heb je een Joodse opvoeding gehad?
„Nee, door de oorlog konden wij niet gelovig zijn. Maar in mijn hart ben ik Joods, ook al ben ik zelf met een niet-Joodse vrouw getrouwd. Er zijn Joden die zitten elke sjabbat in sjoel en ik vraag me af of die zich wel zo Joods voelen als ik. Mijn dochter Petra heeft ook een tijdje in Israël gewoond en is tegenwoordig getrouwd met een Joodse man. Laatst is mijn kleinzoon bar mitswa geworden. Ik heb toen de brooche gezegd. Dat was wel bijzonder en vreemd. Het blijft toch een moeilijke taal. Zelf kom ik maar een keer per jaar in sjoel, met Jom Kipoer.”

Heb je altijd al een sterke band met Israël gehad?
„Nou dat is een beetje gegroeid. Ik ben in 1965 voor het eerst in Israël geweest. Met het Nederlands Elftal speelden we een vriendschappelijke wedstrijd in Jaffo. Het had zo hard geregend dat het veld half onder water stond. We wonnen met 1-0 door een goal van Piet Fransen. Maar belangrijker was dat ik me thuis voelde daar. Ik besefte dat Israël mijn land is. Twee jaar later, met de Zesdaagse Oorlog, was ik helemaal van de kaart. Ik sliep dagen niet. Dat heb ik trouwens nog steeds als er rotzooi is in Israël. Maar ik volg het nieuws op de voet. Kijk, ik heb zelfs een app op mijn telefoon waarmee ik altijd op de hoogte blijf.” Op negentienjarige leeftijd debuteert Muller in Ajax 1. Op het programma staat de vriendschappelijke wedstrijd tegen PSV op Soestdijk. Zijn directe tegenstander, Coen Dillen, is de topscoorder van de competitie. „Ik ben er vol opgegaan. Na afl oop zei Dillen dat ik wel erg hard op hem inging. Maar ja, het was mijn debuut en ik wilde mezelf laten zien.” Na die wedstrijd is Muller niet meer uit de basis weg te denken. Twee jaar later speelt hij zijn eerste wedstrijd in het Nederlands Elftal. De Joodse bondscoach Elek Schwartz, die Muller kent van het Militair Elftal, laat hem debuteren in het Olympisch Stadion tegen Bulgarije. „Tijdens een toernooi in Lissabon met het Militair Elftal speelde ik zo ontzettend goed dat Schwartz mij overhevelde naar het nationaal elftal. Het was heel apart, want een jaar eerder was ik nog ballenjongen in het Olympisch Stadion.”

Lees verder in NIW 36

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *