Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Zij is meer waard dan edelstenen. Haar man vertrouwt op haar en zal daar rijkelijk bij winnen. Ze brengt hem voorspoed, geen ellende, alle dagen van haar leven.
De ‘Lofzang op de sterke vrouw’ (Spreuken 31:10-31), waarvan dit de eerste regels zijn, wordt in traditionele gezinnen op vrijdagavond, als de vrouw des huizes de halve dag in de keuken heeft gestaan, gezongen om haar in het zonnetje te zetten. De tekst wordt toegeschreven aan niemand minder dan koning Salomon. En die wist waarover hij het had, met maar liefst zevenhonderd hoofdvrouwen en nog eens driehonderd bijvrouwen (1 Koningen 11:3). Ik stel me voor hoe hij die hele harem tevreden probeerde te stellen: “Niet jaloers zijn liefjes, die bijvrouwen zijn leuk voor een avondje, maar ze betekenen niets voor me. Jullie weten toch dat jullie de zevenhonderd zijn van wie ik echt hou?”
De ‘Lofzang op de sterke vrouw’ (of ‘degelijke huisvrouw’, afhankelijk van welke vertaling je kiest) is een interessant stukje literatuur. Is de tekst feministisch? Ja, want die benadrukt vrouwelijke zelfstandigheid en daadkracht: “Als zij haar zinnen op een akker zet, koopt ze hem / van wat ze heeft verdiend, plant ze een wijngaard.” Nee, want de vrouw wordt vooral gedefinieerd in relatie tot haar echtgenoot, zie het openingsvers.
Een sterke vrouw op wie dit lied bij uitstek van toepassing is, was de New Yorkse kunstenaar Lee Krasner (1908–1984). Ze groeide op in een orthodox milieu, maar verkoos al op dertienjarige leeftijd een leven voor de kunst. Ze werd een drijvende kracht achter het abstract-expressionisme en verwerkte Hebreeuwse kalligrafie in haar schilderijen. Toch is ze de (kunst)geschiedenis ingegaan als ‘de vrouw van Jackson Pollock’. Na haar huwelijk met deze action painter zette ze haar eigen carrière op een laag pitje en leefde verder in zijn schaduw. Ze introduceerde hem bij mecenas Peggy Guggenheim en criticus Clement Greenberg, die van hem de eerste all American superster van de moderne kunst maakten. Al snel kreeg hij de bijnaam Jack the Dripper, naar de methode waarbij hij verfk lodders op een over de vloer uitgerold doek smeet. Zonder Krasner en haar (Joodse) contacten was Pollock nooit doorgebroken. Al was het alleen maar vanwege zijn onhandelbare karakter en zijn drankverslaving. Zo urineerde hij ooit tijdens een receptie in de open haard van Peggy Guggenheim. Kom daar maar eens mee weg, zonder geoliede pr-machine. Na Pollocks dodelijke auto-ongeluk in 1956 ging Krasner weer meer zelf schilderen. Ze ondertekende haar werk bewust met het genderneutrale ‘LK’, maar kon zich niet ontworstelen aan haar imago als ‘action widow’.
‘Wat een nepfeminisme! En moet je juist nu met je Bijbeldiscussies komen? Ik zit Ajax te kijken’
Hoewel Lee Krasner haar hele leven traditioneel Joods bleef, was zij als tiener al kritisch op de orthodoxie, die zij als misogyn ervaarde. In een interview herinnerde ze zich dat ze Joodse gebeden als kind prachtig vond, behalve die ene regel: “Als man zeg je: ‘Dank U Heer, dat U me in Uw evenbeeld geschapen hebt,’ en als vrouw: ‘dat U me geschapen hebt naar Uw wil’.” Ik vraag me af wat zij vond van de ‘Lofzang op de sterke vrouw’, die zij vaak gehoord moet hebben.
Zoals altijd als ik ergens niet uitkom, vroeg ik mijn eigen powervrouw om haar mening. We zaten op dat moment naar een saaie voetbalwedstrijd te kijken, dus het kon wel even. Ik las haar Salomons ode voor, maar die kon op weinig bijval rekenen. “Maar dit gaat over jou,” stamelde ik nog. “Hoor maar: ‘Ze maakte de mooiste dekens, ze gaat gekleed in linnen en purperen wol.” (Mijn eega is een belangrijke mevrouw in de modewereld.) “Oh, dus we moeten keihard werken, er leuk uitzien en ondertussen dekens voor jullie breien?” antwoordde ze. “Wat een nepfeminisme! En moet je juist nu met je Bijbeldiscussies komen? Ik zit Ajax te kijken.” Waargebeurd verhaal.
Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Ik denk dat ik haar heb gevonden.