Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Nieuws

Een juweel van een boek

Simon Schama’s tweede deel van De geschiedenis van de Joden gaat over vervolging en ellende, maar is ook een ode aan de karaktervolle mannen en vrouwen die de Joodse historie kleur geven.

Administrator 10 december 2017, 00:00
Een juweel van een boek

Simon Schama’s tweede deel van De geschiedenis van de Joden gaat over vervolging en ellende, maar is ook een ode aan de karaktervolle mannen en vrouwen die de Joodse historie kleur geven.

Was zijn BBC-serie The story of the Jews al een must see voor iedereen die in vogelvlucht wilde kennismaken met de historie van het Joodse volk, in het tweede deel van zijn boekentrilogie De geschiedenis van de Joden, Erbij horen 1492-1900, doet historicus Simon Schama diepgravend onderzoek naar de gebeurtenissen en personen die de wereldgeschiedenis en het jodendom kleur en richting gaven. In deze ‘bijbel’ van ruim 900 pagina’s beschrijft hij niet alleen pogroms, antisemitisme, vervolgingen en moordpartijen, houdt hij het niet bij alleen beroemde namen als Dreyfuss, D’Israeli, Montefiore, Rothschild en de illustere gemeenschappen in Amsterdam, Saloniki en Fez. We lezen ook over de geschiedenis van de Joden in bijvoorbeeld het 17e-eeuwse Chinese Kaifeng, waar rooms-katholieke missionarissen lang denken dat ze een gemeenschap van tweeduizend zielen wel even tot het christendom kunnen bekeren. Ene pater Ricci doet verwoede pogingen wanneer hij op een dag zo’n Chinese Jood ontmoet, die tot het volk van de Yeselie blijkt te horen – Mandarijn voor Israël. Veel van deze Yeselies spreken Joods-Perzisch en Mandarijn, en zijn dus waarschijnlijk in China terechtgekomen via de Zijderoute. Midden zeventiende eeuw is er zelfs een Joodse leider in het leger van de keizer, Chao Ch’eng, wat Bernard-Henri Lévy in een recensie ‘een perfect huwelijk tussen Tora en Tao’ noemt.

Een traan in de synagoge
Een ander voorbeeld: het verhaal van Cochin, in de Zuid-Indiase deelstaat Kerala. Het originele interieur van een synagoge die daar stond is nu terug te vinden in het Israël Museum in Jeruzalem maar op de vloer van de Paradesi-synagoge in Cochin liggen nog altijd blauwwitte tegels. Schama: “De tegels zijn mogelijk regelrecht uit China verscheept: in de laatste jaren van de Ming-dynastie zeilden de jonken steeds verder westwaarts. Het is echter waarschijnlijker dat ze door de Nederlanders werden geïmporteerd die na 1663 over Fort Cochin heersten. Die connectie China-Kerala- Nederland vormt een driehoek van tolerantie waar Joden zich konden vestigen zonder geplaagd te worden door de steeds terugkerende golven van geweld die hun in christelijk Europa wachtten.” Schama bezoekt de oude Jodenstad in Cochin en beschrijft de stille getuigen van de Joodse aanwezigheid in de stad, in het Hebreeuws of in het Judeo-Malayalam. “Daar zwaait Sara Cohen, inmiddels in de negentig en als ‘de laatste Jood in Cochin’ zelf een toeristische
trekpleister, nog altijd de scepter in haar borduur- en stoffenwinkel, terwijl het andere Joodse standaardambacht – kunstige metaalbewerking – inmiddels door andere stedelingen is overgenomen.” 
Hoewel niet iedere vrijdag minjan kan worden gevormd (de aanwezigheid van tien volwassen mannen om een dienst te kunnen houden) vertrouwt Sara Schama toe dat ze nog elke vrijdagavond even de synagoge binnenloopt ‘om een traantje te laten’. In de verdere beschrijving van de geschiedenis van de Joden in Cochin veel interessante wetenswaardigheden. Zo liep de Joodse afkomst in zowel Cochin als in China niet via de vrouwelijke maar via de mannelijke lijn.

Hij gaat in zijn boek ook op zoek naar Joden die in de vergetelheid zijn geraakt, van wie we nog nooit hebben gehoord of die misschien niets anders meer leken te zijn dan een volksverhaal of een vage legende. Schama geeft bewijs van hun bestaan en brengt ze weer tot leven. We maken kennis met onbekende en bekendere helden: de achttiende-eeuwse Brits-Joodse bokser Daniel Mendoza bijvoorbeeld, ‘een vechtersbaasje uit Mile End’, die zich dankzij zijn keiharde punch en ondanks flagrant antisemitisme opwerkt tot in de hoogste sociale klassen. Er zouden nog veel Joodse boksers volgen. En dan is er de Franse dokter Jacob Rodrigues Pereire die in diezelfde eeuw doven leert spreken.

Dure brandnetels op je huid
De Amsterdamse Joodse gemeenschap komt veelvuldig voor in het boek. De chroniqueur ziet de stad als lichtend voorbeeld voor de wereld als het gaat om de Joodse emancipatie. Dat het beperkt aantal afbeeldingen in het boek een oververtegenwoordiging aan schilderijen van Rembrandt weergeeft, is daar bewijs van. Even hilarisch als beangstigend is het verhaal over de zeventiende-eeuwse valse profeet Sjabtaj Tzvi, een aan grootheidswaanzin leidende manisch depressieve ‘messias’. In Amsterdam loopt zijn invloed totaal uit de hand. Sjabtaj heeft in Italië en Nederland zijn fanatiekste aanhangers. Zelfkastijding is populair onder zijn volgers, tot bloedens toe. En de populairste vorm van boetedoening is de brandnetel. Het prikkende onkruid wordt om het lijf gebonden met “daaroverheen strakke wollen kleding om de pijn te verergeren.” Het ritueel is zelfs zo populair dat er grif geld wordt betaald voor de even bescheiden als woekerende plant: “Amsterdam: de welvarende, veilige Portugese Kahal Kados Talmud Torah-gemeenschap werd door de gekte volledig overhoop gehaald. Het rabbinaat was diep verdeeld. Isaac Aboab da Fonseca werd een enthousiast aanhanger van de Sjabtaj, net als rabbi Aäron Sarphati, die vanuit Marokko naar Nederland was gekomen, de beide voorzangers van de Sefardische gemeenschap en een aantal grote geleerden zoals Isaac Naar, die op dezelfde talmoed Tora had gezeten als Spinoza. Jacob Sasportas – de aartsvijand, die zich zeer bewust was van zijn afstamming van de Catalaan Nachmanides, de grote voorvechter van de Talmoed in de Barcelonese twisten van 1263 – was diep verontwaardigd over het zingen en dansen op straat en in de synagoge,” schrijft Schama, wiens verslag van de gebeurtenissen zo levendig is dat je het voor je ziet. En dat is meteen ook de grote kracht van het boek: Schama’s geniale verteltrant, of hij nu de meest dramatische tragedies optekent of scènes die zo lijken weggewandeld uit een klucht, zijn verbeeldingskracht sleept je als lezer de geschiedenis in.

Bokser Daniel Mendoza was tot de hoogste kringen populair vanwege zijn keiharde punch

Fish and chips
Uiteraard ook veel aandacht voor de periode van emancipatie die aanvangt onder Napoleon, wanneer de Corsicaan in de landen die hij heeft veroverd vele muren slecht. Letterlijk. De muren van getto’s in het huidige Italië eindigen bijvoorbeeld onder zijn bewind in hopen puin. Deze nieuwe werkelijkheid stelt Europese Joden voor nieuwe uitdagingen: assimileren, bekeren tot het christendom (zoals bijvoorbeeld Benjamin D’Israeli, die onder koningin Victoria premier van het Verenigd Koninkrijk zal worden en de titel Eerste graaf van Beaconsfield krijgt) of vasthouden aan tradities? In Groot-Brittannië is bekeren om bij niet-Joden populair te worden in ieder geval niet echt nodig. Zo is daar de ‘uiterst productieve Engels-Joodse romanschrijfster Grace Aguilar’: “De huiselijke romances van Grace Aguilar, die niet onder stoelen of banken stak dat ze Joods was, waren bestsellers in het vroegvictoriaanse Engeland. Joodse musici en acteurs, onder wie de onweerstaanbare Franse Rachel, hadden een grote schare trouwe fans.”

Er is zelfs een profaan kookboek uit 1845 van een populaire kookboekenschrijfster met een heel hoofdstuk ‘De buitenlandse en Joodse keuken’. Ze prijst menig Joodse dis aan en blijkt in het bijzonder geïnteresseerd in Joodse visgerechten. (Sinds kort nemen de Engelsen overigens algemeen aan dat hun beroemde fish and chips is geïmporteerd door Sefar-dische Joden). Net als in Nederland ontstaat in deze tijd een grote Joodse middenklasse, maar bij de Engelsen uit zich dat eerder in ‘de media’. Het opinietijdschrift de Jewish Chronicle is opricht in 1841, net even eerder dan het NIW (1865).

Sterke vrouwen en spijkerbroeken
Bijzonder aan Schama’s geschiedschrijving is ook dat hij in de periode 1492-1900 diverse vrouwen heeft gevonden die een onuitwisbaar stempel op de historie hebben gezet. Uiteraard is er aandacht voor de zestiende-eeuwse renaissancevrouw Gracia Nasi die, geboren in Lissabon in 1510, als weduwe op jonge leeftijd de zeggenschap krijgt over een multinationaal bankimperium. Maar er zijn er zoveel meer, waarbij moet worden gezegd dat het aantal weduwen en vrijgezellen die naam maken, duidelijk oververtegenwoordigd is. De Amerikaanse Nanette Conrad Blochman is daarop een uitzondering. Zij zet haar man, nadat zijn pogingen een succesvolle onderneming te starten mislukken, achter de toonbank van haar succesvolle hoedenzaak in San Francisco: “Joodse vrouwen begonnen daarnaast ook pensions en openden restaurants in de zilversteden” en “In vele opzichten waren het juist de Joodse vrouwen in Amerika die de ingrijpendste veranderingen tot stand wisten te brengen.” Uiteraard ook aandacht voor de uitvinding van de jeans, u weet wel, de Levi’s. Het merk groeit dankzij de onverwoestbare eigenschappen van spijkerstof uit tot een wereldmerk. In zijn hoofdstuk ‘Keerpunt’ beschrijft Schama vervolgens de ontwikkelingen in antisemitisch Rusland, die uiteindelijk zullen leiden tot een nieuw fenomeen: het zionisme van Theodor Herzl. Daar eindigt ook het boek, de rest van de geschiedenis wacht op deel drie.

Simon Schama

Een feest om te lezen
Wat maakt Schama’s kroniek nu zo bijzonder? Allereerst vertelt hij op magistrale wijze deze vierhonderd jaar wereldgeschiedenis aan de hand van kleurrijke personages van wie de meesten een eigen historische roman verdienen. De lezer wordt uitgenodigd zijn verbeeldingskracht aan te wenden waardoor hij gretig wordt naar ‘meer’. Schama is een wetenschappelijk onderbouwde meesterverteller. Een talent dat hij, zo biecht hij in zijn dankwoord op, vooral te danken heeft aan zijn ouders, die hem iedere ochtend al tijdens het ontbijt op ‘geestesreis’ meenamen naar Litouwen, Sidney en Johannesburg, waar familieleden hadden gebivakkeerd. Ten tweede klinkt in vrijwel ieder woord de grondige studie door, waardoor het voor de schrijver mogelijk werd al deze figuren leven in te blazen. Zie daarvoor ook de uitgebreide aanbevolen literatuurlijst, die hij zelf “een ‘beknopte’ gids voor de lezer” noemt. Hij boetseert een geschiedenis die een hommage is geworden aan deze leden van een klein volk dat, tegen de verdrukking in, veel invloed heeft uitgeoefend op de wereldgeschiedenis. Het boek toont hoe voortdurend de balans wordt gezocht tussen een wereld die de Joden beschouwt als ongewenste vreemdelingen en een ander die hen ziet als een exotische groep die dankzij talent en hard werken onderdeel mag uitmaken van een maatschappij. Tot slot speciale aandacht voor de uitstekende vertaling door Sylvie Hoyinck, Huub Stegeman, Maarten van der Werf, Josephine Ruitenberg en Paul Heijman, waardoor de behoorlijke pil een feest is om te lezen en deze lezer dit meesterwerk met enige weemoed na de laatste pagina aan de kant legde. Om met The Times te spreken: Een schitterend juweel van een boek.”

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *