Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Nieuws

Een permanente waarschuwing

Redactie 22 september 2018, 00:00
Een permanente waarschuwing

Deze week is het 45 jaar geleden dat Egypte en Syrië een verrassingsaanval uitvoerden op de Joodse staat. De lessen van de Jom Kipoeroorlog zijn na bijna een halve eeuw nog opvallend actueel.

De datum van de aanval was een geluk bij een ongeluk: 6 oktober 1973, Jom Kipoer. Bedoeld om de Israëli’s te verrassen terwijl zij Grote Verzoendag vierden, maakte het feit dat militairen en reservisten bijna zonder uitzondering thuis of in de synagoge waren het gemakkelijk voor de leiding van de Israeli Defence Forces hen te bereiken – iets dat op elke andere dag veel moeilijker zou zijn geweest.

Wat niet wegneemt dat Israël onvoorbereid was voor de strijd die wij nu als de Jom Kipoer- of de Oktoberoorlog kennen (in de Arabische wereld wordt deze wel de Ramadanoorlog genoemd, naar de islamitische vastenmaand die op dat moment ook gaande was). De onoverwinnelijk geachte IDF liet zich verrassen op beide fronten: in het zuiden door de Egyptenaren in de Sinaï en in het noorden door de Syriërs op de Golan. Hoewel Israël al na een paar dagen van de schrik was bekomen, het tij keerde en een verpletterende overwinning behaalde, was het sinds de meidagen van 1948, toen de val van Jeruzalem onvermijdelijk leek, niet meer zo dicht bij een nederlaag gekomen. Uit het waarom van deze bijna-ramp zijn belangrijke lessen te trekken die vandaag net zo actueel lijken als 45 jaar geleden.

Golda Meir

Het uur U
Op 6 oktober slaagden de Egyptenaren erin met een enorme legermacht het Suezkanaal over te steken en de sinds de Zesdaagse Oorlog door Israël bezette Sinaïwoestijn binnen te trekken. President Anwar Sadat, die de drie jaar eerder overleden Gamal Abdel Nasser had opgevolgd, had uitstekend verstoppertje gespeeld. Zo vaak had hij aangekondigd dat de bevrijding van de Sinaï eraan zat te komen, dat de Israëli’s in slaap waren gesust toen het uur U daadwerkelijk kwam. Maar belangrijker nog: zij geloofden na de gemakkelijke overwinningen van 1956 en 1967 simpelweg niet dat de Egyptenaren militair in staat waren een grootschalig offensief te ontketenen. Dat was de eerste les voor de Israëli’s: onderschat nooit je vijand.

De Egyptenaren hadden geleerd van hun eerdere nederlagen en zorgden ervoor dat zij het ditmaal waren die het verrassingseffect aan hun kant hadden. Het offensief werd in het grootste geheim voorbereid. Bovendien waren zij zich ervan bewust dat de Israëli’s leunden op hun luchtoverwicht. In plaats van de superieure Israëlische piloten in kansloze luchtgevechten te confronteren, zorgden zowel de Egyptenaren als de Syriërs ervoor dat zij over enorme hoeveelheden Russische SAM (surface to air) luchtdoelraketten beschikten, die als een soort paraplu hun grondtroepen beschermden tegen de luchtaanvallen waarmee de Israëli’s in de voorgaande twee oorlogen zo succesvol waren geweest. Dit leidde ertoe dat de Israeli Air Force, de IAF, met name in de eerste dagen van de oorlog slechts een bescheiden rol kon spelen.

Dit betekende wel dat de troepen van Sadat en die van de Syrische president Hafez al-Assad niet ver konden oprukken; zij waren gedwongen onder de SAM-paraplu te blijven. Daardoor kwam, ondanks de Egyptische en Syrische successen in de eerste dagen, het bestaan van Israël nooit echt in gevaar, hoe groot de paniek met name in het noorden van het land ook was. De twee vijandelijke legers bereikten op geen enkel moment het gebied van de Joodse staat zelf, de strijd speelde zich uitsluitend af op de in 1967 bezette Golan en in de Sinaï. Vooral Assad was als de dood voor een te groot succes van zijn eigen troepen en zou hen opdracht hebben gegeven niet de Jordaan over te steken. Assad was bang dat een invasie van Israël zelf zou leiden tot een nucleaire reactie. Deze optie werd op het donkerste moment weliswaar door premier Golda Meïr, minister van Defensie Moshe Dayan en de legerleiding besproken, maar zij lijken deze nooit serieus overwogen te hebben. Toch was de afschrikkende werking van Israëls nucleaire arsenaal groot genoeg. Wat ons bij de tweede les voor de Joodse staat brengt: het is beter atoomwapens te bezitten en ze niet nodig te hebben, dan ze nodig te hebben en niet te bezitten.

Het is beter atoomwapens te bezitten en ze niet nodig te hebben, dan ze nodig te hebben en niet te bezitten

Moshe Dayan

Onderschatting
De belangrijkste reden voor het aanvankelijke succes van de Egyptische en Syrische opmars was het feit dat premier Meïr haar veto uitsprak over een pre-emptive strike, een verrassingsaanval nog voor de vijand aan zijn eigen offensief kon beginnen. De Israëlische militaire doctrine dreef (en drijft nog steeds) voor een groot deel op het idee dat je niet afwacht tot de vijand komt, maar hem daarvóór zelf aanvalt. We zien dit regelmatig met de Israëlische luchtaanvallen op Iraanse en Hezbollahdoelen in Syrië. Maar in oktober 1973 besloot Meïr hiervan af te zien, uit angst de steun van de internationale gemeenschap te verliezen. Het was een besluit dat honderden IDF-soldaten het leven kostte. Als Israël de Egyptische en Syrische tankformaties nog voor de aanval op 6 oktober een zware slag had toegebracht, zouden de Israëlische soldaten in de eerste lijn veel meer tijd gehad hebben zich voor te bereiden op wat komen zou. Maar Meïr maakte zich er vooral zorgen over dat de VS, Israëls belangrijkste en praktische enige leverancier van wapens en munitie, een Israëlische verrassingsaanval niet zou accepteren. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger waarschuwde Jeruzalem met zoveel woorden: “Don’t pre-empt.”

Les drie en vier dus: val aan zodra je weet dat de vijand gaat komen en zorg ervoor dat je militair niet te afhankelijk bent van bondgenoten, laat staan van één bondgenoot. Een vijfde les: overschat jezelf niet. Geloof in de eigen onoverwinnelijkheid is minstens zo gevaarlijk als onderschatting van de tegenstander. En na de verbluffende overwinningen van 1948, 1956 en 1967 was dat geloof meer en meer de rangen van de IDF in geslopen. Moshe Dayan was misschien een geweldige legercommandant en razend populair onder de Israëlische bevolking (net als Golda Meïr), als minister van Defensie in de aanloop naar oktober 1973 had hij gefaald.

Corruptie
Howard Sachar schrijft in zijn History of Israel dat Dayan zich als minister vooral bezighield met het besturen van de bezette gebieden en zich weinig interesseerde voor de staat van de IDF. De sobere ethische standaard van het Israëlische leger waar David Ben Goerion zo op had gehamerd, verwaterde onder Dayan: “Israëlische generaals aten in de beste restaurants op kosten van het ministerie van Defensie, ontwikkelden een dure smaak voor kleding en auto’s en gebruikten hun [militaire] chauffeurs om hun families te dienen. Dayan deed niets om dit tegen te houden, zoals Ben Goerion wel zou hebben gedaan; sterker nog, hij zette zelf de norm.”

Anwar Sadat, Jimmy Carter en Menachem Begin in Camp David, 1978

Het leidde tot corruptie in leger- en regeringskringen, nog een parallel naar vandaag de dag. En waarom niet, de IDF was toch onoverwinnelijk? Reservisten die begin oktober op hun bases aankwamen zagen dat het er een ongeorganiseerd zooitje was. Gevechtskleding en dekens waren ‘verdwenen’, voertuigen niet gerepareerd, bunkers niet onderhouden. Hele tankbataljons zaten zonder verrekijkers. Kortom, de IDF was niet klaar voor de strijd. Het is een klacht die ook nu klinkt. IDF-stafchef Gadi Eisenkot zag zich twee weken geleden genoodzaakt een geruststellende brief aan de Knesset te sturen waarin hij benadrukte dat de IDF ‘voorbereid is op elke missie die van ons wordt verwacht’. De parlementariërs maakten zich zorgen vanwege een rapport van de militaire ombudsman waarin deze de slagkracht van de IDF in twijfel trok. Eisenkot roemde in zijn brief met name de superieure Israëlische luchtmacht en de inlichtingendiensten. Niet toevallig de twee onderdelen waarmee het fout ging in oktober 1973.

Ironie
Zoals gezegd werd de IAF verrast door de kracht van de Egyptische en Syrische luchtafweer, maar de inlichtingenafdeling van het leger, AMAN (een acroniem van Agaf HaModien) sloeg de plank pas echt mis. Opnieuw speelde onderschatting van de vijand en zelfoverschatting een rol. AMAN vertrouwde zo op de eigen moderne elektronische informatieverschaffing dat het nauwelijks nog luisterde naar de Mossad, die met human intelligence, ouderwets inlichtingenwerk met spionnen, voorspelde dat een aanval op handen was. Het zou de hoogste twee bazen van AMAN na de oorlog hun baan kosten, net als David Elazar, de IDF-stafchef. Dat laatste was onterecht, Elazar gedroeg zich voorbeeldig tijdens de oorlog en het was niet zijn schuld dat premier Meïr zijn verzoek om een pre-emptive strike afwees. De onderzoekscommissie die hiervoor verantwoordelijk was, hield Meïr en Dayan buiten schot, maar toch kostte de oorlog deze twee populaire Israëlische politici uiteindelijk de kop. Na hun verkiezingsnederlaag in 1974, direct na de Jom Kipoeroorlog, namen beiden ontslag. Het bleek het begin van het einde van de dominante positie die de Arbeiderspartij sinds de stichting van de staat in de Israëlische politiek had gehad.

Schijnoverwinning
In 1977 behaalde Likoed een eclatante verkiezingsoverwinning en werd Menachem Begin de eerste rechtse premier van Israël. De ironie van het lot wil dat juist deze havik – tijdens de onafhankelijkheidstrijd leider van de terroristische Irgoen – het tot dan toe belangrijkste vredesakkoord in de Israëlische geschiedenis ondertekende. Nog meer ironie: de vrede die de Israëli’s en Egyptenaren sloten in Camp David, het buitenverblijf van de Amerikaanse president Jimmy Carter, was waarschijnlijk de hoofdreden dat Anwar Sadat vijf jaar eerder tot zijn Jom Kipoeraanval had besloten. Sadat geloofde er, anders dan zijn voorganger Nasser, niet in dat de Joden de zee in konden worden gedreven en begreep dat voor de ontwikkeling van zijn land vrede met de Israëli’s onvermijdelijk was. Maar daarvoor had hij eerst een militaire zege nodig, zelfs als dat maar een schijnoverwinning zou zijn.

Want zo werd de oorlog in Egypte beschouwd, ondanks het feit dat het Egyptische leger slechts een paar kilometer de Sinaï in was gedrongen en dat de Israëli’s bij het staken van de strijd het Suezkanaal waren overgestoken en een deel van Egypte hadden veroverd. Zo gevreesd was de IDF inmiddels in de Arabische wereld dat het succesvol oversteken van het kanaal en de zware Israëlische verliezen (meer dan 2500 IDF-soldaten verloren het leven, drie keer zoveel als tijdens de Zesdaagse Oorlog) gezien werden als een overwinning. Het was precies wat Sadat nodig had om zijn binnenlandse positie te versterken en de Israëli’s met beide benen terug op de grond te zetten: twee voorwaarden voor vrede. Deze werd op 17 september 1978, deze week veertig jaar geleden, beklonken. Het leverde Begin en Sadat de Nobelprijs voor de Vrede op en kostte de laatste het leven. Egyptische islamisten vergaven het Sadat niet dat hij als eerste Arabier vrede met de gehate Joodse staat had gesloten; op 6 oktober 1981, tijdens een militaire parade ter viering van het oversteken van het Suezkanaal acht jaar eerder, werd de president vermoord door een legerofficier die lid was van de Egyptische Islamitische Jihad.

Egyptische islamisten vergaven het Sadat niet dat hij als eerste Arabier vrede met de gehate Joodse staat had gesloten

Hafez al-Assad

Erfvijand
De vrede die Israël met Egypte sloot kwam er nooit met Syrië. Nadat de IDF benauwde momenten op de Golan had doorstaan en het tij had gekeerd, gingen de Israëli’s in de tegenaanval. Zij stopten pas diep in Syrisch gebied, op slechts veertig kilometer van de hoofdstad Damascus, een enorme vernedering voor Hafez al-Assad. Deze had daarom geen enkele behoefte aan een vredesverdrag met de Joodse staat, met als gevolg dat Israël tot de dag van vandaag de Golan bezet houdt. En dat is maar goed ook, wie weet hoe ver de Syriërs in oktober 1973 gekomen waren als zij hun aanval vanaf de hoogvlakte op Galilea hadden kunnen inzetten. Syrië is nog steeds Israëls erfvijand, samen met zijn bondgenoten Iran en Hezbollah. Nu een conflict met deze anti-Israëlische alliantie steeds onvermijdelijker lijkt, is het tijd de lessen van de Jom Kipoeroorlog op een rijtje te zetten; zij lijken alle nog even relevant als 45 jaar geleden. Een: onderschat de vijand niet. Twee: Israël zal altijd kernwapens moeten behouden en ervoor zorgen dat zijn vijanden die niet krijgen. Drie: blijf trouw aan de succesvolle doctrine dat de eerste klap een daalder waard is. Vier: zorg dat je niet afhankelijk bent van je bondgenoten, hoe trouw die ook lijken. Vijf: hoed je voor zelfoverschatting – zelfvertrouwen is goed, geloof in de eigen onoverwinnelijkheid kan dodelijk zijn. Zes: het belang van goede inlichtingen, ook de ouderwetse, ‘menselijke’ soort, kan haast niet overschat worden. Zeven: geef de Golan nooit, nooit terug aan Syrië. En tenslotte de achtste en misschien wel belangrijkste les: sluit vrede met je vijanden wanneer de tijd rijp is. Ook en vooral als je militair de bovenliggende partij bent. Jom Kipoer en Camp David hebben bewezen: soms is oorlog de snelste weg naar vrede.

 

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *