Zes jaar. Zes jaar lang onderzocht een forensisch coldcaseteam van 23 personen, bijgestaan door tientallen vrijwilligers, wie Anne Frank en haar gezin kan hebben verraden. Noem je Anne Frank, het internationale symbool van de Holocaust, dan heb je de garantie dat iedereen de oren spitst. Kosten noch moeite werden daarom gespaard.
Op maandag 17 januari brandde een gelikte, wereldwijde marketingcampagne los. Het boek dat Rosemary Sullivan over de bevindingen van het team schreef, was in tientallen talen vertaald. De Nederlandse versie, met de verwarrende titel Het verraad van Anne Frank, was onder embargo aan een aantal Nederlandse kranten gestuurd om voor de verschijningsdatum te lezen. De Volkskrant, NRC en Het Parool openden er groot mee: de verrader van Anne Frank moest worden gezocht in Joodse kring. De kranten namen de theorie klakkeloos over, kritische noten werden nauwelijks gezet.
Nee, erkende ook het team, een smoking gun was er niet, maar toch dacht men met 85 procent zekerheid te weten wie de dader was: notaris Arnold van den Bergh, een van de oprichters van de gehate Joodse Raad. Het bewijs? Alles bleek te draaien om een anoniem briefje dat Annes vader Otto Frank na de oorlog had ontvangen en dat hij op zijn typemachine had overgetikt, met de tekst: “Uw schuilplaats te Amsterdam werd indertijd medegedeeld aan de Jüdische Auswanderung te Amsterdam, Euterpestraat, door A. van den Bergh, destijds woonachtig nabij het Vondelpark, O. Nassaulaan. Bij de J.A. bestond er een hele lijst door hem doorgegeven adressen.”
Frank bleek naar aanleiding van dat briefje navraag te hebben gedaan, maar had de zaak laten rusten. Opvallend is dat hij later op de Amerikaanse tv verklaarde de onderste steen boven te willen krijgen om uit te vinden wie het Achterhuis zou hebben verraden. Daaruit zou geconcludeerd kunnen worden dat hij de mogelijkheid van Van den Bergh als verrader naast zich neer had gelegd. Maar daar ging het coldcaseteam onder leiding van FBI-agent Vince Pankoke tientallen jaren later niet van uit. Van de 27 verdachten die in de loop der jaren de revue passeerden, was Van den Bergh er een geweest, hij was zeker niet de meest waarschijnlijke. Nu sloot het team een aantal andere verdachten uit en Van den Bergh bleef over.
Lasterlijk
Na de aanvankelijke hype werden in de loop van de dag steeds meer gaten geschoten in de bewijsvoering. Allereerst noemde historicus Bart van der Boom, universitair docent aan de Universiteit Leiden, de hypothese in het Historisch Nieuwsblad ‘lasterlijke onzin’ en ‘een hoop poeha om niets’. Van der Boom deed jarenlang onderzoek naar de Joodse Raad. Zijn grootste bezwaar: het boek heeft het over lijsten van onderduikadressen van Joden, die de Joodse Raad in zijn bezit zou hebben gehad. Daar is geen enkel bewijs voor. Die lijsten zijn nooit gevonden. De nazi’s zouden ze ongetwijfeld hebben bewaard, die wilden niets liever dan de Joodse Raad medeplichtig maken.
Bart van der Boom: ‘Een hoop poeha om niks’
De secretaresse van de Joodse Raad is inmiddels 104 jaar oud en woont in Jeruzalem. Ook zij werd door leden van het team geïnterviewd en ze niets te weten van dergelijke lijsten. Voor het team was dat geen reden af te zien van de hypothese. Journalist Hans Knoop, die eveneens jarenlang onderzoek naar de Raad verrichtte, meldde dat zelfs niet zeker is of Anne Frank en haar gezinsleden daadwerkelijk verraden werden. Hij verwijst het bestaan van die lijsten naar het rijk der fabelen. Hanneke Gelderblom, een van de kinderen die dankzij verzetsstrijdster Ru Paré de oorlog overleefden, is het met Knoop eens: “Te zot voor woorden. Als kind heb ik twaalf onderduikadressen gehad. Slechts enkele verzetsstrijders, nog niet op één hand te tellen, wisten naar welk adres ik werd gebracht. En zij schreven zo’n adres zelfs niet op, uit angst dat het gevonden zou worden als ze zouden worden gepakt. Ja, er waren lijsten van Joden die zich niet voor deportatie bij de Raad hadden gemeld: een lijst van vermisten, die inmiddels waren gevlucht of ondergedoken zaten. Maar daar stonden echt geen onderduikadressen bij.
Drogreden
Hoogleraar Bart Wallet, gespecialiseerd in Joods-Nederlandse geschiedenis: “Het team veronderstelt dat er lijsten van onderduikadressen bij de Joodse Raad lagen en dat Van den Bergh die had. Geen van beide aannames is bewezen.” Dat Van den Bergh toegang zou hebben tot hooggeplaatste nazi’s aan wie hij die lijsten door kon sluizen, wordt evenmin aangetoond. Wallet heeft geen goed woord over voor het onderzoek. “De argumentatie is grotendeels gebaseerd op veronderstellingen, naast het afschrift van dat anonieme briefje is er geen enkel bewijs. In het boek worden verschillende scenario’s weggestreept, waarna de casus Arnold van den Bergh overblijft. Dan gebeurt er iets raars: de bewijslast wordt omgekeerd. Een klassieke drogreden (e silentio, wie zwijgt, stemt toe) wordt gebruikt om Van den Bergh als verrader aan te merken.”
