Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Opinie

Een dozijn namen plus twee

Frits Barend 13 maart 2021, 11:10
Een dozijn namen plus twee

Dat professor Paul Scheffer zeer erudiet is, toont hij ons in zijn column in NRC van 5 maart 2021. In al zijn bescheidenheid laat de hoogleraar in hoog tempo een dozijn namen de revue passeren die zijn enorme belezenheid illustreren. Telt u even mee?

De heisa rond de Nederlandse vertaling door schrijfster Marieke Lucas Rijneveld van het gedicht dat werd uitgesproken bij de inauguratie van Joe Biden deed hem spontaan denken aan een recente documentaire over de Vlaamse schilder Luc Tuymans (1). Scheffer: “Die documentaire flitste door mijn hoofd toen ik de controverse zag over de vertaling van The hill we climb, een gedicht van Amanda Gorman (2) voor de inauguratie van de nieuwe Amerikaanse president.” Vervolgens schrijft Scheffer ‘dat literatuur een uitnodiging is om andere werelden te ontsluiten’ en verwijst hij naar journalist en curator Janice Deul (3) die ons onlangs in de Volkskrant wist te melden dat ‘ook talent van kleur gezien, gehoord en gekoesterd dient te worden.’ Het zou opmerkelijk zijn als deze journalist had geschreven dat talent van kleur niet gehoord en gekoesterd dient te worden, maar dat terzijde.

Lang geleden
Dan herinnert Scheffer zich dat “de Senegalese schrijfster Fatou Diome (4) vertelde dat ze na het lezen van Ernest Hemingway (5) haar grootvader beter begreep. Die was visser van beroep. The old man and the sea (6) raakte haar: ‘Zijn huidskleur deed er niet toe. De literatuur, waar die ook vandaan komt, maakt het mogelijk om de mensheid te begrijpen.’” Ten overvloede wijst Scheffer ons op “vertalingen van Céline (7) door Frans van Woerden (8) of het werk van Thérèse Cornips (9) die Proust (10) voor velen toegankelijk maakte. Ze zijn geen ervaringsdeskundigen – het gaat om boeken die lang geleden zijn geschreven”. Dat de boeken lang geleden zijn geschreven, lijkt me een understatement bij auteurs die zestig tot honderd jaar geleden zijn overleden.

Scheffer merkt ook op dat “wat dichtbij lijkt vaak niet gemakkelijk te doorgronden [is], merkte ik al schrijvend aan een boek over mijn grootvader Herman Wolf (11).” Wie weet niet dat “Het verleden een vreemd land is waarin schrijvers en beeldend kunstenaars een weg zoeken: the past is a foreign country, they do things differently there (12)”. Over de aandacht voor de slavernijgeschiedenis lezen we vervolgens: “Nieuwe generaties met een Afro-Amerikaanse achtergrond moeten een verhouding vinden tot een verleden dat ze alleen uit overlevering kennen.” Helemaal eens, maar deel van het probleem is juist dat ook nieuwe generaties met een niet-Afro-Amerikaanse achtergrond een verhouding moeten vinden tot een verleden dat ze alleen uit overlevering kennen. Kortom, het is ’s nachts kouder dan buiten.

Pardon?
Ik zou nooit aandacht besteden aan al die tentoongestelde kennis als Scheffer de bezwaren tegen Rijneveld om haar afkomst, om haar zijn, via een ingewikkelde inleiding niet op één lijn had gesteld met de bezwaren tegen de voorgenomen 4 meilezing door Abdelkader Benali: “Naast andere voorbeelden van uitsluiting – denk aan de schrijver Abdelkader Benali die niet kon spreken op 4 mei – is dat een veeg teken.” Pardon? Marieke Lucas Rijneveld, beste Paul Scheffer, wordt uitgesloten om haar zijn als wit mens, om haar wezen zoals ze is geboren. Dat riekt naar veroordeling om je afkomst, om met Meghan Markle, de echtgenote van de Britse prins Harry, te spreken en dat noemen we soms discriminatie. Bij Benali ging het niet om wie hij is, niet om zijn afkomst of geaardheid of ook maar iets wat met zijn geboorte of achtergrond als Rotterdamse Amsterdammer heeft te maken. Het ging om publieke uitspraken en ideeën over Joden die hij volgens eigen zeggen in een dronken bui had gedaan en die nogal vloeken met de essentie van de nationale herdenking op 4 mei.

Ik hoop voor Paul Scheffer dat hij tijdens het schrijven van zijn kwalijke vergelijking, net als voorzitster Gerdi Verbeet van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, niet op de hoogte was van de vroegere gedachtespinsels van Benali over Joden, die nog uitgebreid werden geciteerd in een heldere analyse van de affaire in de Volkskrant van 9 maart. Als de professor wel wist van de uitlatingen zoals die over cartoonist Ruben Oppenheimer en desondanks het terugtreden van Benali als spreker gelijkstelt aan het terugtreden van Rijneveld als vertaalster en dat ‘een veeg teken’ noemt, is hij het zoveelste bewijs van het gelijk van mijn moeder, toen ze mij uitlachte om mijn optimisme eind jaren zestig over de maakbare samenleving zonder antisemitisme en meer. En dan druk ik me netjes uit.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *