In de nacht van 9 op 10 november 1938 werd het leven voor Duitse Joden een waar inferno: de Kristallnacht. Dit jaar is dat 75 jaar geleden. Ooggetuige Wolfgang Kotek zal worden geïnterviewd tijdens de herdenking in de Portugese Synagoge.
Door: Margreet Udo
Als jongetje van acht stond Wolfgang Kotek (1930) samen met zijn moeder op 11 november 1938, zijn verjaardag, in zijn woonplaats Wuppertal- Elberfeld ontredderd voor ‘hun’ afgebrande synagoge. Het was voor hem het begin van jarenlange eenzame omzwervingen. Wolfgang Kotek woont, samen met zijn vrouw, in Rotterdam, dicht bij de Kralingse Plas. Al is hij huis- en bedrijfsarts in ruste, hij werkt nog steeds een paar uur per maand, maar hij is vooral graag thuis: „Wij zijn huiselijke mensen, my home is my castle.” De herinneringen aan zijn jeugd staan haarscherp in zijn geheugen gegrift, en niet alleen daar. Hij schuift de mouw van zijn overhemd omhoog en toont zijn pols. „Dit litteken is uit 1937. Jongens van de Hitlerjeugd spuugden me in het gezicht, schopten me en sleepten me aan mijn benen over straat. Er lag daar ergens een spijker of een stuk glas en mijn polsslagader scheurde open; het bloed spoot eruit. Die jongens renden toen niet eens weg, het was heel normaal om Joden te molesteren. Ik werd gered door een arts die tegenover ons woonde, een fervente nazi. Hij verbond mijn arm en ik werd naar het ziekenhuis afgevoerd. Of hij mij gered heeft omdat de vloer van zijn praktijk vies werd van mijn bloed of uit een reflex als arts… ik weet het niet. Het was een gekke paradox. Ook werd ik twee keer door nazi-jongetjes een half uur opgesloten in een pikdonkere kelder en bedreigd. Ik stond doodsangsten uit.” Kotek wijst op een oude foto van elf keurige kinderen in een tuin. „Dit was in 1937, in de tuin van de synagoge in Wuppertal, net na de Joodse les. Na de Kristallnacht konden slechts drie kinderen vluchten naar het buitenland. De anderen zijn allemaal omgekomen. Echt een verschrikkelijke jeugdfoto.”
Vlucht
De anti-Joodse maatregelen begonnen al in 1933, nadat Hitler aan de macht kwam. Na de invoering van de Neurenberger wetten in 1935 werd het in rap tempo erger. Koteks vader had een klein, maar bloeiend confectiebedrijfje. Het ging in een paar jaar vrijwel ten onder. Nazi’s deden bestellingen die ze wel ophaalden maar niet betaalden en plunderden zo geleidelijk aan het bedrijf. Zijn vader werd op 28 oktober 1938 op transport gezet naar zijn geboorteland Polen. Kotek: „Toch kun je niet zeggen dat alle Duitsers antisemieten waren. Er waren relatief veel Duitsers die in stilte poogden te helpen. Zij waren echter doodsbenauwd verraden te worden en in een concentratiekamp te belanden.” In Wuppertal was sprake van een geweldsexplosie tegen Joden en hun eigendommen in de nacht ná de Reichskristallnacht, van 10 op 11 november, vertelt Kotek. Veel Joden in Wuppertal raakten in grote paniek en wilden vluchten. Kotek vond die nacht met zijn moeder onderdak bij niet-Joodse stadgenoten. De volgende dag, toen hij met zijn moeder door de stad liep en zij alle vernielingen zagen, besloot zijn moeder dat Wolfgang op 13 november 1938 alleen naar Nederland moest vluchten. Hij kreeg daarbij hulp van de internationale humanitaire organisatie Odd Fellows. Kotek kwam in Apeldoorn terecht. Vanaf december 1942 stond hij niet meer als Joods geregistreerd doordat de Duitse hoge ambtenaar Hans Calmeyer een medisch attest over zijn besnijdenis wegmoffelde. Nu had Kotek alleen twee Joodse grootouders en hoefde hij geen ster meer te dragen. Calmeyer redde op die manier Kotek en honderden anderen het leven. Na vele identiteitswisselingen en omzwervingen langs veertien pleegfamilies zag hij net na de bevrijding in Apeldoorn zijn ouders weer: „Een groots moment in mijn leven.”
Medelijden
Tijdens de Hongerwinter maakte Kotek succesvolle voedselexpedities. Hij zat een tijdje in huis bij een van de directeuren van Van Gelder Papierfabriek. Wolfgang kreeg van hem blocnotes mee die hij voor eten kon ruilen. Kotek: „Midden december probeerde ik in Heerde de IJssel over te steken en klampte de Feldgendarmerie aan, die de pont naar Wijhe bediende. Ik vertelde dat ik voor de bombardementen uit Duitsland was gevlucht en dat mijn vader aan het Oostfront vocht. Ze hadden medelijden met me en brachten me over de rivier naar Wijhe. Bij de Ortskommandantur mocht ik ‘soldatenkuch’ ophalen. In de buurt van Wijhe ruilde ik mijn blocnotes voor tarwe, rogge en eieren. En bij Zwolle wilde ik de IJssel weer over, terug naar huis. Ik vertelde mijn verhaal opnieuw en kreeg ook nu een militaire escorte. Bij elke wachtpost bracht ik met mijn beschermheren de Hitlergroet en kwam uiteindelijk veilig met het voedsel in Apeldoorn aan.”
Max & Moritz
Bij het vertellen over zijn wonderbaarlijke escapades schiet hem opeens wat te binnen: „Ik was eigenlijk een timide, keurig net en gedisciplineerd jongetje, maar ik wilde maar wat graag net zulke streken uithalen als Max en Moritz, de twee helden uit het Duitse geïllustreerde kinderboek Max und Moritz.” In het lachende gezicht van Kotek glimmen zijn ogen van plezier. Opeens is het jongetje Wolfgang te zien, die zich in die jaren de onverschrokkenheid, vindingrijkheid en bravoure van beide kwajongens eigen had gemaakt. „Desondanks was ik in wezen een sjlemielig en somber scharminkeltje; ik lachte in het donker. Maar dat robuuste doorzettingsvermogen, dat aanpakken, had ik ook van mijn moeder.” Koteks verfijnde perceptie van mensen en gebeurtenissen is opvallend aanwezig in al zijn verhalen. „De opleiding die je als kind krijgt, is niet het leren van rijtjes op school, maar je kijk op de wereld als je je ogen de kost geeft.” Hij geeft zijn verhalen door: aan zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen, als gastspreker op scholen en instellingen en komend jaar ook als schrijver. Zijn boek, dat de voorlopige titel Antwoorden aan mijn grootvader heeft, zal hij opdragen aan zijn vrome Poolse grootvader, die hem in 1937 een sidoer (Joods gebedenboek) gaf. In prachtig Hebreeuws had hij er een persoonlijke opdracht in geschreven, waarin onder meer stond: ‘Wijd je leven aan jodendom en religie en geef deze boodschap door aan je kinderen en kindskinderen’. Wolfgang Kotek koestert dit boek. „Ik vind het belangrijk om het jodendom door te geven aan mijn kinderen. Dan denk ik vooral aan bepaalde begrippen, zoals tikoen olam – verbeter de wereld, begin met jezelf. Of zoals Martin Buber het verwoordde: ‘Rijg daar waar je staat parels naar de hemel’.”
Kristallnachtherdenking
Op zaterdag 9 november vindt de herdenking plaats in de Portugese Synagoge aan het Mr. Visserplein te Amsterdam. Kotek zal hier worden geïnterviewd en zijn kleinzoon Sem zal een korte voordracht houden. De bijeenkomst vindt plaats van 20.00-21.00 uur. Onder de sprekers is Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie, Joel Voordewind. Aansluitend is er een kranslegging bij de ingang van de Hollandsche Schouwburg. Voor het volledige programma van de herdenking: www.cjo.nl