Er bloeit iets moois in het Midden-Oosten. Het wordt nog niet van de daken geschreeuwd, maar een goed verstaander leest tussen de regels door over de pril ontluikende, maar steeds heftigere liefdesaffaire tussen Israël en Saoedi-Arabië. Niet bepaald de meest voor de hand liggende minnaars, Jeruzalem en Riyad. Er is geen land op aarde dat harder zijn best heeft gedaan om de structureel antisemitische gewelddadig fundamentalistische islam op de kaart te zetten. Sterker nog, de Saoedi’s hebben het zo’n beetje uitgevonden. Zij noemen het wahabisme, wij salafisme, maar het is precies hetzelfde. Geen land heeft sinds de stichting van Israël meer gedaan om terreur te financieren en Jodenhaat te verspreiden.
Joden – Israëlisch of anderszins – zijn niet welkom in het woestijnkoninkrijk. El Al-vliegtuigen mogen er niet over vliegen. Tot voor kort waren de Saoedi’s en hun stromannen in andere Golfstaten de grote financiers van alles wat Israël dood wilde hebben: Hamas, Islamitische Jihad, Al Aqsa Martelaren, you name it. Nu hebben de Saoedi’s echter besloten dat niet Israël (met zijn 8 miljoen inwoners een korrel zand in de eindeloze Arabische woestijn) maar Iran de grote vijand is. Riyad strijdt met Teheran om het overwicht in de regio en verliest die strijd. In Irak. In Syrië. In Libanon. En zelfs in Jemen, waar de Saoedi’s met hun onbeperkte financiële en militaire middelen een genocidale oorlog voeren, waarover u niets hoort.
Het enige dat de Joodse staat in ruil wordt gevraagd is het bloed van zijn zonen en dochters. En zijn ziel
Walgelijk kritiekloos
Waarom niet? Omdat dezelfde oliedollars waarmee de sjeiks in het Westen clusterbommen kopen om op de burgerbevolking van het armste Arabische land te gooien, ook betalen voor de beste lobbyisten, advocaten en – ik schaam mij het te zeggen – journalisten. Lees het walgelijk kritiekloze interview van The New York Times’ Thomas Friedman met kroonprins Mohammed bin Salman van deze week er maar op na. Hele kranten worden opgekocht door Saoedische prinsen (The Guardian) en ook de greep op social media is stevig (Twitter).
En nu lonkt al dat oliegeld naar Israël. De regering-Netanyahu laat zich het hof maken. De Saoedi’s bieden diplomatieke relaties aan en een rijke afzetmarkt voor high-end technologische producten. Het enige dat de Joodse staat hiervoor in ruil wordt gevraagd is het bloed van zijn zonen en dochters. En zijn ziel.
Laat mij dit uitleggen: Saoedi-Arabië is ongeveer zo dicht bij het absolute kwaad als een natie kan komen. Het is een absolute monarchie die haar door en door verwerpelijke ideologie exporteert naar elke uithoek van de globe. Hervormers die zich verzetten worden gemarteld en vermoord. Vrouwen, homoseksuelen, ‘afvalligen’ – niemand is er zijn leven zeker. De omvangrijke sjiitische minderheid in het koninkrijk – de hoofdreden waarom de Saoedi’s zo’n panische angst voor Iran hebben – wordt met harde hand onderdrukt. Met zo’n land wil je geen vrienden zijn. Als westerling schaam je je kapot als je ziet hoe diep ook onze leiders voorover buigen om het de oliesjeiks naar de zin te maken. En natuurlijk is Israël niet in een positie om zijn vrienden onder de buurstaten vrij te kiezen. Maar Saoedi-Arabië is helemaal niet geïnteresseerd de nieuwe BFF van de Joden te worden. Het gaat Riyad eigenlijk maar om één ding: Israëls militaire macht.
Want al hebben de Saoedi’s het misschien wel best uitgeruste leger ter wereld, vechten kunnen ze voor geen meter. Daar zijn ze te rijk, te volgevreten, te corrupt voor. In Riyad weet men heel goed dat een openlijke krachtmeting met de Iraniërs op het slagveld tot een ramp – en waarschijnlijk tot het einde van het huis Saoed – zou leiden. Dus doen de Saoedi’s wat zij altijd doen als er een probleem is: ze proberen met geld een ander te verleiden het vuile werk op te knappen.
Israël heeft een geweldig leger. Het zou Hezbollah zonder al te grote problemen kunnen verslaan. En het Syrische leger ook. En wellicht ook nog wel de Iraniërs. Maar het zou het bloed van honderden, misschien duizenden jonge Israëlische mannen en vrouwen kosten. En al komt de Iraanse dreiging Bibi’s regering om interne redenen nog zo goed uit, ‘de vijand van mijn vijand’ is geen gezonde basis om een nieuwe vriendschap op te bouwen. Laat soennieten en sjiieten, Arabieren en Perzen, koninkrijken en Islamitische Republieken hun strijd onderling maar uitvechten. Als Israël dan toch zaken moet doen met een van beide, kies dan voor de winnaar. Maar pas na afloop van de strijd dus.