Vanaf de jaren 60 joeg Beate Klarsfeld samen met haar man Serge wereldwijd op nazi’s. Eind januari hield ze in Amsterdam de jaarlijkse Nooit Meer Auschwitz-lezing
De toespraak van Beate Klarsfeld Künzel (1939, Berlijn) op 24 januari in de grote zaal van het Amsterdamse Koninklijk Instituut voor de Tropen bestaat niet uit lange vergezichten over mensenrechten. Ook ontbreken filosofische overdenkingen over de impact van de Sjoa. Beate Klarsfeld geeft in haar toespraak vooral een overzicht van de feiten; van de wijze waarop zij samen met haar man Serge Klarsfeld (1935, Boekarest) sinds de jaren 60 vorm gaf aan de jacht op nazimisdadigers. Met een belangrijke nadruk op de feiten: wie, waar en wanneer. Deze stijlvolle dame, klein van gestalte, kijkt voordat ze aan haar toespraak begint enkele seconden zwijgend uit over de zaal. Ze vervolgt met een excuus voor haar zware Duitse accent in het Engels. Het was gemakkelijker voor haar geweest om in het Duits te spreken, haar moedertaal, of in het Frans, aangezien ze al vijftig jaar in Parijs woont. Maar een toespraak in het Duits op een dag dat de Sjoa wordt herdacht, dat is ‘misschien nog steeds moeilijk’, legt ze uit, waarna ze begint te vertellen over haar levenswerk. Het betreft het verhaal van een wel heel bijzonder speurdersstel: zij een niet-Joodse Duitse met een vader die Wehrmachtsoldaat was en haar man Serge, een Jood wiens vader in Auschwitz werd vermoord.
Transportlijsten
De aanwezigheid van Beate Klarsfeld – en het feit dat ik haar straks mag interviewen – heeft voor mij een bijzondere betekenis. Samen met haar man maakte zij jacht op de mensen die direct verantwoordelijk waren voor de moord op de Joden in Frankrijk, waaronder mijn eigen familie van vaderszijde. Mijn vader overleefde de oorlog als kind op het nippertje, onder andere door samen met zijn zusje weg te komen uit concentratiekamp Drancy, het Franse voorportaal van Auschwitz. Het echtpaar Klarsfeld spoorde de originele transportlijsten op van de Duitsers met daarop de namen van de naar de vernietigingskampen afgevoerde Joden. Zoals van het transport vanuit het Franse concentratiekamp Pithiviers waarin mijn grootvader zich bevond: „Am 17.7.1942 (abfahrtzeit 6.15 Uhr) wurden aus dem Lager Pithiviers 809 Juden und 119 Jüdinnen nach dem Osten deportiert,” luidt de koele, ambtelijke getypte toelichting, die mede gericht is aan de afdeling Joodse zaken van de Gestapo in Parijs. Aan het hoofd daarvan stond Kurt Lischka, die bijna veertig jaar later dankzij het echtpaar Klarsfeld alsnog zou worden veroordeeld voor zijn rol in de massamoord op ongeveer 80.000 Joden in Frankrijk. Klarsfeld krijgt vandaag de Annetje Feld Kupferschmidt-onderscheiding uitgereikt, genoemd naar de oprichtster van het Nederlandse Auschwitz Comité. Na afloop van de lezing tref ik Klarsfeld tussen het borrelend publiek bij de bar met een glas rode wijn in haar hand. „Na al die glazen water op het podium, eindelijk iets fatsoenlijks te drinken,” verzucht ze. Even later wordt ons gewezen in welk zaaltje, achter de grote hal, we terecht kunnen voor het interview. Als ik er het licht aanknip, schudt Klarsfeld direct haar hoofd. „Hier is het me veel te koud. Hier ga ik niet zitten.” Ze wandelt de gang weer op naar een andere sjieke ruimte met gedekte tafels. „Dit lijkt me prima.” Het blijkt de zaal waar straks het diner voor een select gezelschap ter gelegenheid van haar lezing wordt geserveerd. We vinden uiteindelijk een ander zaaltje dat ook haar goedkeuring kan wegdragen. We installeren onszelf en ik vertel waarom deze ontmoeting voor mij extra bijzonder is. Ze wil weten waar mijn familie precies vandaan komt en hoe zede oorlog doorbrachten, waarna ze in sneltempo de plekken meteen met namen van enkele direct verantwoordelijken verbindt, waaronder de hiervoor genoemde Lischka.
Krachtige basis
„Ik ben en blijf voor alles een Duitse,” vertelt Klarsfeld als ik haar vraag of ze zich na vijftig jaar in Parijs vooral Française of Duitse voelt. „Alles wat ik heb gedaan, heb ik alleen als Duitse kunnen doen. Natuurlijk heb ik ook de Franse nationaliteit gekregen en is mijn thuis al heel lang Parijs, vooral ook omdat mijn familie er woont. Maar mijn werk doe ik expliciet als Duitse. Ik heb op nazi’s gejaagd en alles gedaan om de herinnering aan de Holocaust levend te houden, simpelweg omdat ik vind dat ik vanuit mijn achtergrond verplicht ben mijn verantwoordelijkheid te nemen,” vertelt Klarsfeld. „Mijn man en ik hebben ooit besloten iets bijzonders uit ons huwelijk te halen. We vormen een warm gezin. Ons thuis is een haven waar we gelukkig zijn. Vanuit die krachtige basis gaan we de confrontatie aan met vijanden.” Klarsfeld krijgt nog steeds een licht dromerige glimlach rond haar mond als ze vertelt hoe zij en haar man elkaar in 1960 voor het eerst ontmoetten op een Parijs’ metrostation. „Serge was rechtenstudent en ik was als au pair naar Parijs gekomen. Ik was onderweg naar de Alliance Française voor Franse les en ik had het blauwe lesboek bij me dat alle studenten daar kregen. Dus hij wist dat ik buitenlandse was en vermoedde dat ik Duits was. Maar om een gesprekje aan te knopen vroeg hij aan me of ik Engels was en er ontspon zich een gesprek. Uiteindelijk gaf ik hem mijn telefoonnummer. Een paar dagen later belde hij me en gingen we samen naar de film.” Serge vertelde hoe hij zelf de oorlog overleefde. Dat zijn vader het gezin redde door ze te verbergen in een verborgen kast in een appartement in Nice. „Toen de Duitsers op de deur bonsden, vertelde hij dat de andere gezinsleden een paar dagen op het platteland waren. Mijn schoonvader werd meegenomen en de rest van het gezin overleefde de oorlog.” Het was de eerste keer dat Beate hoorde over de gruwelen van het naziregime. „Daar stond ik als Duitse. Het was natuurlijk de vraag hoe Serges moeder op mij zou reageren. Maar zij bleek een heel speciale persoon, die geen haat jegens Duitsers koesterde. ‘Het gaat erom wat er in je hart zit, niet wat jouw land van herkomst representeert,’ zei ze tegen me. Serge voelde evenmin haat jegens Duitsers.” Hij vertelde Beate ook hoe hij zich geinspireerd voelde door de verzetsgroep Die Weisse Rose uit München die middels vreedzaam verzet streed tegen de nazi’s. Tijdens hun rechtszaak in de oorlog zeiden ze tegen de nazirechters die hen ter dood veroordeelden: ooit zullen jullie staan op de plek waar wij nu staan. „Dat bleek helaas slechts in zeer beperkte mate waar,” verzucht Beate. „Serge en ik besloten hun werk, hun strijd tegen antisemitisme, op onze eigen wijze voort te zetten.”
Lees verder in NIW 20