Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Binnenland

‘Niemand wil ze hebben’

Redactie 01 februari 2016, 00:00
‘Niemand wil ze hebben’
Cartoonist en filmcriticus Leo Jordaan maakte voor en tijdens de oorlog diverse politieke prenten in De Groene Amsterdammer, zoals deze van Albert Einstein, ten bate van het ‘Financieele Comité voor de Joodsche vluchtelingen’

Cartoonist en filmcriticus Leo Jordaan maakte voor en tijdens de oorlog diverse politieke prenten in De Groene Amsterdammer, zoals deze van Albert Einstein, ten bate van het ‘Financieele Comité voor de Joodsche vluchtelingen’

Een historische vraag: waarom faalde het Westen, inclusief Nederland en de Joodse gemeenschap in Nederland in de jaren 30 zo jammerlijk toen de stroom Joodse vluchtelingen op gang kwam?

Door Ewout Klei

In Duitsland woonden in 1932 zo’n 523.000 Joden, nog niet 1 procent van de bevolking. In totaal zouden tot september 1939 rond de 282.000 Joden Duitsland ontvluchten en tussen 1938 en 1939 vluchtten bovendien 117.000 Joden uit het door de nazi’s geannexeerde Oostenrijk. Na de Machtergreifung van Hitler in januari 1933 kwam de eerste Joodse vluchtelingengolf op gang, zo’n 37.000 mensen. Vooral politici, ambtenaren en ondernemers ontvluchtten het land. Het naziregime voerde in de daaropvolgende jaren een voorzichtiger beleid tegenover de Joden, met als gevolg dat de vluchtelingenstroom afnam. Ook de beruchte Neurenberger Rassenwetten uit 1935, die huwelijken tussen Joden en niet-Joden verboden, leidden niet tot een massale uittocht.

Pas in 1938, de Anschluss van Oostenrijk bij het Duitse Rijk op 12 maart en de Reichskristallnacht van 9-10 november, werd de vluchtelingencrisis acuut. Tienduizenden Joden wilden Duitsland en Oostenrijk ontvluchtten en probeerden in Nederland, België en Frankrijk de grens over te komen.

Jammerlijk gefaald
Als gevolg van de enorme vluchtelingenstroom in 1938 organiseerden de westerse landen in juli dat jaar een conferentie in het Franse vakantieoord Évian-les-Bains aan het Meer van Genève. 32 Landen, waaronder Nederland, stuurden afgevaardigden die vergaderden over de vraag hoe deze vluchtelingencrisis te bezweren. De conferentie faalde jammerlijk. Hoewel er met de mond medelijden met de vluchtelingen werd beleden deden de westerse naties niets. Het toelaten van vluchtelingen zou schadelijk zijn voor de economie, er was namelijk al zoveel werkloosheid, en meer vluchtelingen zou bovendien leiden tot meer antisemitisme, zo verdedigden de westerse landen zich. De tragiek van het falen wordt misschien wel het beste geïllustreerd door de reis van het Duitse passagiersschip de St. Louis. Dit schip vertrok op 13 mei 1939 uit Hamburg en had zo’n 930 Joodse vluchtelingen aan boord. Doel van de reis was Havana, de hoofdstad van Cuba. De Cubanen, maar ook de Amerikanen die in Cuba eigenlijk de baas waren, zaten echter niet op de Joden te wachten. Bij aankomst werden hun paspoorten ingenomen en vernietigd, zodat de vluchtelingen stateloos werden. Het schip werd daarna naar Duitsland teruggestuurd. Gelukkig wilden Groot-Brittannië, Nederland, België en Frankrijk de teruggekeerde vluchtelingen bij hoge uitzondering opnemen.

Hoewel er met de mond medelijden met de vluchtelingen werd beleden deden de westerse naties niets

Naar aanleiding van deze ‘Voyage of the Damned’ zou Hitler hebben opgemerkt: ‘Und ich setze die Juden auf Schiffe, aber keiner will sie haben.’ 254 passagiers van de St. Louis zouden omkomen tijdens de Holocaust. Toch waren er ook kleine lichtpuntjes: tussen 1938 en 1940 kwamen er zo’n 10.000 Joodse kinderen Groot-Brittannië binnen. Dit waren weeskinderen en kinderen waarvan de ouders waren gearresteerd en in concentratiekampen opgesloten. Het laatste van deze zogenoemde Kindertransporten vertrok op 14 mei 1940 uit Nederland, een dag voor de capitulatie.

De Nederlandse situatie
Volgens de Engelse historicus Bob Moore was Nederland vanwege onze grens met Duitsland, een belangrijke bestemming voor Joodse vluchtelingen. Tussen 1933 en 1938 registreerde het Comité voor Joodse Vluchtelingen 12.190 vluchtelingen. Dit waren echter niet alle vluchtelingen. Er werden ook vluchtelingen geholpen door andere comités en er waren ook vluchtelingen die illegaal het land binnenkwamen. Historicus Walter de Bruijn schat dat er zo’n 16.000 Joden naar Nederland zijn gevlucht. De Nederlandse samenleving ontving de vluchtelingen niet bepaald met open armen. Ons land wilde bovendien qua vluchtelingenbeleid niet afwijken van de rest van Europa. Als Nederland een soepeler beleid zou voeren dan zouden alle Joodse vluchtelingen naar Nederland gaan, zo was de vrees. Vanaf 1933 werden Joodse vluchtelingen toegelaten, maar ze kregen geen asiel. De vluchtelingen werden als ‘gasten’ gezien. Aanvankelijk konden Joden Duitsland nog makkelijk ontvluchten. Het werd echter steeds problematischer om aan de eisen van de ontvangende landen te voldoen. Dit gold bijvoorbeeld voor de eis rond het bezit van voldoende middelen van bestaan. Dat werd moeilijker door de steeds hogere emigratiebelastingen in Duitsland en het verbod om meer dan wat geld voor de eerste hand mee te nemen. Duitsland stuurde mensen berooid het land uit, maar Nederland wilde geen berooide mensen opnemen.

Nederland vaardigde op 30 mei 1933 een circulaire uit waarin stond dat ons land alleen die vluchtelingen accepteerde die in levensgevaar verkeerden. Wanneer vluchtelingen niet in het bezit waren van geldige legitimatiepapieren werden zij direct aan de grens teruggestuurd. Het Nederlandse vluchtelingenbeleid werd steeds strenger, met als gevolg dat het steeds moeilijker was om Nederland binnen te komen. Op 7 mei 1938, vlak na de Anschluss, stelde Nederland in een nieuwe circulaire vast, dat alle vreemdelingen die trachtten de Nederlandse grens over te komen, zouden worden gezien als ongewenste vreemdelingen en direct teruggestuurd zouden worden. Deze maatregel werd met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf maart 1938, zodat de vele vluchtelingen uit Oostenrijk ook aangepakt konden worden. Het strenge vluchtelingenbeleid leidde tot schrijnende situaties. Op 4 november 1938 werden 44 vluchtelingen in Rotterdam ontdekt, die met hulp van de Gestapo illegaal per boot over de Rijn naar Nederland waren gevlucht. Zij werden zonder pardon teruggestuurd op bevel van de minister van Justitie. Twee Joodse kinderen, die zonder hun ouders in Nederland aankwamen, werden wel toegelaten. De grenswacht en zijn superieuren konden het niet over hun hart verkrijgen ze terug te sturen.

‘Grens gelegd’
Naar aanleiding van de Kristallnacht besloot Nederland, bij wijze van hoge uitzondering, 7000 Joodse vluchtelingen toe te laten. Minister-president Hendrikus Colijn vond dat meer dan genoeg. Tegen de Tweede Kamer zei hij op 15 november: “Er zijn in Duitschland, naar men zegt, 600.000 Joden. Nu neem ik niet aan, dat die 600.000 allemaal over de Nederlandsche grens zouden komen, maar waarom zouden het er niet 100.000 zijn? (Zo’n aantal) kunnen wij met geen mogelijkheid in ons land toelaten. Maar hoeveel dan wel? Er moet ergens een grens gelegd worden.”

Dat Duitsland in de jaren 30 graag van zijn Joden af wilde werd door de Nederlandse beleidsmakers genegeerd

Het Nederlandse beleid was streng en onrechtvaardig. Wat in het Nederlandse asielbeleid ook meespeelde was dat ons land als klein land het machtige Duitsland niet voor het hoofd wilde stoten. Linkse intellectuelen als Menno ter Braak verzetten zich luid en duidelijk tegen nazi-Duitsland, maar Den Haag wilde de Führer als ‘bevriend staatshoofd’ graag ter wille zijn. Het viel historica Corrie van Eijl op dat Nederlandse beleidsmakers zich in de jaren 30 wel erg aanpasten aan de nazi’s. De Neurenberger Rassenwetten werden door Nederland gerespecteerd. Ook in Nederland mocht een Duitse ‘ariër’ niet met een Jood in het huwelijksbootje stappen. Bovendien werd in Nederlandse overheidsdocumenten het Duitse onderscheid tussen Duitse Joden en Ost-Juden klakkeloos overgenomen. Vluchtelingen werden niet ruimhartig toegelaten, omdat dit Duitsland mogelijk zou provoceren. Dat Duitsland in de jaren 30 graag van zijn Joden af wilde, agenten van de Gestapo Joden om die reden zelfs hielpen om Duitsland uit te vluchten, werd door de Nederlandse beleidsmakers genegeerd.

