Ido Tadmor danst overal ter wereld maar is het liefst ‘thuis’, in Israël. In tegenstelling tot vroeger kan hij daar nu openlijk homoseksueel zijn, zo werkte hij mee aan een forum tijdens de Gay Pride-week in Amsterdam: ‘Het Tel Aviv van nu is wat Amsterdam vroeger was.’
In Israël ben je bekend om diverse redenen. Allereerst als danser…
Mijn carrière begon bij de Bat Dor Dance Company en liep via de Bat Sheva Dance Company, Lar Lubovitch in New York en Scapino in Nederland terug naar Israël, waar ik een eigen gezelschap ben begonnen. Ik heb vanaf het begin veel in de picture gestaan maar de echte bekendheid kwam toen ik een paar jaar geleden als jurylid voor de populaire Israëlische versie van So you think you can dance werd gevraagd. Naast dansen en alles wat daaraan gelinkt is speel ik in films, doe ik theater, en presenteer ik televisieprogramma’s. Verder zie ik mezelf helemaal niet als een grote ster. Ik doe mijn werk, waar ik veel van hou en waarmee ik al dertig jaar mijn dromen mag waarmaken. De roem is een bijproduct. Jongeren willen tegenwoordig beroemd worden, maar geluk komt van binnenuit, niet van buitenaf.
Zitten er dan geen voordelen aan die roem?
Een voordeel is dat ik veel kan doen voor goede doelen. Ik zet me in voor kinderen met kanker, voor hulp aan dieren en meer. Dankzij de media, die veel deuren voor me hebben geopend, kan ik meer hulp geven dan als ik niet bekend was geweest. Als ik spreek ten bate van zo’n doel wordt er, als je bekend bent, geluisterd. Via de media vecht ik ook tegen de plannen van de regering om de kunstsubsidies te halveren. Kunst en onderwijs zijn met elkaar verbonden, het een helpt het ander. Voor de gay community zet ik me in door een voorbeeld te zijn. Omdat het bekend is dat ik homo ben kan het voor jonge mensen makkelijker worden uit de kast te komen, want ‘Ido is het ook’. Het ontroert me dat ik op straat weleens wordt aangesproken door mensen die zeggen dat ze door mij die stap gezet hebben. Naast mijn werk geven ook zulke dingen me veel bevrediging.
Je staat er inderdaad om bekend dat je openlijk homoseksueel bent. Hoe is dat in de Joodse staat?
Toen ik opgroeide was dat erg moeilijk; mijn generatie heeft nog meegemaakt dat ‘cruisen’ (mannen oppikken) verboden was en je daarvoor in de gevangenis kon komen. Toen ikzelf jong uit de kast kwam reageerde mijn omgeving positief, maar voor veel anderen was dat erg moeilijk. Intussen is de situatie 180 graden gedraaid. In Tel Aviv is het nu volkomen geaccepteerd om gay te zijn. De jaarlijkse Gay Pride Parade wordt niet alleen gevierd door homoseksuelen en lesbiënnes met hun familieleden en vrienden maar ook door een grote groep mensen – hetero’s – die geïnspireerd zijn door de blije sfeer van de Parade. Het is een groot feest waar honderdduizend mensen aan meedoen, een celebration of love.
Tel Aviv, Gay Capital of the World?
Dat nou ook weer niet. Maar we staan inmiddels wel hoog in de ranking. Dankzij de huidige burgemeester Ron Chuldai die bewust contact heeft gezocht met de gay community. Hij begreep dat daar grote voordelen aan zouden zijn: voor het toerisme, voor de maatschappij. In Israël zie je nu homoseksuelen op allerlei topposities, tot de Knesset aan toe. Tel Aviv is de laatste vier à vijf jaar sowieso sterk veranderd. Het is een wereldstad geworden, met een fantastisch nachtleven en een hoog cultuurniveau. Het is net als New York een city that never sleeps, maar dan intiem, met mediterrane warmte én een heerlijk Rivièraachtig strand.
Homoseksualiteit is in tegenspraak met het Joodse geloof. Geeft dat geen problemen?
Orthodoxe Joden zijn zoals bekend tegen het uitleven van deze seksuele voorkeur. Maar ik merk daar weinig van. De orthodoxe groepen wonen voornamelijk bij elkaar in gemeenschappen buiten Tel Aviv. Ook in het meer religieus georiënteerde Jeruzalem is er een scene ontstaan, maar die is kleiner dan in Tel Aviv. Het is een positief verhaal, maar de emancipatie is nog niet voltooid. Twee mannen of twee vrouwen kunnen niet, zoals bij jullie, met elkaar trouwen. Ook kinderen adopteren is lastig. Voor twee vrouwen is het mogelijk, voor twee mannen nog niet.
Toen je danste bij Scapino woonde je in Amsterdam. Hou je nog steeds van de stad?
Ik hou veel van Amsterdam, van Nederland en de Nederlanders. Ik heb zelfs een paar jaar een relatie gehad met een Nederlander die bij een gezelschap in Israël danste. Maar toen ik twee jaar geleden Amsterdam weer eens bezocht, schrok ik wel. Ik kende het amper terug: de liberale, vrije sfeer uit de jaren negentig, waarin gays helemaal zichzelf konden zijn, is verdwenen. Het Tel Aviv van nu lijkt op wat Amsterdam destijds was. Maar ik ben optimistisch: het tij kan zich voor jullie opnieuw keren.
Ben je zelf religieus?
Ik noem mezelf liever spiritueel dan religieus. Ik heb een diep geloof in God, maar niet als de bekende oude man met een baard. Ik voel me constant verbonden en beschermd door een grote kracht boven me, om me heen. Die kracht is er voor iedereen: voor ons allemaal is er genoeg licht. Ook het jodendom is belangrijk voor me. Ik ben opgegroeid in een open, tolerante sfeer met een vader die zich aan alle gebruiken hield: sjabbat, vasten met Jom Kipoer. Ik hecht aan de gebruiken, voel een spirituele connectie als ik ze uitvoer. Maar voor mij zijn ze vooral verbonden met het familieleven.
Je hebt veel in het buitenland gedanst, nooit de verleiding gevoeld om daar te blijven?
Het buitenland trekt, maar Israël is mijn thuis. Behalve mijn familie en vrienden wil ik ook de vitaliteit van het land niet missen. Zeker nu is de mix van cultuur, modern leven en mediterrane warmte heerlijk. In Shenkin Street, waar ik lang woonde zie je zowel ultrahippe winkels, ouderwetse hummustentjes en sympathieke bejaarden die daar al hun hele leven wonen. Ik hoop dat het stijgende economische peil en de behoefte van Israëli’s om op andere landen te lijken daar geen eind aan zullen maken. Omdat we hier veel stress en oorlogsdreiging hebben worden andere landen soms geïdealiseerd. Maar al lijkt het gras bij de buurman groener, de ware schoonheid is hier. Ik zou het erg vinden als Israël zijn essentie gaat verliezen; maar ik denk dat de liefde van de Israëli’s voor familie en traditie dat zullen voorkomen.
Wat zijn je toekomstplannen?
Te veel om op te noemen. Ik zit nu net tussen twee producties: een uitvoering van de Bolero van Ravel met het Israel Philharmonic Orchestra onder leiding van de Indiase dirigent Zubin Mehta en een solovoorstelling in het Susan Dellal Centre in Tel Aviv. Voor volgend jaar staan er veel grote projecten op het programma: het Tel Aviv Festival, artistiek adviseurschap voor het Rishon le Tsion Spring Festival, een nieuw televisieprogramma en een rol in een film. En de wereldvrede regelen, haha… Ooit zou ik met een groep muzikanten en dansers van Israëlische, Palestijnse en andere Arabische komaf een wereldtournee willen doen. Optreden in het Witte Huis en Buckinham Palace, en voor de Franse president Sarkozy. Kunst brengt mensen samen. De politiek in? Dat zou ik best willen. Of ambassadeur worden. Maar dan moet ik tóch het land uit, en voorlopig wil ik dat niet.