‘Aan deze vrouw heb ik een belangrijk deel van mijn carrière te danken,’ vertelde actrice Audrey Hepburn in 1954 bij de Nederlandse première van Sabrina, waarin ze de hoofdrol speelde. De vrouw op wie ze doelde was de in de zaal aanwezige balletpedagoge Sonia Gaskell. In haar Nederlandse jaren volgde Hepburn na de bevrijding in Amsterdam danslessen bij de lerares. Ze was speciaal daarvoor met haar moeder naar de hoofdstad verhuisd; haar oorspronkelijke droom was ballerina worden. Er viel genoeg van Gaskell te leren: discipline, doorzettingsvermogen, lichaamsbeheersing, expressie. Hun wederzijdse bewondering leidde tot vriendschap, korte tijd woonde haar bekendste leerlinge zelfs bij Gaskell in huis.
Hepburn bereikte een internationale sterrenstatus, maar heel wat door Gaskell opgeleide dansers werden grote sterren in Nederland. Een aantal van hen groeiden uit tot pijlers onder de huidige danswereld, zoals Toer van Schayk, Rudi van Dantzig en Hans van Manen. Dankzij de danspedagoge en haar opvolgers staat de Nederlandse danswereld internationaal nog altijd zeer goed te boek.
Lokroep
Die huidige toppositie danken we indirect aan het virulente antisemitisme dat Joden in Oost-Europa teisterde. Onder hen Sonia Gaskell, die met de minder poëtisch klinkende naam Sara Gaskelyte op 14 april 1904 ter wereld kwam in het Litouwse Vilkaviskis, als tweede van vijf dochters. Haar vader was graanhandelaar Solomon Gaskelyte, haar moeder Anna Karnovsky. Het was een goed leven. Sara groeide op met kunst en cultuur en kreeg al jong balletles.
In 1914 verhuisde het gezin naar Charkov in Oekraïne, waar Gaskell eindexamen deed aan het lyceum. Ze sloeg een klas over en was op haar vijftiende al klaar. Het antisemitisme tierde welig: Joden werden onder wisselende regimes als zondebok aangewezen, het anti-Joodse sentiment nam gewelddadige vormen aan. Verschillende malen ontsnapte de familie aan de dood. Het waren traumatiserende gebeurtenissen die hun stempel nalieten. Geen wonder dat het ideaal van het zionisme aansloeg bij de jonge Sara. Ze begon te dromen over een liefdevolle, begripvolle maatschappij waar Joden veilig zouden zijn. Toen ze vijftien was, volgde ze die lokroep.
Horrorreis
Haar vader was erop tegen dat ze zo jong zo’n grote onderneming aanpakte, maar Gaskell wilde weg. Met een groep medezionisten begon ze aan de moeilijke reis via Turkije naar het Heilige Land. Lange etappes werden te voet afgelegd, sommige jonge reizigers overleden onderweg. Na twee jaar kwamen de overblijvers aan. Was de reis al een verschrikking geweest, in het mandaatgebied Palestina was het bestaan primitief en moeilijk. In de net opgerichte kibboets Ein Harod was het moerassig. Er heerste malaria en er moest keihard fysiek werk worden verricht.
Niets voor de cultuurminnende Sara, maar ze ontmoette wel de wiskundige en filosoof Abraham Goldenson. Waar en wanneer (en volgens sommigen zelfs óf) ze met hem trouwde, is onduidelijk. Wat Gaskells jonge jaren betreft moeten we het soms doen met overlevering. Zelf sprak ze niet graag over het verleden en de intimi die meer weten, spreken elkaar nu en dan tegen. Waarschijnlijk huwden ze in 1922 in Palestina. Samen kwamen ze in 1924 aan in Parijs, waar Gaskells zus Ida al verbleef. Sonia en Ida zouden elkaars enige familie worden, de overige gezinsleden hebben ze nooit meer gezien of gesproken. Met haar man woonde Sonia samen in goedkope hotels. In die tijd veranderde ze waarschijnlijk ook haar naam.
Nog in het jaar dat ze aankwam, begon Gaskell met serieuze balletlessen, onder meer bij de Russische Ljubov Egorova, ooit danspartner van de legendarische Vaslav Nijinski. Ook kwam zij in contact met een groep Russische emigranten. Met een vriendin vormde ze het duo ‘Ariane et Arielle’. Samen verdienden ze al dansend de kost in revues en cabarets tot in Zuid-Frankrijk en zelfs Italië. Zo kon ze zichzelf en haar geliefde onderhouden, die in Parijs verder studeerde.
Ondergronds
Volgens Ida’s dochter Edith Waysand was het geen ideale relatie. Abraham Goldenson was briljant, maar had naar verluidt veel oog voor vrouwelijk schoon en mogelijk kwam daardoor de relatie in 1936 tot een einde. Gaskell richtte zich helemaal op de dans, maar in een poging het bijbehorende spieringdunne figuur te krijgen, hongerde ze zichzelf uit. Ze ondermijnde haar weerstand en liep tuberculose op. Een jaar bracht zij door in een sanatorium buiten Parijs.
Daarna opende ze aan de Champs Elysées de dansschool Les Ballets de Paris, waar ze toen al bekend raakte om haar kenmerkende, elegante hoge hakken. Nu werd Gaskell serieus genomen door de artistieke kringen van Parijs en kwam ze in contact met kunstenaars en schrijvers. Op de Wereldtentoonstelling in 1937 ontmoette ze de Nederlandse binnenhuisarchitect Philipp Heinrich Bauchhenss, met wie ze twee jaar later trouwde. Weer twee jaar later kwam ze naar Amsterdam, een Nederlands paspoort op zak.
Haar niet-Joodse huwelijkspartner bood enige bescherming tegen de nazi’s en in het begin van de oorlog kon Gaskell nog lesgeven. Eerst in een studio in de Kerkstraat, later aan de Zomerdijkstraat 26, waar het echtpaar boven de dansruimte woonde. Vanaf 1942 werd het lesgeven haar echter onmogelijk gemaakt. Ze ging ondergronds maar bleef clandestien doceren door de studio op naam van iemand anders te zetten. Een Joodse leerlinge die in 1942 tijdens de les instortte, zou ze hard hebben aangepakt: niemand zou haar na de oorlog vragen of ze geleden had, wél zou men eisen dat ze goed zou dansen.
Pas na de oorlog kon ze haar lessen weer serieus oppakken. Ze zag zichzelf voor een grote klus gesteld: toen Gaskell hier aankwam, zag zij geen ballettraditie en was ze geschokt door de staat van de danswereld. Behalve wat Duitse, expressionistische lessen was er weinig. Ze begon het ballet vanaf de grond op te bouwen. En nadat haar tweede echtgenoot in 1948 overleed, werd Gaskell nog gedrevener.
Vernietigend
De begintijd was wat primitief. Geld voor een fulltime pianist was er niet, die kwam maar twee keer per week. Ouders van de jonge dansers hadden vaak geen wasmachine en de bezwete maillots bleven op een stapel in de studio liggen. De volgende dag werden ze klam en stinkend weer aangetrokken.
Gaskell was niet een beetje kritisch, ze kon ronduit vernietigend zijn
Het ging er in de lesruimte niet zachtzinnig aan toe. Gaskell was niet een beetje kritisch, ze kon ronduit vernietigend zijn. Stond een danser niet helemaal goed, dan volgde soms een trap tegen de voet met het commando: ‘Vijfde positie!’
