Het eerste deel in een trilogie over de drie belangrijkste ‘verzetsbewegingen’ tegen Israël. Deze editie: Fatah, of hoe een terreurbeweging de Palestijnse Autoriteit werd.
De geschiedenis van de belangrijkste Palestijnse politieke beweging is er een van bijna onontwarbare acroniemen, veroorzaakt door eindeloze afsplitsingen, heftige broedertwisten en hier en daar een fusie. Fatah, PLO, PLA, PLF, PLC, PNC, PA, DFLP, PFLP, PFLP-GC – het is gemakkelijk de weg te verliezen in het labyrint van afkortingen. Voor de fijnproevers het bijgevoegde kader, maar het belangrijkste om te onthouden is dat Fatah de dominante bloedgroep is binnen de overkoepelende PLO, de Palestine Liberation Organization. Zo belangrijk (een voorbeeld: de leider van Fatah is al sinds 1969 ook voorzitter van de PLO) dat de twee organisaties de facto synoniemen zijn geworden en u zult het ons niet kwalijk nemen dat wij hen in dit artikel ook als zodanig gebruiken.
Fatah werd opgericht in 1959 door Jasser Arafat en Khalil al-Wazir, op dat moment Palestijnse studentenleiders in Egypte, hoewel zij al respectievelijk 30 en 34 jaar oud waren. Fatah is een omgekeerd acroniem van Harakat al-Tahrir al-Filastini, de Palestijnse Bevrijdingsbeweging. Daarmee heeft het eigenlijk dezelfde naam als de PLO, maar door de letters om te draaien ontstaat het Arabische woord voor ‘overwinning’. De PLO werd vijf jaar later op initiatief van de Arabische Liga en vooral Egypte opgericht als paraplu waar de verschillende Palestijnse facties zich onder schaarden. Fatah was van het begin af aan een verzets- of terreurbeweging, afhankelijk vanaf welke kant van het conflict je het bekijkt, die door middel van gewapende strijd Israël wilde vervangen door een Palestijnse staat ‘van de Jordaan tot de zee’. Vanaf 1965 was Fatah ook een politieke partij, twee jaar later schaarde de beweging zich onder de PLO.
In dat jaar veranderde de dynamiek in het Midden-Oosten aanzienlijk toen Israël in zes dagen tijd de legers van Syrië, Jordanië en Egypte versloeg. De Palestijnen beseften dat hun Arabische bondgenoten geen partij voor de Israëli’s waren en besloten de gewapende strijd in eigen hand te nemen. Fatah en de PLO opereerden na de Zesdaagse Oorlog vooral vanuit Jordanië en met steun van de Syriërs; Palestijnse fedajien (‘zij die zich opofferen’) glipten de grens over om Israëlische dorpen en nederzettingen aan te vallen in een hardnekkige terreurcampagne. Op 21 maart 1968 sloegen de Israeli Defense Forces (IDF) terug met een aanval op het Fatah-hoofdkwartier in Karameh, net over de Jordaan. Hoewel de Israëli’s militair de overwinning opeisten (Palestijnse verliezen waren veel hoger dan die van de IDF en het kamp werd verwoest), voelde Arafat zich gesterkt door de strijd. Fatah won enorm aan populariteit omdat het zich had verzet in een open veldslag tegen het superieure Israëlische leger en daarbij tientallen IDF-soldaten had gedood.
Zwarte september
Duizenden nieuwe vrijwilligers sloten zich aan bij Fatah en Arafat werd gekozen tot leider van de PLO. Fondsen stroomden binnen vanuit de Golfstaten terwijl Syrië en Irak de kersverse fedajien opleidden. Met de Arabische oliedollars begonnen Fatah en de PLO liefdadigheidsprojecten in de Palestijnse vluchtelingenkampen, die hun populariteit nog verder vergrootten. De terreurcampagne werd voortgezet en geïntensiveerd; vliegtuigkapingen door kleinere Palestijnse facties (vaak afsplitsingen van afsplitsingen) waren aan de orde van de dag. Palestijnen vormden meer dan de helft van de bevolking van Jordanië en de PLO begon met haar nieuw gevonden militaire zelfvertrouwen een steeds groter gevaar te vormen voor het Hasjemitische vorstenhuis van de op dat moment regerende koning Hoessein, en zich te dragen als een staat binnen de staat. Op 10 september 1970 kaapten terroristen van het PLFP (zie kader) tegelijkertijd vier passagiersvliegtuigen die zij dwongen te landen op Dawson’s Field, een oude Britse luchtmachtbasis bij Zarqa, diep in de Jordaanse woestijn. Hoewel er geen slachtoffers vielen onder de honderden gijzelaars, was de maat vol voor koning Hoessein. Het feit dat de Palestijnen zich ondanks zijn ‘gastvrijheid’ gedroegen alsof zij de baas waren in Jordanië kon niet onbeantwoord blijven.

Het logo van Fatah
Op 17 september omsingelde het Jordaanse leger Palestijnse kampen en steden waarin de PLO de facto de macht had overgenomen. In de maanden hiervoor was het al tot bloedige gevechten gekomen tussen Jordaniërs en Palestijnen; ditmaal besloot de koning voor eens en altijd af te rekenen met de milities. Het Jordaanse leger en de PLO vochten wekenlang zonder dat een van beide zijden de overhand kreeg, maar een Syrische interventie aan Palestijnse zijde dreigde dit evenwicht te doorbreken. Hoessein riep hulp van de Amerikanen in, die hun Zesde Vloot in de Middellandse Zee in paraatheid brachten. Maar het waren Israëlische gevechtsvliegtuigen die door laag over de tankcolonnes te scheren de Syriërs ervan overtuigden hun opmars te staken – en dat slechts drie jaar nadat koning Hoessein oorlog tegen de Joodse staat had gevoerd (en verloren). De aftocht van de Syriërs zorgde ervoor dat het Jordaanse leger de overhand kreeg in de strijd tegen de Palestijnen, maar dit kon niet volledig worden uitgebuit omdat Hoessein door zijn Arabische bondgenoten tot een staakt-het-vuren werd gedwongen. Dit werd op 27 september in Caïro getekend; de Egyptische president Gamal Abdel Nasser, die algemeen werd beschouwd als leider van de Arabische wereld, stierf de volgende dag.
De Palestijnen beseften dat hun bondgenoten geen partij waren voor de Israëli’s en besloten de gewapende strijd in eigen hand te nemen
Burgeroorlog
Aan het begin van 1971 vielen de Jordaniërs opnieuw aan en in de eerste zes maanden van dat jaar verdreven zij de Fatah, PLO en de tientallen kleinere milities en terreurorganisaties uit hun land. De meeste Palestijnse strijders vertrokken naar Syrië om in 1975 in Libanon terecht te komen, waar zij meevochten in de burgeroorlog in dat land. Een kleine groep Fatahleden zwoer wraak voor wat al gauw ‘Zwarte September’ werd genoemd en bereidde aanslagen voor op het Jordaanse koningshuis. Maar al snel richtten ook deze terroristen hun aandacht op Israël: het was deze groep die verantwoordelijk was voor de gijzelingsactie in het Olympische dorp van München en de moord op elf Israëlische atleten in de nacht van 5 op 6 september 1972. De Israëli’s sloegen terug: inlichtingendienst Mossad ontketende onder leiding van Golda Meïr na het bloedbad van München Operatie Mitzva Zaäm Haël (Gods Toorn), waarbij voor het bloedbad verantwoordelijke leden van de PLO geliquideerd werden. Fatah en de PLO ontkenden dat ‘Zwarte September’ door hen aangestuurd werd, maar toch besloot Arafat in 1973 de groep te ontmantelen omdat hij haar methodes als averechts werkend beschouwde.

Leden van de Al-Aqsa Martelarenbrigades in Khan Yunis, Gazastrook, in 2015
(Foto: Abed Rahim Khatib / Flash90)
In het midden van de jaren zeventig waren Fatah en PLO een machtsfactor van belang geworden in het instabiele Libanon. Tegelijkertijd was Arafat meer en meer op zoek naar een diplomatieke oplossing, hoewel hij de gewapende strijd altijd als troef achter de hand hield. En sowieso had de Fatah- en PLO-leider weinig controle over de Palestijnse haviken die van terrorisme een manier van leven hadden gemaakt. In 1976 riep Arafat op tot een tweestatenoplossing, waarbij Palestina zou bestaan uit de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en de Gazastrook. Dit werd hem niet in dank afgenomen door de hardliners binnen en buiten zijn eigen organisaties, maar inmiddels hadden de Palestijnen grotere problemen. Hun komst was de lont in het Libanese kruitvat gebleken en in 1975 brak een burgeroorlog uit tussen christelijke milities en de PLO. Het werd een bellum omnium contra omnes, waarin ook Syrië en Israël zich niet onbetuigd lieten. Intussen werden vanuit Zuid-Libanon terreuraanvallen op Noord-Israël uitgevoerd, met als bloedig dieptepunt de moord op 22 schoolkinderen in Maälot op 15 mei 1974. Deze acties leidden in 1978 tot de Israëlische bezetting van Zuid-Libanon en tot de grootschalige IDF-interventie in 1982. Opnieuw hadden Fatah en PLO de hand gebeten die hen voedde en moesten op zoek naar een nieuwe uitvalsbasis.
Een kleine groep Fatahleden zwoer wraak voor wat al gauw ‘Zwarte September’ werd genoemd
Die werd gevonden in Tunesië, waar zo’n 8000 Palestijnse strijders en de PLO-leiding naartoe vluchtten nadat de Israëli’s tot Beiroet waren doorgestoten. Het waren geen goede tijden voor Fatah – geïsoleerd van hun aanhang in Jordanië en de bezette gebieden dreigde de invloed van Arafat en de zijnen af te nemen. Toen in 1987 de Eerste Intifada uitbrak, hadden PLO en Fatah nauwelijks invloed op de jonge opstandelingen in Gaza en op de Westbank. Intussen was Arafat begonnen met geheime onderhandelingen met de Israëlische regering die in 1993 leidden tot de Oslo-akkoorden en de oprichting van de Palestijnse Autoriteit (PA) onder zijn leiding. De Palestijnen kregen beperkt zelfbeschikkingsrecht op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook in ruil voor erkenning van de staat Israël. Op 13 september 1993 bezegelden premier Jitschak Rabin en PLO-leider Jasser Arafat in Washington de Oslo-akkoorden met een omstreden en niet bepaald hartelijke handdruk. Het leverde de twee leiders (en de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Shimon Peres) de Nobelprijs voor de Vrede op en kostte Rabin het leven. Ditmaal was de moordenaar geen Fatahterrorist, maar een Israëlische rechtsextremist, Yigal Amir.
Jasser Arafat werd de eerste voorzitter van de PA, naast zijn leiderschap van PLO en Fatah. Maar ‘Oslo’ bleek een uniek hoogtepunt in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen; nadat verdere onderhandelingen rond de eeuwwisseling vastliepen, sloeg de vlam weer in de pan. Een bezoek van de internationaal omstreden oud-generaal Ariël Sharon aan de Tempelberg werd de aanleiding tot de Tweede Intifada. Arafat maakte het einde hiervan niet meer mee, hij stierf op 11 november 2004 op 75-jarige leeftijd aan een hersenbloeding. De voormalige terrorist was een president zonder land geworden – een ontwikkeling die symbolisch is voor die van Fatah en de PLO. Het leven ging door; Arafat werd in al zijn functies opgevolgd door Mahmoud Abbas, ook bekend als Abu Mazen.
Veel Palestijnse leiders en terroristen gebruikten en gebruiken een kunya of nom de guerre: Abu Ammar (Arafat), Abu Jihad (Khalil al-Wazir), Abu Nidal (een beruchte Palestijnse terrorist), enzovoort. ‘Abu’ betekent ‘vader’ in het Arabisch, wat wordt gevolgd door de naam van het eerste kind, zoals bij Mahmoud Abbas, of een symbolische naam zoals bij Arafat. ‘Ammar’ was een geliefde vertrouweling van de profeet Mohammed, ‘Jihad’ is de heilige oorlog en ‘Nidal’ betekent strijd.
Abbas’ ambtstermijn kan worden gezien als een volledige mislukking
Mislukking
Abbas’ ambtstermijn kan over het algemeen worden gezien als een volledige mislukking. Een Palestijnse staat is er de facto en de jure (nog) niet gekomen, het volk is hopeloos verdeeld in de broederstrijd tussen het formeel seculiere Fatah (al schrijft het handvest van de beweging wel voor dat de sharia de basis is van het Palestijnse recht) en de islamisten van Hamas, en de leiders van Fatah en PLO worden zelfs door hun eigen aanhang gezien als een bende corrupte oude mannen die uitstekend voor zichzelf zorgen terwijl het Palestijnse volk aan zijn lot wordt overgelaten. Fatah verloor in 2006 de verkiezingen voor de Palestijnse Nationale Raad kansloos van Hamas en haalde slechts 45 van de 132 zetels, terwijl Hamas een absolute meerderheid van 74 behaalde. Hamas vormde een regering met Ismail Haniyeh als premier waar in 2007 ook Fatah tot toetrad. Maar in datzelfde jaar kwam het tot een miniburgeroorlog tussen de twee partijen in Gaza: Hamas gooide Fatah uit de Strook. Mahmoud Abbas stuurde de regering van Haniyeh naar huis en sindsdien zijn er in de PA geen verkiezingen meer gehouden.

Mahmoud Abbas
Zonder een mandaat van het Palestijnse volk probeert de Fatahleiding wanhopig de macht aan zich vast te houden, wat ertoe heeft geleid dat er nu eigenlijk twee Palestijnse ministaatjes zijn: een onder Fatah op de Westelijke Jordaanoever (althans, in de gebieden waar Israël niet direct de militaire autoriteit heeft), en de ander onder Hamas in de Gazastrook. Ondanks periodieke pogingen tot verzoening tussen de twee groepen lijkt het er voorlopig niet op dat dit er van komt. De grote vraag is wat er gebeurt wanneer de inmiddels 82-jarige Mahmoud Abbas overlijdt. Het lijdt geen twijfel dat de oude garde van Fatah een kandidaat uit haar gelederen naar voren zal schuiven, maar deze lijkt bij voorbaat kansloos als het leiderschap van de PA door middel van – min of meer vrije – verkiezingen wordt bepaald.
Zelfmoordaanslagen
Uit opiniepeilingen blijkt dat er op dit moment twee favorieten zijn, en beiden zijn een stuk radicaler dan ‘Abu Mazen’. Hamasleider Ismail Haniyeh zou hoge ogen kunnen gooien, maar de gedroomde opvolger van Abbas lijkt Marwan Barghouti. Deze leider van de in 1995 door Arafat opgerichte Tanzimmilitie en voorman tijdens beide intifada’s is zeer populair onder de Palestijnen, maar er is één probleempje: hij zit in een Israëlische gevangenis, veroordeeld tot vijfmaal levenslang wegens moord – straffen die opeenvolgend uitgezeten moeten worden. En hoewel veel Palestijnen en sympathisanten over de hele wereld een PA-leider die achter Israëlische tralies zit ongetwijfeld een sterk statement zullen vinden, is die positie niet bepaald bevorderlijk voor het leiden van de Palestijnse regering en ambtenarij. De Israëli’s zouden Barghouti kunnen vrijlaten, maar of zij graag een havik en veroordeeld terrorist aan het roer in Ramallah zien, is maar helemaal de vraag.
Fatah heeft nog steeds verschillende gewapende organisaties aan zich gelieerd

Logo PLO
Barghouti’s toekomst en die van Fatah gaan hand in hand. Wil de beweging een serieuze partij in het vredesproces zijn of trouw blijven aan haar terroristische origine? Fatah heeft nog steeds verschillende gewapende organisaties aan zich gelieerd. Naast het door Barghouti geleide Tanzim zijn er de beruchte Al-Aqsa Martelarenbrigades. Net als Tanzim is deze terreurbeweging nominaal seculier, al kun je daar vraagtekens bij plaatsen wanneer een organisatie is vernoemd naar een moskee en martelaren. In de eerste vijf jaren van deze eeuw voerden de Brigades talloze zelfmoordaanslagen uit op Israëlische burgerdoelen. En al heeft Fatah hen nooit erkend als haar officiële gewapende vleugel, niemand twijfelt aan de banden tussen de twee organisaties. De Brigades hebben de gewapende strijd nooit afgezworen en bestoken Israël nog regelmatig met raketten. Maar net als alle andere (terreur)organisaties onder de paraplu van de PLO wachten zij nog steeds wanhopig op dat waarvoor Fatah al sinds 1959 staat, zij het slechts in naam: de overwinning.
Met de P van Pythonesk
PLO: De Palestinian Liberation Organization, een overkoepelende organisatie waaronder een tiental Palestijnse partijen zich heeft geschaard. De belangrijkste: Fatah.
Fatah: De in 1959 door Jasser Arafat opgerichte factie die sinds de jaren zestig de dominante politieke en militaire beweging van de Palestijnen is. Nu geleid door Mahmoud Abbas (‘Abu Mazen’), voorzitter van de PLO en de PA.
PA: De Palestijnse Autoriteit, een soort regering die de dienst uitmaakt op de Westelijke Jordaanoever.
PLC: Het ‘parlement’ van de PA (sinds 2006 zijn er geen verkiezingen meer voor gehouden). Niet te verwarren met de PNC.
PNC: Het ‘parlement’ van de PLO. Er is ook nog een PCC, een soort uitvoerend comité van de PNC.
PLA: De gewapende arm van de PLO, maar in de jaren zeventig vooral een speelbal van de Syrische regering, In 1982 grotendeels vernietigd door de IDF na de Israëlische invasie van Libanon.
PLF: Het Palestijnse Bevrijdingsfront, een kleine maar gewelddadige factie binnen de PLO. Nu wordt het ingewikkeld, in 1967 fuseerde de door Ahmed Jibril opgerichte PLF met twee andere bewegingen en vormde het PFLP.
PFLP: Het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, geleid door terrorist George Habash, een christen uit Lydda (nu: Lod) die berucht was om zijn vliegtuigkapingen. Maar al in 1968 scheidde Jibril zich af en vormde het PFLP-GC.
PFLP-GC: Dezelfde afkorting met dezelfde betekenis, waarbij de toevoeging staat voor General Command. Het PFLP-GC was ook gespecialiseerd in het kapen en neerhalen van vliegtuigen. Vanaf de jaren tachtig werd er weinig meer van vernomen totdat de organisatie een jaar of vijf geleden weer opdook in Syrië om aan de kant van president Assad te vechten.
DFLP: Oké, nog eentje dan: het Democratische Front voor de Bevrijding van Palestina. Met dien verstande dat ‘democratisch’ hier communistisch betekent. Na Fatah en de PFLP de grootste factie binnen de PLO, maar vooral berucht om het bloedbad van Maälot in 1974 waarbij DFLP-leden 22 schoolkinderen en drie leraren vermoordden.