Bij Nashville denk ik aan Elvis Presley en Heartbreak Hotel, de hamburger associeer ik met mijn eerste bezoek aan New York.
Elvis was zo’n beetje de eerste rock-‘n-rollster van mijn generatie van oude lullen, los van het feit dat hij volgens sommige bronnen een Joodse grootmoeder van moederskant had, dus een Joodse moeder. In Nashville begon zijn carrière. Maar nu hebben we dus ook de Nashville- en de zoveelste Hamburgerverklaring. In de Nashvilleverklaring veroordelen diepgelovige christenen homoseksualiteit en transgenders, mede omdat een tweeduizend jaar oud boek seks tussen mensen van hetzelfde geslacht zou veroordelen. Als dat boek, ook wel bekend als de Bijbel, had voorgeschreven dat mannen koeien moeten neuken of vrouwen jongetjes moeten castreren bij de geboorte, hadden we volgens de Nashvillevolgelingen nu kalfjes met handen gehad en heel weinig kinderen, dus weinig mensen en automatisch minder oorlog. SGP-voorman Kees van der Staaij is een van die christenen die de Nashvilleverklaring heeft ondertekend. En dan ontstaat na zijn steunbetuiging de discussie over de twee grote vrijheden in onze grondwet, twee vrijheden die als basis van onze democratie soms zo leuk met elkaar botsen. Die twee vrijheden, die van meningsuiting en van godsdienst, geven Van der Staaij het recht de Nashvilleverklaring te steunen. Diezelfde vrijheden geven tegenstanders het recht Van der Staaij voor gek te verklaren. Een gek die anno 2019 leeft volgens ideeën uit een tijd dat we nog met paard en wagen naar ons werk gingen, dat het enige recht van de vrouw het aanrecht was, dat polio een bedoeling van God was en dat slaven een normaal onderdeel vormden van een gezegend christelijk huishouden. In die denkwijze is geen plaats voor leven en laten leven, voor het recht op individueel geluk, voor de eeuwenoude liefde tussen man en man en vrouw en vrouw. Die liefdes veroordeelt Van der Staaij. Van mij mag hij, elke gek trekt zijn eigen bek. En laten we eerlijk zijn, zoals Van der Staaij leeft, moet hij die achterlijke Nashvilleverklaring ook steunen.
Dat dogmatisch denken geldt ook voor ‘onze’ Jaap Hamburger. Hij reageerde zoals verwacht op een oproep van Hanna Luden van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en Ronny Naftaniel van het Centraal Joods Overleg (CJO) aan de burgemeester van Amsterdam om een einde te maken aan de regelmatig terugkerende, in hun ogen antisemitische demonstraties op de Dam. Hoever mag je gaan in het uiten van antisemitisme en verwijzingen naar Israël? Ook hier schuurt de vrijheid van meningsuiting. Als dogmaticus pur sang, zeg maar de Joodse variant op Van der Staaij, mocht Hamburger onlangs in Het Parool zijn gal spuien over de oproep van Luden en Naftaniel. Het is een soort ritueel geworden. Naftaniel en Luden verdedigen Israël en zijn Joodse inwoners, waarop Hamburger miljoenen zwaar onderdrukte Palestijnen ontwaart in het zo liberaal bestuurde gebied aan de Middellandse Zee dat Gaza heet. Hij is zo in de war dat hij denkt dat het verbod waartoe Luden en Naftaniel oproepen antisemitisme aanwakkert. Heel eerlijk gezegd, dat is van een aandoenlijke naïviteit. Met zijn blinde afkeer van de staat Israël staat hij symbool voor het gezegde dat alles de schuld is van de Joden en de fi etsers, met daarop de vraag: hoezo de fietsers?