Ik ben nu officieel auteur! In het Joods Historisch Museum heb ik in aanwezigheid van Emile Schrijver mijn handtekening gezet onder het contract met uitgeverij Scholten. Er werden gedurende de korte ceremonie foto’s genomen en ik moest na afloop nog even wandelen met de uitgever en daar werden we, de uitgever en mijn persoontje, dan ook weer gefotografeerd. Hoe is dat boek tot stand gekomen? Wilde ik een boek? Had ik überhaupt gedacht aan een boek? Helemaal dus niet. Aan het begin van de coronatijd, net na Poerim, toen ik nog maar enige dagen in Montreal was om Pesach bij onze kinderen en kleinkinderen te vieren, kreeg ik een telefoontje van Prof. Emile Schrijver, directeur van het Joods Cultureel Kwartier. Of ik bereid was om een dagboek te schrijven met als titel: Opperrabbijn in coronatijd. Ik heb daar snel over nagedacht en omdat ik altijd met veel liefde “Kuifje in Afrika” had gelezen, trok het me wel “Opperrabbijn in Corona”. En wat zouden ze doen met dit dagboek? Nog niets. Te zijner tijd een tentoonstelling of een uitgave of niets. Ik dus braaf aan het schrijven vanuit het principe dat als iets op mijn weg komt, het wel een doel zal hebben. Maar na een paar weken schrijven met als enige lezer Emile Schrijver en ik inmiddels weer terug was in Nederland, belandde ik bij CIP, Christelijk Informatie Platform die mijn dagboeken erg graag online wilde zetten. Het zou uniek zijn volgens CIP: een opperrabbijn op een Christelijke site! Ondertussen plaatste ook Joods bij de EO drie keer per week mijn dagboek en verscheen het ook op een aantal andere Facebooken. Ik maar trouw en braaf schrijven en er maar op vertrouwen dat ik niet voor dovemans oren mijn tijd aan het verprutsen was/ben. Het dagboek belandde bij de EJA, European Jewish Association, en die lieten het vertalen in het Engels en ook daar wordt het één keer per week geplaatst. En naar ik langzaam begin te vernemen wordt het ook door Nederlanders in Israël gelezen. Maar wat is er nou zo interessant aan mijn dagboek? “Een inkijk in het leven van een rabbijn”, krijg ik steeds te horen. Maar begrijpen doe ik het nog steeds niet. Maar, en dat is een belangrijke regel in mijn leven, ik probeer niet alles te begrijpen.
Ik had een uitgebreid gesprekje (ik zet het maar even in het verkleinwoord omdat het gesprek van bijna een uur slechts vijf minuten had zullen zijn…) met een journalist over Forum voor Democratie. Uiteraard niet over hun politieke opstelling, want daarmee houd ik me niet bezig, maar over antisemitisme in ons land en dan specifiek de emotie rondom dit fenomeen. Welke oplossing ik zie. Heel simpel: ik zie geen oplossing. Antisemitisme was er, is er en zal blijven. Het is een onuitroeibaar virus. Is dat logisch, neen. Kunnen we er iets aan doen? Neen. Maar wel kunnen we werken aan het bestrijden van de symptomen. Het was een fijn gesprek dat voor mij ook erg interessant was. De journalist was namelijk toch wel erg verbaasd en geschrokken over de brede aanwezigheid van antisemitisme in onze huidige samenleving. Het leek nieuw voor hem. Dus het was goed dat ik hem heb gesproken. Hoe moet mijns inziens de symptoombestrijding worden aangepakt? Wat is de grote boosdoener? POLARISATIE. En dus moet de nadruk liggen op de NUANCE. Maar, en nu ga ik weer terug naar mijn onbegrip over het kennelijke nut van mijn dagboek: hoezo belde de journalist naar mij om mijn mening te horen over Forum voor Democratie? Hoe wist hij van mijn bestaan? Hij had mijn dagboek een paar keer gelezen!
Ondertussen ligt Nijmegen nu definitief vast. De Menora wordt publiekelijk aangestoken op 15 december. Burgemeester zal spreken, de Nijmeegse rabbijn Mendel Levine steekt aan, muziek van mijn tandarts en daarna spreek ik. Even een korte uitleg over ‘muziek van mijn tandarts’. Hij is Joods, afkomstig uit Armenië (vluchteling), heeft in Israël gewoond, nu woonachtig in Nijmegen en heeft een tandartsenpraktijk genaamd Welcome in Arnhem. Klinkt dus erg Joods! Joden leven nu eenmaal erg verspreid over de wereld als gevolg van vluchten door de eeuwen heen. Op vliegvelden tref je, althans in mijn beleving, veel Joden. Als een kind uit een gezin in Bunschoten gaat verhuizen na zijn huwelijk naar bijvoorbeeld Amersfoort, is dat al heel wat, bijna een traumatische ervaring voor de ouders vanwege de afstand. Als wij onze kinderen willen zien, moeten wij per KLM en niet met de lokale bus of trein. Dat is ons normaal. Als ik bij ‘mijn muzikale tandarts’ in de stoel zit is de helft van de tijd het gezeur in mijn mond en de andere helft kletsen we bij in het Ivriet over de situatie van Joods Nederland en in de rest van de wereld. Ook hij leest mijn dagboek, af en toe, zoals hij me vertelde. Ik denk trouwens dat het meer af is dan toe. Maar los hiervan ben ik benieuwd hoe de muziek van mijn tandarts, na het ontsteken van de Menora, zal klinken. Ik hoop beter dan het geluid van zijn boor.
Dit is een persoonlijk dagboek van de opperrabbijn en valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.