Een steen zonder naam

Provinciale Holocaust Herdenking

Ik ontbrak, wel/niet tot mijn spijt, bij de nationale Auschwitzherdenking in Amsterdam. De reden? Ik was gevraagd om een lezing te geven in Cadier en Keer vanwege de katholieke Dag van het Jodendom. De andere spreker was de bisschop van Roermond, monseigneur Ron van den Hout, de opvolger van monseigneur Smeets, die zo triest veel te jong is overleden. De organisatie was in handen van de Resonansgroep, een al vele jaren bestaande ontmoeting tussen de rooms-katholieke kerk en de Joodse Gemeente Limburg. Een van de oprichters van de groep was Benoit Wesly, de vorige voorzitter van de Joodse Gemeente, eigenaar van Hotel Derlon in Maastricht – de koning van Maastricht, zoals hij wel wordt genoemd – en, last but not least, mijn vriend, de honorair consul van Israël. Speciaal in deze tijd van florerend antisemitisme hebben wij als Joodse gemeenschap vrienden nodig die pal achter ons staan. En om die vriendschap te tonen, was ik zondag niet bij de herdenking in Amsterdam, maar in het verre Limburg. 

Er was nog een reden om in Maastricht te vertoeven: de viering dat 80 jaar geleden Limburg werd bevrijd en de daaraan gekoppelde Limburgse Holocaustherdenking. Een serene stilte heerste er in het Gouvernement. Sprekers waren de gouverneur Emile Roemer, Lalla Weiss namens de Roma en Sinti, Onno Hoes en Ferdinand Grapperhaus. En tussen alle redes door was er muziek en voordracht. Geen applaus, uitsluitend een zeer gepaste stilte. En na afloop van het programma een receptie, een samenzijn, een van gedachten wisselen. Voor koosjere hapjes was royaal gezorgd. En een parkeerplaats hoefde ik ook niet te zoeken, want er was er een gereserveerd. Roemer bedankte mij voor mijn aanwezigheid, terwijl mijn dank echt naar hem uitging. We voelden ons bijzonder welkom.

Als ik terugdenk aan alle bijeenkomsten waarbij ik aanwezig mocht zijn, ben ik dankbaar dat er zoveel vrijwilligers zich geheel belangeloos hebben ingezet om de herinnering aan de Holocaust levend te houden en achter Israël te staan, gisteren, nu en morgen. Am Jisraël chai, het Joodse volk leeft en zal altijd overleven! Maar ondersteuning en vriendschap vanuit de niet-Joodse samenleving kunnen we goed gebruiken. Voelt goed!

Wat heeft op mij de meeste indruk gemaakt, vroeg ik mezelf af. Van alle bijeenkomsten die ik heb meegemaakt, beginnend met de borrel van de coördinator antisemitismebestrijding en vanmiddag eindigend met de Holocaustherdenking in het Gouvernement aan de Maas, was ik het meest getroffen door een stolperstein zonder tekst. Bij de herdenking van het Apeldoornsche Bosch trad een zanger op. Ik weet niet of het woord zanger hem voldoende omschrijft, want hoewel hij zong, zong hij eigenlijk niet. Al zingend beschreef hij waarvoor hij stond. Hij had zich in de plechtigheid verdiept en verwoordde de reden van het samenzijn, het pijnlijke onbeschrijfelijke leed dat de bewoners van het Apeldoornsche Bosch was aangedaan. 

Toen ik hem complimenteerde voor zijn sensitieve optreden, vroeg hij mij advies. Hij was gevraagd om een lied te componeren voor de onthulling van een stolperstein-zonder-naam. Een tekstloos steentje, ter herinnering aan een naamloos slachtoffer, een baby die nog geen baby was. Zijn pappa en mamma hadden zich aangemeld voor de zogenaamde ‘tewerkstelling in het oosten’. Pappa werd bij aankomst vergast. Mamma, zichtbaar zwanger, kwam onder de moordende handen van de kamparts Josef Mengele. Haar baarmoeder werd opengesneden en de baby, ongeboren, werd naamloos vermoord. Voor hem moest de zanger zingen bij de onthulling van de naamloze stolperstein. Zijn moeder overleefde, maar heeft zich jaren na de bevrijding van het leven beroofd, want fysiek had ze overleefd, maar geestelijk was ze vermoord. 

Nog even de krant van morgen bekeken: een museumdirecteur wil niet, naar aanleiding van de brutale kunstdiefstal in Assen, dat een museum in gewapend beton moet worden gegoten. Terecht. Maar, mijnheer de museumdirecteur, is het u bekend dat Joodse scholen en bijeenkomsten al vele jaren in gewapend beton zijn geplaatst? Hoe luidde het spreekwoord ook alweer? Kanarie in de kolenmijn? 

Morgen een televisieopname van de EO voor een of ander programma over de Auschwitzherdenking en daarna komt Miriam Nir, voormalig voorzitter van de Joodse Gemeente Bussum, om mij te interviewen voor mijn eigen jaarverslag over 2024.

Maar de stolperstein-zonder-naam krijg ik voorlopig niet uit mijn gedachten …

Meer Gerelateerde Berichten

Dagboek

De afgod ‘ik’