Eind deze maand organiseert het Menasseh ben Israel Instituut in het Joods Historisch Museum een internationale conferentie, The Jew as Legitimation, over de complexe verhouding tussen Joden en niet-Joden.
Door: Margreet Udo
Dat Joden in de geschiedenis vaak een rol hebben gespeeld of zijn ingezet bij het verwezenlijken van niet-Joodse idealen, is van alle tijden, zoals het programma van dit congres laat zien. Kritische vragen die op het symposium gesteld worden zijn: wat is de achtergrond van al die niet-Joodse aandacht voor het jodendom? Hoe oprecht is die? Welke politieke, culturele of religieuze motieven zitten er eigenlijk achter? En hoe zijn Joden omgegaan met de dilemma’s die deze situatie met zich meebracht? Twee dagen lang worden deze en verwante vragen in brede historische context aan de orde gesteld. Initiatiefnemers van het congres zijn David Wertheim, directeur van het Menasseh ben Israel Instituut en Evelien Gans, bijzonder hoogleraar hedendaags jodendom aan de Universiteit van Amsterdam.
Wilders’ flirt
David Wertheim: „Het idee voor het congres is eigenlijk onstaan naar aanleiding van een debat in de Balie twee jaar geleden, De Joodse flirt van Geert Wilders. Het ging over de enorme interesse van Wilders voor het jodendom en hoe hij gebruikmaakt van Israël. Zijn filosemitisme staat in contrast met antisemitische denkbeelden die de rechtse partijen vroeger vaak hadden. Het ging er heftig aan toe, die avond. Het was vooral interessant omdat de discussie het dilemma van Joden blootlegde hoe daarmee om te gaan. Aan de ene kant kan je zeggen, Wilders is een vriend van de Joden, van Israël, in de politiek en daarom moet je hem steunen. Dat standpunt is te volgen vanuit het oogpunt dat Joden in Nederland toch een precaire positie hebben als minderheid. Aan de andere kant zijn er veel Joden die Wilders juist willen bestrijden, omdat zij zich tegen de achtergrond van de Sjoa en vanuit het belang van mensenrechten en tolerantie zorgen maken over de strekking van zijn gedachtegoed.
Ook dringt de vraag zich op hoe opportuun dat filosemitisme is. Het kan hem goed uitkomen omdat het hem vrijwaart van het predicaat extreem-rechts, maar hij kan er ook zelf oprecht in geloven. Zijn punt is dat Israël bescherming biedt tegen de islamisering. Sommige Joden zullen zeggen dat de strijd tegen islamisering tevens een Joods belang is. Er zullen er ook zijn die dat juist niet vinden.” Het debat daarover en dat soort vragen vindt Wertheim interessant. „Ik realiseerde me dat dit soort discussies eigenlijk door de hele Joodse geschiedenis heen bestaan. Er zijn veel meer voorbeelden van ideologieën die zich op het jodendom baseerden of het jodendom gebruikten om hun eigen waarheid te staven. Discriminatie en vervolging van Joden is heel vaak samengegaan met het gebruiken of misbruiken van het jodendom.”
Vroege christendom
Wetenschappers van naam, uit binnen- en buitenland, met en zonder Joodse achtergrond, zullen, ieder vanuit hun eigen expertise, tijdens de conferentie spreken over het fenomeen van de Jood als legitimatie in verschillende tijdperken van de geschiedenis. De eerste dag van het congres is gewijd aan de wortels ervan, vanaf het vroege christendom, via de Middeleeuwen en de Verlichting tot aan het eind van de 19e eeuw. De tweede dag komt vooral de 20e eeuw aan bod.
Wertheim: „Op de eerste dag gaat het onder meer over het christendom. Gebaseerd op het Oude Testament is het enerzijds een vijand van het jodendom, anderzijds grijpt het erop terug. Op veel momenten in de christelijke geschiedenis, zowel de katholieke als protestantse, zie je die spanning in de christelijke houding tegenover Joden. De oude kerkvader Augustinus (354-430), ontwikkelde de zogenaamde getuigenistheorie: de Joden getuigen voor de waarheid van het christendom. Hij bedoelde daarmee: als zelfs de Joden, de grootste vijanden van het christendom, zich baseren op het Oude Testament, dan moet dat wel waar zijn. Kortom: de vijanden, de Joden, worden ingezet juist als legitimatie voor het christendom. Volgens de officiële christelijke leer mochten Joden niet vermoord worden. Je mocht ze wel vernederen en discrimineren, maar het Joodse volk moest blijven bestaan. Je ziet meteen waarom dat complex is voor de verhouding. Het heeft ervoor gezorgd dat Joden altijd vervolgd zijn, maar het heeft hun ook een zekere bescherming geboden.
„Als in de 17e eeuw de Verlichting opkomt, zijn er vroege verlichters die hun idealen van mensenrechten toetsen aan de de vraag of die ook opgaan voor Joden. Zo was de Duitse vader van de Verlichting, Ephraim Lessing (1729-1781), bevriend met Mozes Mendelssohn (1729-1786), de vader van de Joodse Verlichting. Lessing gebruikte Mendelssohn als voorbeeld dat er niets mis was met Joden – ‘Zelfs Joden kunnen nobele mensen zijn, kijk maar naar Mendelssohn’ – en daarmee als argument dat alle mensen hetzelfde waren en daarom gelijke rechten verdienden. Hier kwamen Joden in de positie dat zij gebruikt werden voor de Verlichtingsideologie.”
Na de Sjoa
Volgens Wertheim zie je een dergelijk patroon ook na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. „De Jodenvervolging is dan een moreel ijkpunt geworden. Door wat de Joden is aangedaan maken veel mensen zich zorgen over antisemitisme, vinden ze dat ze goed moeten zijn voor Joden. Zij baseren zich ook op de Joodse cultuur of de Joods-christelijke traditie. Dat is denk ik heel basaal in de hele naoorlogse morele cultuur.”
Lees meer in NIW 41.