Comité Joodse Belangen
Aan het begin van de 20e eeuw had de Joodse gemeenschap in Nederland zich ingezet voor Joodse vluchtelingen uit Oost-Europa. Deze Joden, die waren gevlucht voor de Russische pogroms, waren vooral transmigranten. Hun bestemming was Noord-Amerika. De hulp aan deze vluchtelingen was nogal paternalistisch, volgens Moore. Er werd een onderscheid gemaakt tussen ‘nette’ armen enerzijds en bedelaars en oplichters anderzijds. Deze conservatieve houding zou ook het Comité voor Joodse Vluchtelingen kenmerken.
In reactie op Hitlers Machtergreifung werd op 21 maart 1933 in Amsterdam het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen opgericht. De werkzaamheden van dit comité groeiden echter zo snel, dat er subcomités werden opgericht. Een van deze subcomités was het Comité voor Joodse Vluchtelingen (CJV). De Joodse gemeenschap in Nederland was in de jaren 30 zeer verdeeld. Het CJV was vooral het werk van de Joodse elite, die zeer op acceptatie door de Nederlandse samenleving gericht was. Het CJV was als particuliere liefdadigheidsinstelling verantwoordelijk voor de vluchtelingen.

In plaats van tegen het harde beleid van de regering te protesteren stelden Abraham Asscher en David Cohen van het comité zich zeer coöperatief op. Zij wilden de belangen van de Joodse gemeenschap in Nederland beschermen en meenden dat die het beste gediend werden door trouw te blijven aan vorstenhuis en vaderland. Ze hoopten hiermee ook meer invloed op het regeringsbeleid te verwerven, maar de Nederlandse regering weigerde halsstarrig het CJV een adviserende functie te geven in het vluchtelingenvraagstuk.

Culturele verschillen
In de jaren 30 werd de meegaande houding van Asscher en Cohen nog breed onderschreven. Ook het Nieuw Israëlietisch Weekblad steunde het regeringsbeleid. In tegenstelling tot het kritische weekblad De Groene Amsterdammer had het gezagsgetrouwe NIW begrip voor de regeringscirculaire van 7 mei 1938 waarin de toestroom van vluchtelingen sterk aan banden werd gelegd. Tussen Nederlandse en Duitse Joden boterde het niet zo goed, wat volgens Moore kwam door de grote culturele verschillen. Nederlandse Joden waren conservatiever, gezagsgetrouwer en orthodoxer. De Duitse Joden waren liberaler en vrijer. Nederlandse Joden verweten Duitse Joden dikwijls ondankbaarheid. Ze zouden zich ‘agressief’ en ‘arrogant’ opstellen. Ondanks het feit dat er in het centrum van Amsterdam veel woningen leegstonden trokken de rijke Duitse Joden naar het chique Amsterdam-Zuid, zodat tramlijn 24 werd omgedoopt tot ‘Berlijn-express’ en in lijn 8 een bordje hing met het opschrift dat de bestuurder ook Nederlands sprak.

Het succes van deze (kleine) groep vluchtelingen leidde tot afgunst. In de liberale Joodse gemeenschap kwam het in 1935 zelfs tot een kerkscheuring, omdat de Nederlandse Joden het gevoel hadden door de Duitse Joden te worden overgenomen. Ook arme vluchtelingen werden met wantrouwen bekeken. De zogenoemde Ost-Juden, de Joodse vluchtelingen die in Duitsland hadden gewoond maar hun vorige nationaliteit waren kwijtgeraakt en geen Duitse nationaliteit hadden verworven, waren als ‘vreemde’ en ‘niet-westerse’ groep niet bepaald welkom. De Nederlandse overheid maakte, in navolging van de Duitse, onderscheid tussen Duitse Joden en Ost-Juden, maar ook de Nederlandse Joodse gemeenschap hield de Jiddisj sprekende ‘Ost-Juden’ op afstand. In december 1938, een maand na de Kristallnacht, werd Kamp Westerbork gebouwd op kosten van het CJV. De barakken boden onderdak aan de nieuwe groepen vluchtelingen, legaal en ook illegaal. Tijdens de bezetting veranderde het CJV-kamp in een doorvoerkamp.

Een trieste balans
De Joodse vluchtelingencrisis in de jaren 30 is een tragische geschiedenis. De westerse naties, de Nederlandse overheid maar ook de Joodse gemeenschap in Nederland deden te weinig voor de Joodse vluchtelingen. Natuurlijk wist niemand dat de Holocaust zou gaan plaatsvinden. Dat de westerse landen en ook Nederland zeer terughoudend waren in het toelaten van vluchtelingen kwam door de economische crisis. Of deze economische crisis de vluchtelingencrisis echt onbetaalbaar maakte en Joodse vluchtelingen een bedreiging waren voor de ‘autochtone’ werkzoekenden is lastig te beantwoorden, maar de publieke opinie en dus de politiek vond toen van wel. Het falen van Nederland is vooral te wijten aan de meegaande houding. Nederland paste zich veel te veel aan Duitsland aan, en de leiders van de Joodse gemeenschap aan Nederland. Het haalde allemaal niets uit. Ons land werd in mei 1940 door Duitsland onder voet gelopen en meer dan 100.000 Joden werden vermoord.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *