‘Een der gevaarlijkste verschijnselen van onzen tijd’

holman-theodor

Mijn leraar Nederlands, Frits Roeper, kwam eens de klas binnen met een pak stencils. Hij deelde ze uit.

“Wat gaan we doen, Frits?” Het was in de tijd dat we de docent op het Amsterdams Lyceum met de voornaam mochten aanspreken.

“Ik wil dat jullie dit lezen.”

“Waarom moet dat?’’

“Omdat ik dat wil! Als je het niks vindt, gooi je het maar weg, domme lul!” Het was 1971 of daaromtrent. Docenten mochten leerlingen nog voor ‘domme lul’ uitschelden. We lazen:

“Het anti-semitisme is een der gevaarlijkste verschijnselen van onzen tijd. Niet in de eerste plaats, omdat het zich tegen de Joden richt, maar omdat het een symbool is van een grof simplistische denkwijze. Reeds het feit trouwens, dat het zich tegen ‘de’ Joden richt – als zou er niet een immens verschil bestaan tusschen den eenen en den anderen Jood – is een bewijs van de plebejische mentaliteit van het anti-semitisme; het is gespeend van alle psychologisch onderscheidingsvermogen, het verkwanselt op zichzelf misschien belangrijke gegevens, om op de kudde-instincten van een als dom verondersteld publiek te kunnen werken, het verlaagt het Joodsche vraagstuk (dat zeker bestaat) tot propaganda voor de meest inferieure doeleinden. Wij bestrijden dus het anti-semitisme niet, omdat wij philosemieten zijn en van de Joden (d.w.z. dezen of genen Jood, deze of gene Joodsche groepeering) geen kwaad kunnen hooren, maar omdat wij weten (en in Duitschland nog kort geleden in den afschuwelijksten vorm gedemonstreerd hebben gezien), dat het antisemitisme een van de grootste vijanden is der menschelijke waardigheid.”

Het artikel was in totaal zo’n 1500 woorden lang, en toen we het uit hadden vertelde Roeper ons over de schrijver Menno ter Braak (1902-1940) en het ‘Comité van waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen’ (1936).

Oorlogstrauma

Frits Roeper, de leukste docent die ik ooit heb gehad maar met een mysterie om zich heen, was een hartstochtelijk verteller die over de oprichters van het Comité kon vertellen alsof het zijn vrienden waren met wie hij dagelijks in de kroeg zat. Ter Braak werd een held van ons. Wat een intellectueel! Maar Frits Roeper zei ook: “Helemaal vertrouwen doe ik Ter Braak niet.” Wat bedoelde hij?

Ter Braak werd een held van ons. Wat een intellectueel! 

Toen Frits in 2009 stierf, hoorde ik dat hij waarschijnlijk gekweld werd door een oorlogstrauma. Zijn vader was de Joodse chirurg Louis Piekema. Die werkte na de Duitse inval door, werd in 1943 verraden en stierf in 1945 in Ausch-witz. Frits en zijn broer Jacques moesten onderduiken in Friesland. Zijn moeder hertrouwde later met Nico Polak, raadsheer bij de Hoge Raad.

Dus waarom we Ter Braak moesten lezen, begreep ik wel. Maar waarom vertrouwde Frits Ter Braak niet?

Ik vermoed dat Frits, een groot erudiet, op de hoogte was van de voor een intellectueel rare antisemitische opmerkingen die Ter Braak soms maakte en waar hij met Henri Gomperts, Leids hoogleraar Nederlandse letterkunde, met wie Frits weleens contact had, misschien over had gesproken. Gomperts ergerde zich aan die opmerkingen en wilde, eenmaal met emeritaat, het antisemitisme van intellectuelen boekstaven. Helaas werd dat boek nimmer voltooid. Gomperts stierf in 1998.

Frits Roeper wist vermoedelijk dat Ter Braak het in zijn boek Dr. Dumay verliest … schreef over ‘een vervaarlijke Jood’ en ‘een hedendaagse -sjacheraar’ en in zijn brieven gebruikte hij weleens het woord ‘smous’ en het begrip ‘joderigheid’. Was dat de reden dat Frits Ter Braak niet helemaal vertrouwde? Ik denk het.

Meer Gerelateerde Berichten

Opinie

‘Een der gevaarlijkste verschijnselen van onzen tijd’

No data was found