
Rabbijn Mendel Epstein
Een kort geding over het conflict tussen de Amsterdamse opperrabbijn Ralbag en de ritueel slachter werd vorige week op het laatste nippertje afgeblazen. Intussen linkt een document van de Amerikaanse FBI Ralbag direct aan een veelbesproken Joodse knokploeg.
Vorige week woensdag om half drie stond een kort geding gepland bij de Amsterdamse kantonrechter. Ritueel slachter Motty Rosenzweig stond daarbij tegenover zijn werkgever, de orthodox-Joodse gemeente Amsterdam (NIHS). De inzet: het dwingen van de NIHS tot het overmaken van nog niet betaald salaris aan Rosenzweig. Hij zit al sinds januari ziek thuis, na een conflict met de opperrabbijn. „Tot en met februari werd Rosenzweig doorbetaald, daarna niet meer,” zegt zijn juridisch adviseur Sruli Loonstein. Maar vlak voordat de betrokken partijen elkaar in de rechtbank zouden treffen, stuurde opperrabbijn Ralbag een verklaring dat Rosenzweig weer geschikt was als slachter, waarop Loonstein de zaak aanhield. De zitting werd afgeblazen.
Al jarenlang is de relatie tussen Rosenzweig en Ralbag uitgesproken kil. Op 5 januari was er een conflict op het slachthuis dat de spreekwoordelijke druppel bleek. Ralbag stelde dat de slachter zich niet respectvol tegenover hem gedroeg, wat werd weersproken door Rosenzweig. Hij meldde zich ziek. Met als gevolg dat de NIHS om de sjechieta, de rituele slacht, in Nederland te kunnen laten doorgaan peperdure slachters uit het buitenland moest invliegen. Daarnaast werd in januari en februari het salaris aan Rosenzweig doorbetaald.
Psak
Het Beth Din, de rabbinale rechtbank, stelde als gevolg van de ruzie in het Engels een psak op, een gerechtelijke rabbinale beslissing, dat Rosenzweig niet meer ‘godvrezend’ zou zijn en dat al het vlees dat hij zou slachten vanaf dat moment niet meer kosjer was. Die psak was er pas op 1 februari en werd alleen ondertekend door Ralbag en rabbijn Wolff, terwijl er vier rabbijnen in het Beth Din zitten. Er is ook een in het Hebreeuws opgestelde handgeschreven psak, gedateerd op 5 januari, die wél door het hele Beth Din is ondertekend, maar Sruli Loonstein zegt dat die hem pas een paar weken voor het kort geding van 29 april onder ogen kwam. Vicevoorzitter David Brilleslijper van de NIHS zegt niet te weten waarom er twee verschillende psaks zijn: „Wegen zijn soms ondoorgrondelijk. Maar er ligt gewoon een psak die door het hele Beth Din is ondertekend.”
Toch weer geschikt
Op 28 januari komt er een mail binnen bij Motty Rosenzweig van Michaël Bloemendal, de interim-manager van het NIHS-rabbinaat. Daar staat in dat het NIHS-bestuur opperrabbijn Ralbag na veel moeite heeft kunnen overtuigen van de volgende oplossing: Rosenzweig moet om vergiffenis vragen bij een rabbinale rechtbank in Londen en moet daarbij alleen verschijnen, dus zonder een eventuele belangenbehartiger. Daarnaast krijgt hij een officiële waarschuwing van de NIHS vanwege het niet respecteren van het Amsterdamse Beth Din. Over die voorwaarden valt niet te onderhandelen. „Een absurde eis,” zegt Sruli Loonstein. David Brilleslijper van de NIHS weigert ieder commentaar op de brief. Uiteindelijk ging de avond voor het kort geding de telefoon bij Loonstein: „Ralbag vroeg me of ik de zaak wilde aanhouden omdat Joden toch niet tegenover elkaar zouden moeten staan in een gewone rechtbank. Ik zei hem daartoe bereid te zijn als hij een verklaring zou sturen waarin hij zijn eerdere uitspraken over Rosenzweig zou terugnemen.” Op de zittingsdag ontving Loonstein een brief van Ralbag aan het NIHS-bestuur, dat hij zo snel mogelijk met Rosenzweig om de tafel wil om het geschil op te lossen. Weer een dag later echter stuurde Ralbag een verklaring waarin staat dat Rosenzweig met onmiddellijke ingang weer geschikt is om zijn werk als slachter de vervullen, omdat de sjocheet op verzoek van Ralbag de autoriteit van het Beth Din heeft erkend. Loonstein: „Daarin staat niet letterlijk ‘de uitspraken van het Beth Din over de godvrezendheid van Rosenzweig waren onzin’, maar daar komt het wel op neer.”
Het bestuur is kwaad over de aanpak van Ralbag, zeggen ingewijden. Er zijn grote bedragen uitgegeven aan een advocaat, terwijl nu opeens blijkt dat de zaak snel geschikt kan worden. Ralbag weigerde vanaf januari met Rosenzweig te praten en op de dag van de zitting verklaart hij opeens spoedig met de sjocheet om de tafel te willen. En één dag daarna verklaart hij Rosenzweig plots weer geschikt. Ralbag zegt per e-mail dat hij niet inhoudelijk op de kwestie in wil gaan: „Alle kwesties omtrent de sjocheet zijn intern. Zoals bij elke werkrelatie hebben we de zaken opgelost en we kijken beiden vooruit naar vele jaren van vruchtbare samenwerking.” Intussen wil de NIHS het achterstallige salaris van Rozenzweig over de maanden maart en april niet overmaken, omdat toen de psak gegolden zou hebben dat Rozenzweig niet ‘godvrezend’ was, zegt Sruli Loonstein: „Het kan niet zo zijn dat je in januari niet godvrezend bent en eind april opeens weer wel. Als het moet, gaan we voor het overige salaris alsnog naar de rechter.”
Mishandeling
Intussen speelt ook nog de kwestie van een Joodse knokploeg in de VS, waar Ralbag mee in verband wordt gebracht. Het NIW meldde eerder al dat Ralbag in ruil voor immuniteit – dus de toezegging zelf niet te worden vervolgd – moest getuigen in een rechtszaak tegen verschillende collega-rabbijnen. Verschillende van hen zijn inmiddels veroordeeld omdat bewezen is geacht dat zij tegen betaling mannen kidnapten en mishandelden om een get af te dwingen. Een van hen is rabbijn Mendel Epstein, die gezien wordt als het brein achter de organisatie. Binnen de Joodse wet kan een vrouw alleen scheiden als haar man daar schriftelijk toestemming voor geeft, de ‘get’. Ralbag verklaarde in de rechtbank dat een van de verdachten tegenover hem had verklaard dat slachtoffers inderdaad mishandeld waren. Een van de slachtoffers, Menachem Teitelbaum, beschuldigde ten overstaan van de rechter ook Ralbag zelf van betrokkenheid. De Amsterdamse opperrabbijn zou Teitelbaum hebben geslagen en daarvoor 25.000 dollar als betaling hebben ontvangen. Ook heeft Ralbag een keer een get goedgekeurd die onder dwang was afgegeven, schrijft de Volkskrant. Ralbag ontkende alles in de rechtbank en zou daarbij hebben verklaard: „Ik ben impopulair omdat ik veel vaker vrouwen help.” Ten tijde van de mishandeling was hij bovendien gewoon bij familie, zo luidt zijn alibi.
Tegenover het NIW verklaart Ralbag per mail: „Meneer Teitelbaum, die mij valselijk beschuldigde, heeft die beschuldigingen tijdens de rechtszaak teruggetrokken, door te melden dat hij zich nu realiseerde dat ze ongefundeerd en onwaar waren. Laat ik heel helder zijn: ik ben nooit betrokken geweest bij de kidnapping of mishandeling van wie dan ook, op welke manier ook, noch heb ik ooit geld ontvangen in verband met enige kidnapping of mishandeling.”
FBI
Ralbag is uiteindelijk nooit vervolgd door de Amerikaanse justitie. Maar hij is naast getuige in de rechtszaak wel onderwerp geweest van een FBI-onderzoek naar de praktijken van Mendel Epstein, zo blijkt uit een document waar het NIW afgelopen week de hand op wist te leggen. Een aanvraag van de FBI bij de rechter uit september 2013, waarin verzocht wordt om toegang tot de e-mail van hoofdverdachte Epstein, omschrijft Ralbags positie in de orthodoxe knokploeg als volgt: „Ralbag heeft regelmatig zitting in het Beth Din dat geweld goedkeurt om een get te krijgen. Ralbag is ook betrokken bij het nemen van maatregelen om de kidnapping uit te voeren en de gedwongen get te verkrijgen. Incidenteel is Ralbag aanwezig bij de daadwerkelijke kidnap en mishandeling van de dwarse echtgenoot.”
Ralbag stelt in reactie op dit compromitterende document: „Het zoekbevel was in relatie tot mij gebaseerd op de oorspronkelijke valse verklaring van meneer Teitelbaum. Dat realiseerde de overheid zich later en daarom ben ik nooit verdacht van enige misdaad. Het gerechtelijke team van de overheid was het ermee eens dat de aannames in de aanvraag voor het zoekbevel, die met mij in verband stonden, totaal verkeerd waren.” Vicevoorzitter David Brilleslijper van de NIHS verklaart in reactie op de conclusies van de FBI: „Ralbag is niet vervolgd en dus ook niet veroordeeld. In een rechtsstaat ben je onschuldig totdat het tegendeel bewezen is.” Op de vraag of hij in ieder geval opheldering gevraagd heeft aan Ralbag over deze zaak gaat Brilleslijper niet in: „Wat het bestuur met de opperrabbijn bespreekt blijft tussen ons.”