Vellah Colcher hoorde van 1949 tot 1957 tot Gaskells entourage. “Mevrouw, zoals we Gaskell allemaal noemden, had enorme capaciteiten, maar geen pedagogische. Aan ons als beginnende dansers werd weinig uitgelegd. Als ze vond dat je iets niet goed deed, trok ze een vies gezicht. Ik wilde graag horen hoe ik iets kon verbeteren, maar dat gebeurde niet.” Ook vond Colcher de wilskrachtige Gaskell juist beïnvloedbaar. “Ze kon iemands werk afkeurend bekijken, maar als een geliefde leerling naast haar kwam zitten en enthousiast naar dezelfde prestatie keek, draaide ze ineens bij. We liepen allemaal tegen dezelfde problemen op. Alleen bij jongens zag ze wat door de vingers, daar had ze een tekort aan en die wilde ze niet kwijt.”

Schayk en links Rudi van Dantzig privé-archief Vellah Colcher
Toch deden de leerlingen alles om goedkeuring van de bewonderde pedagoge te krijgen. Dansers die op een appeltje en een bakje yoghurt de dag doorkwamen om zo dun mogelijk te blijven, verschenen op vrijdag in veelkleurige, wollen kleding. Dat deed hen er wat voller uitzien. De maandag daarop stonden ze aan de barre in afkledend zwart en de complimenten over hoe slank zij waren, maakten veel goed.
‘Liefje, frappé gaat niet met de borsten, frappé gaat met de voeten’
Ook al stampte Gaskell mensen soms de grond in, ze stampte ze ook ‘uit de grond’. Zoals haar leerling en opvolger Rudi van Dantzig over haar zei: ze maakte dansers van hen. En haar uitspraken waren niet alleen bot, maar soms ook grappig. Ooit riep Gaskell tegen een rondborstige danseres die een frappé, een voetbeweging uitvoerde waarbij haar boezem telkens omhoog wipte: “Liefje, frappé gaat niet met de borsten, frappé gaat met de voeten.”
Balletoorlog
Vanaf 1949 kregen de vroege voorstellingen het karakter van een danscollege. Onder de titel Drie eeuwen danskunst vertelde Gaskell over de geschiedenis van het ballet, met een barre op het toneel waaraan enkele dansers demonstraties gaven. Na een eerste college in Rotterdam groeide het concept uit tot Ballet Recital I, inclusief een complete balletgroep met orkest. Door geldgebrek stopte het project in 1951, maar na een jaar in Parijs bij zus Ida kwam Gaskell terug met Ballet Recital II.
Er volgde een tijd van lobbyen en worstelen, de zogenaamde ‘balletoorlog’. De overheid wilde een eind maken aan de versnippering in de danswereld. Naast Gaskells gezelschap waren er drie andere: het Ballet der Lage Landen, het Scapinoballet en het Ballet van de Nederlandse Opera. Allemaal geleid door vrouwen, het ‘balletmatriarchaat’. In 1954 kwam Gaskell als overwinnaar uit de strijd en kreeg ze de artistieke leiding over het eerste gesubsidieerde balletgezelschap van het land: het Nederlands Ballet.
Voor die groep van 32 dansers kon eindelijk geld worden vrijgemaakt. Buitenlandse choreografen konden ingevlogen worden, kostuums hoefden niet meer van goedkope voeringstof te worden gemaakt en decors werden meer dan een strook gras en een boompje. Klassieke en moderne werken konden worden opgevoerd, Gaskell was een groot fan van Martha Graham. Ook jonge dansers mochten als choreograaf aan de slag, onder wie Jaap Flier en Rudi van Dantzig, die in 1955 debuteerde met Nachteiland. De studio was gevestigd aan de Haagse Koningsstraat, als overheidssubsidie kwam het destijds astronomische bedrag van 120 duizend gulden binnen.
Zolderkamer
Het werd een opwindende tijd. Vellah Colcher: “Met een klein, enthousiast groepje deden we wat we echt wilden met ons leven: dansen. Af en toe schoof ‘mevrouw’ me een leuke rol toe. ’s Ochtends hadden we lessen, ’s middags repetities en ’s avonds traden we op in het land. Met Rudi van Dantzig, met wie ik vanaf het begin dik bevriend was, liftte ik aanvankelijk vroeg in de ochtend naar Den Haag, hopend dat we op tijd zouden komen. Later huurden we met een aantal anderen een zolderkamer in de buurt van de studio, waar we door de week sliepen.”
Toen Colcher trouwde, verloor Gaskell haar belangstelling, want danseressen zouden daarmee hun interesse in het vak kwijtraken. In 1957 raakte Colcher zwanger van haar eerste kind en stopte ze. “Na je verlof doorgaan, zoals nu, was toen ondenkbaar.” Het moeizame contact met Gaskell staat haar nog helder voor de geest. “De enige die nooit problemen met haar had, was Marianne Hilarides, een perfecte danseres. Als ze weleens kritiek kreeg, viel ze afschuwelijk tegen mevrouw uit. De hele klas sidderde dan, hoe durfde ze? Maar Gaskell pikte alles van haar ster.”
Bezieling
Eenvoudig was het niet, het gezelschap van de grond te tillen. In de jaren voor Gaskell was er weinig goed balletonderwijs geweest en het niveau van de leerlingen verschilde enorm. De docente moest de – volgens haar – slecht opgeleide en de meer ervaren mensen tot één gezelschap zien te smeden. Daar werkte zij keihard voor. Met soms spontane choreografieën, waarin de invloed van de door haar bewonderde Egorova doorschemerde: niet alleen moest de danstechniek perfect zijn, ook moest de beweging sterke bezieling vertonen.
Dat Gaskell grote buitenlandse choreografen naar Nederland wist te halen, gaf de balletcultuur een zet vooruit. Ze eiste van haar mensen dezelfde toewijding aan de dans die ze zelf had. Het zeldzame compliment dat de docente gaf, bleef hangen, daar deden de dansers het voor. Soms gaf Gaskell zo’n complimentje niet in iemands gezicht, maar sprak ze het uit tegen een ander, binnen gehoorsafstand van de gecomplimenteerde.
Maar haar complexe persoonlijkheid maakte Gaskell lastig in de omgang. De ene keer was ze warm, de andere keer afstandelijk. Terwijl het gezelschap wachtte op de toerbus, stuurde ze ooit een danseres zonder pardon naar huis: ze was te dik, met die boezem zou ze mannen maar afleiden in de voorstelling. Maar naast die ijzige, strenge kant toonde Gaskell emotie. Ze lachte soms met de dansers, een enkele keer huilde ze met ze mee. En ze inspireerde hen net als zij Dostojevski te lezen, of het Hooglied in de Bijbel.
Conficten
Toch veroorzaakte haar lastige karakter problemen. Gaskell wilde alles in eigen hand houden en kon niet delegeren. Er was geen rooster. Het bestuur, de administratie, de hoogte van de salarissen, ze kon niets uit handen geven en verdroeg geen kritiek. Van de vroege ochtend tot de late avond werd er gewerkt. Klein Rusland, werd het danslokaal soms genoemd. Een balletmeester aanstellen was ondenkbaar, alles wat ook maar enige twijfel aan haar positie op kon roepen, zag Gaskell als een vertrouwensbreuk. Toen een commissie werd gevormd om de problemen in de groep te bespreken, noemde Gaskell die ‘de Gestapo, die achter Joden aanzit’ en weigerde ze het gesprek aan te gaan.
In 1959 liepen de conflicten zo hoog op dat een aantal dansers, onder wie Hans van Manen, Alexandra Radius en Rudi van Dantzig, een eigen gezelschap oprichtte: het Nederlands Dans Theater. Los van het verdriet over het verlies van haar ‘kinderen’ was Gaskell ook enkele van haar beste solodansers kwijt en moest ze opnieuw een gezelschap opbouwen. Er wordt gezegd dat een aantal minder ervaren nieuwe solisten, onder wie de in 1978 op 33-jarige leeftijd overleden Olga de Haas, daardoor te snel opbrandde.
