NIW-lezer Rob Fransman meldde een Holocaustontkenningswebsite bij meldpunt MiND, dat discriminerende internetuitlatingen toetst aan de wet. Niet strafbaar, schatten zij in. Een faux pas, volgens Fransman en CIDI.
Gepensioneerd zakenman Rob Fransman, die als jongetje zat ondergedoken, wiens ouders in Sobibor zijn vermoord en die mede-aanklager was in het proces tegen Sobibor-bewaker Demjanjuk, stuitte kortgeleden al googelend op karunamovement.blogspot.nl, een website vol artikelen die de Holocaust ontkennen. Hij nam contact op met het CIDI. Dat verwees hem door naar overheidsinstelling MiND (Meldpunt Internetdiscriminatie). De reactie die Fransman van MiND ontving, luidde: “Onze inschatting is als volgt: wij hebben de door u gemelde website globaal bekeken. Er lijkt op grond van de wet echter geen sprake van groepsbelediging. De ontkenning van de Holocaust is in Nederland niet apart strafbaar gesteld.
Het kan echter wel onder artikel 137c Sr vallen als met de ontkenning Joden in diskrediet worden gebracht. Wij hebben echter onvoldoende capaciteit om volledige websites te onderzoeken op eventuele strafbare uitingen en zijn daarom afhankelijk van meldingen uit de samenleving met een verwijzing naar de relevante link. Bovendien hebben wij geen opsporingsbevoegdheid en ook geen mogelijkheid volledige Forums/websites aan te pakken. Om deze redenen is het voor ons ook niet mogelijk een collectieve verzameling van uitingen op verschillende pagina’s aan een onderzoek te onderwerpen en moderatoren verzoeken alerter en daadkrachtiger op hun forums op te treden. Indien u op een site een individuele uiting aantreft die vermoedelijk als strafbaar feit is aan te merken, ontvangen wij hiervan graag bericht door middel van een melding via onze website en zullen wij dit vervolgens uiterst serieus behandelen.”
‘Er lijkt op grond van de wet geen sprake van groepsbelediging’
Onjuist
“Dat ik hier uitermate ontevreden over ben spreekt voor zich,” zegt Fransman. Ook adjunct-directeur Naomi Mestrum van het CIDI vindt deze reactie ‘inhoudelijk onjuist’. “Holocaustontkenning is wel degelijk groepsbelediging, namelijk van Holocaustoverlevenden en hun nabestaanden, en daarmee dus beledigend voor de gehele Joodse gemeenschap.” Het CIDI heeft de website op dezelfde dag als Fransman bij MiND gemeld, maar kreeg nog geen reactie.
MiND-woordvoerder Titus Visser meldt desgevraagd dat collega’s nog eens hebben gekeken naar het antwoord aan Fransman. MiND blijft achter hun reactie staan: “Het gaat er niet om wat wij vinden, maar of het strafbaar is. Onze inschatting is: niet. Maar een rechter kan tot een ander oordeel komen dan wij. Daarom nodigen we melders ook uit om een individueel voorbeeld te geven van een mogelijk strafbare uitlating. Voor het doorzoeken van een complete website hebben we geen capaciteit, dat is niet afgesproken met onze opdrachtgevers de ministeries van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken.” Ook gaat het, meent Visser, om ‘een spanningsveld tussen discriminatie en vrijheid van meningsuiting’: “De inhoudelijke meningen over de strafbaarheid hiervan kunnen verschillen.”
Nieuwe afspraak
Enige tijd geleden nam MiND het monitoren van antisemitische uitlatingen op internet over van het MDI, het Meldpunt Discriminatie Internet, dat zich voornamelijk richtte op websites. Maar het MDI verloor zijn subsidie. In plaats daarvan gingen de gelden naar MiND, dat een onderdeel is van NL Confidential, waar bijvoorbeeld Meld Misdaad Anoniem ook onder valt. Het CIDI nam in 2014 nog antisemitische uitingen op Twitter op in de Monitor Antisemitische Incidenten, maar daar werd later om onduidelijke redenen van afgezien, met als gevolg dat antisemitisme op Twitter en Facebook, belangrijke sociale media, niet wordt gedocumenteerd.
Ronald Eissens van het MDI waarschuwde destijds al voor een gebrek aan actiebereidheid bij MiND, “Het is een organisatie die niet van de Joodse gemeenschap zelf is en dus geen rechtstreeks belang heeft. Antisemitisme, als oudste vorm van haat, is groter dan ooit en heeft een aparte benadering nodig.” MiND bleek al snel in de fout te gaan toen een medewerker een duidelijk antisemitische melding afdeed als een opmerking die moest worden gezien in het kader van religieuze vrijheid (we publiceerden daarover in NIW 23).
Begin dit jaar werden door CIDI en MiND afspraken gemaakt: antisemitische uitingen op internet die naar Joden persoonlijk worden geuit, met naam en toenaam, zou het CIDI a”andelen, internetuitingen die het in algemeenheid hebben over groepsbelediging jegens Joden zouden door MiND moeten worden afgehandeld. Een woordvoerder van MiND zei destijds: “We werken al langer samen met het CIDI en hadden recent nog een goed gesprek over hoe breed antisemitisme is, dat het ook Holocaustontkenning omvat.” Maar dat lijkt nu toch mis te gaan. Mestrum: “We gaan een nieuwe afspraak maken met MiND.”
Na het vertrek van Roel Abraham als antisemitisme-expert bij het CIDI is er geen duidelijk aanspreekpunt meer voor antisemitische meldingen, maar daar komt volgens de organisatie binnenkort verandering in, in de persoon van Jur Limburg, die eerst zal moeten worden ingewerkt.