Na een tussenstop van ruim veertig jaar in Nederland, vertrekt David Lilienthal, de Zweedse rabbijn die in Londen studeerde, naar Jeruzalem, de stad waar hij ooit verliefd op werd.
In het huis aan de Amstelveense straat met de naam ‘In de Wolken’ – waar zou een rabbijn anders moeten wonen – staan de verhuisdozen al opgestapeld. Er wordt gebeld met dochters in Jeruzalem over het bezorgen van bedden. Over een paar weken vertrekt het echtpaar Lilienthal. Op aliya. Gaat hij Nederland missen? „Ja, natuurlijk. We hebben hier zo’n groot deel van ons werkzame leven gewoond. Maar aan de andere kant, we zijn al twee keer van land verhuisd. Eerst uit Zweden naar Londen, toen ik daar ging studeren. Daar waren we ‘die Zweden’. En dat zijn we hier eigenlijk nog. Maar na veertig jaar zijn we natuurlijk ook een beetje Nederlands geworden. In Israel zullen we ‘die Nederlanders’ zijn. Dan gaan we uitzoeken waar er drop verkocht wordt, en kaas die wel te eten is. We zijn al lid geworden van Irgoen Olei Holland (de vereniging van Nederlandse immigranten in Israël).”
Helpen
Het gezin Lilienthal kwam op 7 juli 1971 aan in Amsterdam. Lilienthal was 27 en net afgestudeerd aan het Leo Baeck College in Londen. Hij werd tweede rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente. Het was een tijd waarin er in Europa maar weinig rabbijnen waren waar een jonge progressieve rabbijn bij in de leer kon. De meeste afgestudeerden moesten het in hun eentje zien te rooien. „Ik had geluk: ik zou hier komen om samen met Jacob Soetendorp te werken.” Maar vlak voor Lilienthal in Amsterdam aankwam kreeg Soetendorp zijn derde grote hartinfarct. „Hij stopte ermee en daar stond ik dan. Soetendorp was een grote geleerde, een geweldig redenaar, een charismatische man. Ik sprak geen Nederlands. Het verschil tussen hem en mij was zo enorm dat vergelijken onmogelijk was. Dat heeft me gered. Iedereen dacht waarschijnlijk: we moeten die arme jongen helpen.”
Lees verder in NIW 19