Hanneke Gelderblom: ‘Bijna niemand kende die adressen’
Het taalgebruik is volgens Wallet vaak suggestief. Wat begint als een mogelijkheid, wordt later een bouwsteen voor verdergaande argumentatie. En er is nog iets aan de hand, ziet Wallet: “Het team heeft veel bronnen verzameld, maar merkwaardig genoeg de Joodse archieven over het hoofd gezien. Al het materiaal over Van den Berghs positie na de bevrijding is daardoor buiten beeld gebleven. Daardoor geeft het boek een verkeerd beeld van de man in de naoorlogse jaren.”
Bart Wallet: ‘Kijk, een klassieke drogreden’
Daarnaast, vertelt journaliste Ronit Palache, kleindochter van een van de leden van de Joodse Raad, is het onderzoek puur forensisch. “Er is totaal geen historische research uitgevoerd.” Ook zij stelt dat het team aanname op aanname heeft gestapeld.
Ten slotte is de studie niet onderworpen aan een peer review. Bij zo’n belangrijk dossier is het usance dat de tekst kritisch wordt nagelezen door experts uit het vakgebied, ook historici. Dat is niet gebeurd.
Ronit Palache: ‘Dit onderzoek is puur forensisch, niet historisch’
Waterpistool
Er zijn meer vragen. Het team noemt een mogelijk motief: Van den Bergh zou zijn eigen leven en dat van zijn gezin willen redden in ruil voor de informatie. Maar zijn kinderen zaten al ondergedoken en hoogstwaarschijnlijk deed hij hetzelfde na september 1943, toen de Joodse Raad werd opgeheven. Mederaadsleden als Asscher en Cohen werden toen op transport gesteld. De inval in het achterhuis vond plaats op 4 augustus 1944, tien maanden later dus. Als de Joodse Raad inderdaad een lijst met onderduikadressen in bezit had die aan de bezetter zou zijn doorgespeeld, hebben de nazi’s behoorlijk lang gewacht met de inval op de Prinsengracht 263.
Op deze vragen komt geen antwoord. Dat is het team aan te rekenen, want de vinger wijzen naar notaris Van den Bergh, die zich niet meer kan verdedigen, is nogal een beschuldiging. De onderzoekers beroepen zich op een koosjerstempel dat zij zouden hebben gekregen van Menachem Sebbag, rabbijn van de Amsterdamse kehila AMOS. Die zou hebben gezegd dat de waarheid boven alles gaat. Het NIW nam contact op met de rabbijn met vragen over de toedracht, maar voor het ter perse gaan van deze editie kwam geen antwoord.
En hebben de onderzoekers de waarheid wel gevonden? Een coldcaseteam, zoals de onderzoekers het zelf noemen, gaat in opdracht van een instelling op zoek naar waarheidsvinding, om zo een dossier te kunnen sluiten of over te kunnen gaan tot vervolging. Van geen van beide zaken is hier sprake. Op grond van het flinterdunne, indirecte bewijs zou iedere rechter Van den Bergh hebben vrijgesproken. Het team erkent geen smoking gun te hebben gevonden. Volgens journalist Hans Knoop ‘hebben ze nog niet eens een waterpistool’.
Campagne
Als er dan toch allerlei aannames worden gedaan, mag het NIW dan de volgende vragen indienen? Dit jarenlange onderzoek dat destijds met veel tamtam werd aangekondigd, moet klauwen met geld hebben gekost. Uiteindelijk is er teleurstellend weinig en slechts indirect bewijs gevonden. Moesten de kosten worden verantwoord en is er daarom zo’n enorme reclamecampagne omheen gebouwd? Ten koste van Van den Bergh én Anne Frank? Omdat Anne Frank nu eenmaal goed verkoopt? Is dit niet het zoveelste geval van ordinaire exploitatie van Anne Frank?
Wie was Arnold van den Bergh?
Notaris Arnold van den Bergh (1886-1950) maakte in en na de oorlog veel vijanden in de Joodse gemeenschap. Hij zat in veel Joodse besturen, zoals het Nederlands Israëlietisch Armenbestuur. In 1941 werd hij lid van de Joodse Raad.
Na de oorlog zette Van den Bergh zich meteen weer in voor de Joodse gemeenschap. Hij was voorzitter van de Joodse Invalide en een van de oprichters van het Joods Maatschappelijk Werk. Hij werd aangeklaagd door de interne Joodse Ereraad voor zijn lidmaatschap van de Joodse Raad, maar niemand beschuldigde hem van verraad door onderduikadressen door te geven. De notaris verdedigde zijn zaak overigens niet, waarop hij met de andere nog levende leden van de Raad werd veroordeeld tot vijf jaar uitsluiting van Joodse functies. Dat vonnis werd al snel ingetrokken, tot grote onvrede en frustratie van een aantal leden van de gemeenschap.
Het anonieme briefje aan Otto Frank zou in 1945 verzonden zijn, in een tijd waarin tal van geruchten de ronde deden over verraad en over en weer veel beschuldigingen werden geuit. Daarmee past het kattebelletje goed in het patroon van die tijd. Het is denkbaar dat een tegenstander van Van den Bergh het schreef om hem in diskrediet te brengen. Die mogelijkheid heeft het team niet onderzocht. Arnold van den Bergh overleed in 1950 aan keelkanker.