Ik zat in Parijs toen de revolutie uitbrak. Gekomen voor de wijnbeurs, kregen we fl essen traangas. Maar terwijl op de Elyzeese Velden de revolutie regeerde, waren om de hoek de cafés gewoon open. Eerste rang dus, zoals je de Amsterdamse provorellen het best kon bekijken vanuit Hotel Américain en de Maagdenhuisbezetting vanaf het terras van Café De Zwart.
Die gilets jaunes (gele hesjes) gingen letterlijk door roeien en ruiten. Hun kwaadheid over de fors gestegen dieselprijs is begrijpelijk. Er zijn in Frankrijk meer mensen naar de stad vertrokken dan elders in Europa. Op het verlaten platteland kun je niks meer zonder auto, nog los van de onmisbare dieseltractor. Daarom kwamen die connards du campagne (‘boerenlullen’), zo te zien veelal kansloze mannen tussen de dertig en de vijftig, in Parijs hun woede koelen. Hen liet ‘de politiek’ in de steek. Toch werden de grootste vernielingen aangericht door het linksradicale ‘Zwarte Blok’, toen de geelgeheste huisvaders alweer in de bus terug naar moeders thuis zaten.
Rijst de vraag die NIW-columnist Gerry Mok z.l. altijd half schertsend stelde: is dit nu goed of slecht voor de Joden? Moeilijk. Behalve dat het navrant is hoe president Macron, eerder gekant tegen Israël vanwege ‘overmatig geweld tegen ongewapenden’, nu zelf demonstranten, geknield met hun handen omhoog, traangaspatronen in hun maag laat schieten. Maar Frankrijk en les Juifs, dat botste altijd al. Ik zag vier jaar terug in Parijs een groep grotendeels lichtgetinte medemensen ‘tegen Gaza’ over de Boulevard de Grenelle paraderen, vanaf alweer een caféterras, ditmaal van het onvolprezen Au Moka. De meute scandeerde “Juifs dehors!”, Joden eruit! Aan die boulevard, even verderop, stond in de Tweede Wereldoorlog het Vélodrome d’Hiver, een wielerstadion waar zo’n 13.000 Joden (van wie volgens de gevelsteen 4115 kinderen) werden verzameld voor deportatie. Niet door de Duitsers, maar door de Franse politie.
Je hoeft niet terug naar de Tweede Wereldoorlog of de affaire-Dreyfus om het ingebakken Franse antisemitisme te signaleren. Bij elke populistische beweging brult daar wel iemand dat alles de schuld is van het grootkapitaal, de elite en de Joden. Nu ook weer. Het begon al met een spandoek boven de snelweg: ‘Macron, pute à Juifs’, ‘hoer van de Joden.’ Op internet doken de gebruikelijke gekken op, zoals het ‘gele hesje’ met Batmanmasker die opriep willekeurig wat Joden af te maken.
Ook op de muren was het raak. Macron bleek een ‘Rothschild’ maar ook een youpin, een woord dat ik nog niet kende, maar vrij vertaald ‘smous’ betekent. Weer wat geleerd.
Onder het motto ‘zoals de wind waait, waait mijn hesje’, trok rechts Frankrijk naar Parijs. De voormalige communist Alain Soral, Shoa-ontkenner en zelfbenoemd ‘Frans nationaal-socialist’ stond bijvoorbeeld vooraan. Werkelijk voor elk haatartikel in de Franse wet veroordeeld. De essayist Hervé Ryssen, van anarchist naar ultrarechts, idem. En uiteraard de lichtgetinte cabaretier Dieudonné M’bala M’bala, uitvinder van de quenelle, de alternatieve Hitlergroet met de gestrekte rechterarm naar de grond. Op de Champs-Élysées bracht hij de echte Hitlergroet, in een geel hesje met een ananas erop, een verwijzing naar zijn verboden Jodenhatende hit Shoananas.
Joden, beter opgeleid en vermogender dan gemiddeld, zijn een dankbaar doelwit van minderbedeelden. Dat, en ‘Palestina’, de islamitische aanslagen op de Joodse school in Toulouse, de Charlie Hebdo-redactie, de Joodse supermarkt, het Bataclantheater en recenter de moord op de bejaarde Mireille Knoll, verklaart waarom nu in Tel Aviv hele wijken Frans spreken. Opperrabbijn Haïm Korsia riep op tot ‘gebed voor de Republiek’, maar zijn aanhang is angstig of geïsoleerd. Van de talloze Joodse intellectuelen keerde alleen de filosoof Alain Finkielkraut zich krachtig tegen mogelijk Jodenhatende hesjes.
En overig Parijs? Ik zag een kapper beteuterd naar zijn ingeslagen ramen kijken en een restauranthouder verbijsterd naar het glas in zijn couscousschotels. Hoe lager op de ladder, hoe meer slachtoffer. Of zoals de Jiddische verzuchting luidt: ‘Dayn mazl, Got, vos du voynst azoy hoykh; anit volt men dir di fentster oysgezetst.’ Ofwel: ‘U heeft geluk, God, dat u zo hoog woont, anders hadden ze bij u ook de ruiten ingegooid.’ Ik weet niet of veel Joden daar het geel, eeuwenlang de kleur van vernedering, droegen. Maar er is één lichtpunt: met al die vernielingen op sjabbes is er eindelijk iets waar we niet totaal de schuld van kunnen krijgen.