
Foto: Ted de Hoog
Einat Wilf is op campagne om de telpraktijken van de UNWRA aan de orde te stellen. Eigenlijk zijn maar enkele tienduizenden Palestijnen échte vluchtelingen.
Vorige week was ze op uitnodiging van het CIDI een paar dagen in Nederland: dr. Einat Wilf, een Israëlische parlementariër van de Atsmaoet-partij, een donkerharige veertiger die promoveerde in de politicologie. Ze maakt deel uit van Ehud Baraks Arbeid-partij, die begin 2011 aan zulke grote spanningen tussen de linker- en rechtervleugel blootstond dat Barak tot een slimme afsplitsing besloot, en daarmee verhinderde dat de Arbeid door uittreding de coalitie van Netanyahu om zeep hielp. Vanaf januari 2011 hield Netanyahu daarom 66 parlementariërs over, inclusief de vijf van Atsmaoet – een marge die dankzij Kadima inmiddels overigens flink wat ruimer is geworden.
Wilf kwam om een idee te promoten en natuurlijk ook ‘om mensen te ontmoeten’. Tijdens een persontbijt in het Amsterdamse Victoria Hotel, vrijdag, zette ze haar idee zonder omwegen uiteen: de UNWRA (United Nations Relief and Works Agency), de hulporganisatie die – merkwaardige uitzondering – speciaal voor de Palestijnen op aarde is en ruwweg een miljard dollar per jaar mag uitgeven, telt zo ongeveer álle Palestijnen als vluchtelingen mee, behalve die uit de Palestijnse gebieden op de West Bank. Deze manier van tellen, die zomaar vier miljoen vluchtelingen oplevert, is volgens Wilf een praktijk van de UNWRA die ‘in de jaren 60’ begonnen is maar niet stoelt op enige solide juridische basis. Waarom zouden nakomelingen van vluchtelingen zelf vluchteling zijn, redeneert ze, als ze gewoon in de Gazastrook, de West Bank of Jordanië wonen en niemand ze dwingt om daar weg te gaan? Inmiddels is men al bij de vierde of vijfde generatie beland: hoe lang is die VN-‘filosofie’ houdbaar?
Wilf wil de term ‘vluchteling’ gaan beperken tot de mensen die in 1948 daadwerkelijk hun huizen moesten verlaten. Zij mogen van Wilf terugkeren als ze zich ‘vredelievend’ gedragen. Deze manier van tellen of definitie zou het aantal Palestijnse vluchtelingen plotseling terugbrengen tot ‘enkele tienduizenden’. Omdat de eis op terugkeer een belangrijke horde is in het vredesproces, en omdat het momenteel niet de tijd is voor grote onderhandelingen, lijkt het Wilf verstandig om deze kwestie eerst aan te pakken – ‘klein beginnen’ kortom. De komende jaren gaat ze campagne voeren voor deze visie.
Uitsmijters
Los van haar campagneverhaal had ze voor het ontbijtende journaille nog wat conceptuele uitsmijters. Geloofde ze nog in een tweestatenoplossing? ‘Optimisme’ was niet aan de orde, hooguit ‘de plicht om te proberen’, en zo zag Barak het ook; een ‘overtuiging dat het kan lukken’ is er niet. Dat Barak in 2000 in Camp David zo dicht bij een oplossing leek te zijn lag niet aan zijn bijzondere talenten, maar aan de strategische situatie. De kansen op vrede waren na 1989 toegenomen omdat de Sovjetunie wegviel als steunpunt voor de Arabieren, maar dat de kansen zelfs in de jaren 90 niet werden gegrepen zegt volgens Wilf veel over het ‘diepgewortelde Arabische antisemitisme’.
Eén journalist is de koppige overtuiging toegedaan dat Israël een zorgplicht heeft tegenover naar een Palestijnse staat teruggekeerde vluchtelingen, maar Wilf vindt van niet – dat was toch immers het hele idee van een soevereine staat? Is het Westen te mild tegenover de nukken en grillen van Arabische landen? vraagt ondergetekende. Jazeker, vindt Wilf, er is sprake van een ‘racisme van lage verwachtingen’. Ook Israël heeft zichzelf in 1948 en erna uit de nesten gewerkt. Waarom moet de Palestijnen steeds een slachtofferrol worden toebedeeld? De UNWRA is helaas een vitale kracht bij het in stand houden van die rol, bevestigt Wilf weer een andere vraag.
Onaantastbaar
En dan Netanyahu, de chef van de coalitie waar ze zelf in zit. Hij is volgens Wilf onaantastbaar en niet alleen de machtigste, maar ook de breedst gesteunde politicus van het land. „Zijn visie weerspiegelt die van de meeste Israëli’s. Hij dient hun belangen, vinden ze. Israëli’s vertrouwen geen leiders die te gretig willen onderhandelen.” Netanyahu is precies de man die deze waakzaamheid belichaamt. Nooit eerder was volgens Wilf een Israëlische premier zó onomstreden. Als de discussie ten slotte om onnaspeurlijke redenen bij het Europese schuldgevoel belandt wordt ze heel welbespraakt. „Dat Israël het product zou zijn van dat schuldgevoel, is een sprookje dat het in Arabische landen goed doet. De stichting van Israël is niet door de Tweede Wereldoorlog veroorzaakt, het zionistische plan is veel ouder, dat is zonneklaar. Israël zou sowieso zijn gesticht, maar dan met méér Joden.”
We slaan onze notitiecahiers dicht – tegen zo’n energieke afsluiter kan de povere hotelkoffie niet op.