Hoewel ook Frits Barend als auteur op het omslag van Matzes en Mie – De lotgevallen van de families Barend en Van Haeften vermeld staat, is het vooral zijn vrouw Marijke Barend-van Haeften die het boek schreef. Frits las mee en herschreef zo nu en dan iets. Omdat Marijke zich realiseerde hoeveel oorlog er in de roots van hun kinderen zat, besloot ze in het Indische verleden van haar familie en in het Joodse verleden van haar schoonfamilie te duiken. “De oorlog zat in ons DNA,” schrijft ze.
Door Channa Kalmann
Marijke was zeven toen haar vader onverwachts overleed. Ze koestert een mooie herinnering aan hem van toen ze in 1953 erg ziek was en hij in plaats van naar Zeeland te gaan, waar hij als ingenieur weg- en waterstaat met spoed naartoe moest omdat de dijken waren doorgebroken, bij haar bleef. “Na zijn dood miste ik hem,” schrijft Marijke, “en schaamde me dat ik geen vader had en daarom anders was dan de meeste kinderen uit mijn klas. Als we op school voor Vaderdag iets moesten knutselen, bleef ik stil zitten.”
Indië
Hij was de derde man van haar moeder, zijn overlijden maakte haar voor de derde keer weduwe. Daar mocht niet over gepraat worden, dat was te pijnlijk, maar over de periode in Indië – voor de oorlog, met haar tweede man – kon ze geweldige verhalen vertellen. Volgens een van die verhalen wilde een stamhoofd in Nieuw-Guinea dat nog nooit een blanke vrouw had gezien, haar kopen in ruil voor zijn hele varkensbezit. Ook stapte ze bij een officiële ontvangst door Papoea’s eens bijna op een krokodil in plaats van op een boomstam over de rivier. En toen ze bij het afstappen van de echte plank dreigde te vallen, probeerde ze zich aan een vrijwel naakte Papoea vast te houden. Maar de man was voor de feestelijke gelegenheid ingesmeerd met olie en bleef onbeweeglijk staan, zodat ze langzaam langs zijn glimmende lijf naar beneden glibberde en in de modder belandde.
Een stamhoofd in Nieuw-Guinea wilde haar kopen in ruil voor zijn hele varkensbezit
Vlak nadat ze met haar derde man, Frederik Charles van Haeften, Marijkes vader, trouwde, brak de oorlog uit en kwamen ze met hun twee dochters – uit zijn eerdere huwelijk – in een jappenkamp terecht. Eerst samen, later van elkaar gescheiden. Over die periode werd bij Marijke thuis veel gepraat. Marijke, die in 1947 in Nederland werd geboren, voelde zich altijd een beetje buitengesloten als er over Indië gesproken werd. “De talloze gesprekken over hoe goed ze het in Indië voor de oorlog hadden, maar ook over honger, op appèl staan en diep moeten buigen, de stervenden en doden, wreedheden die moesten worden aanschouwd of ondergaan, namen niet weg dat ik deelgenoot had willen zijn van het verleden van mijn familie.”

Bert Barend [Frits’ oudere broer] met zijn onderduikouders, heit en mem
Jelle en Jeltje de Vries-Haga
Sophia en haar man Philip hielpen onderduikers, stuurden pakketten naar kamp Westerbork en kamp Vught en probeerden waar ze konden Joodse vrienden en kennissen, maar ook onbekenden hulp te bieden. “De tafel in de Molenbeekstraat werd vaak voor veel monden gedekt en dochter Mary heeft bijna drie jaar in het lits-jumeaux bij haar ouders geslapen, omdat er voortdurend onderduikers in haar bed sliepen,” schrijft Marijke. Ondanks hun hulp hebben ze een heleboel vrienden en familieleden niet kunnen redden, alleen al op de transportlijst van 7 september 1942, van Westerbork naar Auschwitz, kwam veertig keer de naam Barend voor. Geen van hen kwam terug.
Familiearchief
Zeer indrukwekkend is de verzameling kaarten uit verschillende kampen die in hun familiearchief zit. Ze blinken uit in alledaagsheden, zoals meldingen over het huishouden, misschien vanwege de censuur, maar waarschijnlijk ook omdat het leven in het kamp zo normaal mogelijk door moest gaan. Tussen de regels door wordt er gevraagd naar familie en vrienden, wie er ‘examen doet’ [ondergedoken is] en wie er ‘door’ [op transport naar het oosten] zijn. In het archief bevindt zich zelfs een kaart en brief van de dochter van een vriendin van de familie uit Sobibor, Katy Gokkes. Volgens Sobibor-overlevende Jules Schelvis zijn er slechts zes kaarten bekend uit het beruchte vernietigingskamp en de brief en kaart in het familiearchief behoren niet tot deze zes.
In 1953 liep het huwelijk tussen Frits’ ouders spaak. Flip Barend liet het gezin daarna financieel en emotioneel in de steek. Frits zegt hierover: “Vlak voor mijn zevende verjaardag vertrok mijn vader en vervielen we van patserige nouveau riche-rijkdom in simpele armoede. Mijn broer voelde zich vernederd, mijn moeder moest weer een baan zoeken en ik deed alsof er niets was gebeurd. Sterker, die lul was er niet meer. Zo zag en zie ik de scheiding van mijn ouders.” Zijn moeder, broer en hij vormden naar buiten een gesloten drie-eenheid.
Geluk
Marijke en Frits leerden elkaar kennen op het Vossiusgymnasium. Marijke herinnert zich: “De eerste dag op die school viel een drukke roodharige jongen de klas als een wervelwind binnen. Hij heette Frits Barend.” Sinds de derde klas zijn ze samen, 15 jaar waren ze. Na hun eindexamen gingen ze samenwonen en toen ze 22 waren, trouwden ze. In een met bloemen versierde eend reden ze naar het stadhuis. Ze kregen twee dochters, Kim en Barbara.
De Joodse wortels van hun vader en de Indische wortels van hun moeder zijn in die dochters verstrengeld. Ook zij kregen te maken met antisemitisme en voelden de enorme gevoeligheid van hun moeder als het ging om Japan. Als kinderen van de jaren 60 waren Frits en Marijke Barend ervan overtuigd dat de tijd van antisemitisme nooit meer terug zou keren, maar Frits’ bekendheid heeft geleid tot diverse antisemitisch getinte dreigementen. “Maar we proberen onszelf niet bang te maken. Mijn schoonmoeder zei over haar overleven tijdens de oorlog: ‘Ik had het geluk dat ik op het goede moment op de goede plek was.’ Zo moet je nu niet de pech hebben dat je op het verkeerde moment op de verkeerde plek bent.” Een positievere draai kan Marijke Barend er ook niet aan geven. Want al die oorlog in je geschiedenis, stemt niet bepaald optimistisch.
Matzes en mie – De lotgevallen van de families Barend en Van Haeften, Uitgeverij Boom, 232 pagina’s, € 20.