De buurman van drie huizen verderop zit in de vliegtuigmaaltijden. Of beter gezegd: in ontgiftende vliegtuigsapjes. Ik dacht dat die masochistische hype inmiddels wel was overgewaaid, maar blijkbaar gelooft de doorsnee economy-classer nog altijd in de helende werking van fl uorescerende smoothies op basis van geblenderd konijnenvoer. Ik heb weleens gehoord dat je op tien kilometer hoogte substantieel minder proeft, dus het lijkt me dat mijn buurman op een goudmijntje zit. Maar dat geheel terzijde. Op de stoep voor onze huizen vroeg mijn buurman me of ik soms wist hoe zijn sapjes een kosjer-keurmerk kunnen verwerven. Wil je in de internationale luchtvaarthoreca iets in de melk te brokkelen hebben, zo verzekerde hij me, dan is een rabbinaal schouderklopje onontbeerlijk. Daar keek ik niet van op. Want hoewel de gemiddelde passagier natuurlijk niet kosjer eet en Joden op hun beurt geen groente eten, laat staan drinken, gaat het in de kosjer-industrie allang niet meer over Joden alleen.
De mondiale voedingsindustrie wordt gedomineerd door een tiental multinationals, waarvan er acht uit Amerika komen. De overige twee, Unilever en Nestlé, zijn in hoge mate veramerikaanst. Wil je een rol van betekenis spelen in de voedingsindustrie, dan moet je dus voet aan de grond krijgen in de VS. In dat land wonen relatief veel Joden, maar het aantal dat kosjer eet is te verwaarlozen. Toch draagt meer dan de helft van alle producten in Amerikaanse supermarkten een kosjer-keurmerk en daar wordt grif voor betaald door de producenten. Kosjer is booming business. Dit jaar zetten dertig Amerikaanse rabbinaten 12,5 miljard dollar om en het jaarlijkse groeipercentage ligt rond de 12 procent.
Dat geld komt voor 99 procent uit niet-Joodse portemonnees. Slechts één op de zeven consumenten die bewust kiezen voor kosjer gecertifi ceerde producten, houdt zich aan de Joodse voedselwetten. De rest, zo blijkt uit onderzoek, eet vegetarisch of halal, heeft een voedselallergie of – en dit is de meerderheid – gelooft er heilig in dat kosjere producten gezonder, veiliger en van hogere kwaliteit zijn. Een idee-fixe. Rabbijnen hebben niets tegen transvetten, cafeïne, conserveringsmiddelen en pesticiden, noch tegen de bio-industrie, kinderarbeid en overbemesting, maar doe ze alsjeblieft een plezier en hou dat voor je.
Het grootste consumentensprookje heet geen Sinterklaas of Kerstmis en duurt het hele jaar lang. Het is de kosjer-industrie, waar niet één goedheiligman de scepter zwaait, maar een paar honderd rabbijnen met échte baarden. Zij zijn de spekkopers van een groot misverstand en je kan je afvragen hoe kosjer dat is. De vraag naar Joodse keurmerken is zo groot dat ook producenten van schuursponsjes, vaatwaszout en wasmiddelen er bakken geld voor over hebben om offi cieel kosjer te mogen zijn. Nu gaat kasjroet eigenlijk alleen over etenswaren, maar dat hoeft niemand te weten. In de tien geboden staat immers dat je niet mag stelen, dus óók niet van je eigen portemonnee. En zodoende controleren rabbinale toezichthouders zonder scrupules de productie van zout, mineraalwater, thee, rijst en tientallen andere voedingsmiddelen die sowieso kosjer zijn. Nog niet zo heel lang geleden was de kosjer-industrie een grimmige wereld van zwendel, chantage en zelfs moord. Lees er Kosher: Private Regulation in the Age of Industrial Food van Timothy D. Lytton maar op na. Hoe kosjer het er tegenwoordig aan toegaat is de vraag. Want reken maar dat het verleidelijk is om iets tegen beter weten in kosjer te verklaren als dat bakken met geld oplevert. Eigenlijk is het een wonder dat een groot paardenvleesachtig schandaal tot op heden is uitgebleven. Maar het leidt geen twijfel dat er sprake is van een geweldige kosjere zeepbel die elk moment uiteen kan spatten.