Van Dantzig miste de sfeer rond Gaskell en keerde na een seizoen terug. Een jaar later werd het Nederlands Ballet samengevoegd met het Amsterdams Ballet en was Het Nationaal Ballet geboren. Met het flink grote fusiegezelschap kon Gaskell producties van formaat uitvoeren, zowel klassiek als modern. Zoals Het zwanenmeer in 1965 of in 1962 Shirah, een choreografie van de Amerikaanse Pearl Lang.
Gaskell stuwde het nieuwe Nationaal Ballet in de jaren 60 tot grote hoogten
Het gezelschap oogstte internationaal erkenning en werkte met moderne choreografen als Balanchine, Martha Graham, Pearl Lang en Kurt Stuyf. Gaskell stuwde het gezelschap tot grote hoogten en werd in 1966 benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Jac. de Nijs – Anefo
Magneet
Nu het gezelschap een meer gestructureerde organisatie werd, kwamen er twee artistiek leiders bij: Rudi van Dantzig en Robert Kaesen. Gaskell, die tegen haar pensioen liep, zou hen inwerken. Een conflict over een uitvoering van De schone slaapster liep in 1968 echter zo hoog op, dat het bestuur haar niet meer steunde. Toen Gaskell dreigde dat ze op zou stappen, hielden ze haar niet tegen. De oprichtster verliet haar geesteskind, het Nationaal Ballet. Op een huldigingsavond in oktober 1969 verscheen Gaskell in een schitterende avondjurk, maar wie in haar buurt zat kon haar stilletjes horen murmelen hoe hypocriet ze het allemaal vond. Ze vertrok naar Parijs, gaf daar les aan dansdocenten, werd bestuurslid van de dansafdeling van Unesco en regisseerde voor de NCRV tv-programma’s op basis van Bijbelboeken: Job in 1969, Hooglied in 1970.
Kort voor haar dood zocht Van Dantzig zijn leermeesteres op in Parijs. Gaskell had zich prachtig aangekleed, maar wat hij ook zei, ze kon niet berusten in de manier waarop het was gelopen. De laatste maanden werd ze verzorgd door een goede vriend, acteur Eric Beekes. Een bijzondere band: hij was 24, zij 74. Toch was hij een van haar weinige echte vertrouwelingen en mocht hij haar zelfs Sonia noemen. “De meest bijzondere persoon die ik ooit heb gekend, een magneet,” vertelt Beekes over Gaskell.
In zijn solotheaterstuk Diva’s uit 2019 kwam hun vriendschap uitgebreid aan bod. Toen Gaskell wist dat ze leverkanker had en niet meer lang te leven, vroeg ze Beekes naar Parijs te komen. Vier maanden lang stond hij haar dag en nacht bij. Hij sliep in een kamer naast de hare, zodat hij direct in kon grijpen als het nodig was. Maar hoe liefdevol hij ook was, ze hield hem op afstand. Een arm om zich heen weerde ze af, net als aardige woorden.
Beekes wilde zijn gevoel toch uiten en schreef in een brief dat hij dol op haar was. Nooit kreeg hij een reactie, maar na haar dood kwam er van onder haar matras een envelop tevoorschijn met foto’s van belangrijke gebeurtenissen in haar leven. Beekes briefje zat ertussen.
Al wist Gaskell veel van religie, ze was bang voor de dood. Die kwam op 9 juli 1974 in een Parijs’ ziekenhuis. Maar het was niet de lichtstad waar haar definitieve afscheid van het leven zich zou afspelen. De crematie vond plaats in Amsterdam, in het land waar ze professioneel geschitterd had. Een portret dat Joop Sjollema van haar had geschilderd werd in de Stadsschouwburg opgesteld en tijdens een herdenking door vrienden en collega’s met een zee van bloemen omgeven. Samen met die van haar tweede echtgenoot werd de as van ‘mevrouw’ uitgestrooid in zee.
Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror
