Op de documentaire van regisseur Ruud van Gessel en mij over de verschillen in deportatiepercentages tussen het zogenaamd filosemitische Nederland en het zogenaamd antisemitische België zijn uit beide landen veel reacties gekomen.
Met name de rol van beide koningshuizen bleek een eyeopener: koningin Wilhelmina, de Moeder des Vaderlands, in het onbezette Londen tegenover de krijgsgevangen Belgische koning Leopold en zijn moeder koningin Elisabeth in het bezette Brussel.
Koningin Elisabeth zou als enige royal in bezet Europa na de oorlog voor het redden van Joden de Yad Vashem-onderscheiding krijgen, terwijl Wilhelmina van geen Jodenvervolging wilde horen. Toch betekenen de aanzienlijk lagere deportatiepercentages in België niet dat het land intrinsiek minder antisemitisch dan Nederland was. Het betekende slechts dat gezagsdragers moediger waren.
De burgemeester en politiechef van Brussel weigerden de Jodenster te distribueren omdat zij dat in strijd met de door hun afgelegde eed op de grondwet achtten. Het isoleren en brandmerken van Joden op Belgisch grondgebied was in strijd met de grondwet, die uitging van het gelijkheidsbeginsel. Ook al hield men niet van Joden, dat betekende niet dat men als gezagsdrager mee diende te werken aan ongrondwettelijke opdrachten.
Ariërverklaring
Hoe anders was dat in Nederland! De naar Londen gevluchte (‘uitgeweken’ leerde men op school!) koningin gaf geen kik toen al in het eerste bezettingsjaar ambtenaren de ariërverklaring moesten ondertekenen. Ook die maatregel was een schending van artikel 1 van de Nederlandse grondwet. Ons staatshoofd verzuimde vanuit Londen Nederlandse ambtenaren op te roepen trouw te blijven aan de grondwet waarop zij ooit een eed hadden afgelegd. Sterker: volgens staatsrechtdeskundigen schond Hare Majesteit zelf de grondwet door het koninkrijk te bestieren vanuit Engeland in plaats van bijvoorbeeld Suriname, Nederlands-Indië of de Caraïbische eilanden. Akkoord, ook de overige regeringen in ballingschap hadden zich in Londen gevestigd en dat leverde een betere
informatiepositie op. Maar helaas konden de Joden in bezet Nederland daarvan de vruchten niet plukken.
De Nederlandse regering zetelde in hetzelfde pand waarin ook de Poolse regering was gevestigd. De Poolse regering was exact op de hoogte van hetgeen er met de Joden in hun land geschiedde. Zou nu nooit een Nederlandse minister in de hal of lift van zijn Poolse collega hebben gehoord welk lot de te deporteren Joden in Nederland wachtte? Of mocht een minister van Hare Majesteit niet naar het lot van Joden informeren? Zij als Moeder des Vaderlands kende immers geen Joden, maar alleen Nederlanders. Een nobele instelling die volkomen los stond van de realiteit in bezet Nederland, waar niet zij maar de nazi’s de dienst uitmaakten. Nazi’s die konden rekenen op de loyale medewerking van het Nederlands ambtelijk apparaat dat vanuit Londen wel het consigne had gekregen op zijn plaats te blijven, maar nimmer een mededeling van Hare Majesteit ontving om niet mee te werken aan de anti-Joodse maatregelen.
Wel riep de koningin het volk op om militairen in huis te nemen die zich moesten onttrekken aan de Arbeitseinsatz. Aan die oproep werd massaal gehoor gegeven. De Joden maakten ruim één procent uit van de Nederlandse bevolking. In theorie betekent dit dat als slechts een op de honderd Nederlanders zich zou hebben ontfermd over een enkele Jood alle Joden theoretisch gered hadden kunnen worden.
Het ‘antisemitische’ België deed het beter dan het ‘filosemitische’ Nederland. De conclusie luidt dat men als vervolgde en rechteloze Jood beter geholpen kon worden door een Belgische antisemiet, dan in de steek gelaten door een filosemitische Nederlander. Daarmee ding ik niets af op de rol van Nederlandse helden en vele duizenden onderduikverleners. Integendeel! Zij volgden bij gebrek aan input vanuit Londen hun geweten en hadden daarvoor noch consignes van het staatshoofd, noch de grondwet nodig.