We zaten dinsdag met zijn tweeën onder een grote paraplu. Papa en ik. Te herdenken. En te vieren, want voor Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog hebben we maar één dag over. Geen doden eren op 4 mei en de bevrijding vieren op de 5e. Daar klaagt overigens niemand over, want dat zit niet in ons bloed, daar zijn we blijkbaar niet Hollands genoeg voor.
Sterker nog, misschien is het wel terecht dat er geen vrijheid wordt gevierd, want die was er ook niet voor de Nederlands-Indiërs in 1945. Het prikkeldraad van de concentratiekampen waarin de hele Europese gemeenschap in Indië verdween, werd een hard nodige verdedigingsmuur tegen de plunderende, verkrachtende en moordende Indonesische opstandelingen tijdens de bersiap. De Japanse kampbewakers werden beschermers. Pas maanden na de capitulatie kon papa het kamp uit.
Hij had pech gehad, net als zijn familie. Omdat ze in Batavia (nu Jakarta) woonden, waren ze in Tjideng terechtgekomen en Tjidengs commandant was kapitein Kenichi Sonei. Sonei was een lunatic, hij leed aan maanziekte, en een sadist. Zijn lievelingsbezigheid was voedsel rantsoeneren, verder rantsoeneren en dan het beetje dat over was nogmaals rantsoeneren. Urenlang moesten gevangenen (allen vrouwen en kinderen) in de brandende zon in de houding staan. Wie weigerde te buigen – letterlijk! – werd geslagen. Papa kan de commando’s in het Japans nog opdreunen.
Nachtmerries
Toch kwam hij traumaloos uit het kamp, ik heb hem nooit horen klagen. Hij heeft geen nachtmerries, al herinnert hij zich op zijn tachtigste het kamp nog levendig. Over tweedegeneratieproblematiek haalt hij zijn wenkbrauwen op. Niet onder Joden, daar heeft hij wel alle begrip voor. Eenieder die het wil horen vertelt hij dat de jappenkampen niet vergeleken mogen worden met die van de Shoa: “Het slechtste jappenkamp was beter dan het beste Duitse KZ.” Ik geloof dat ook. Maar erg was het er, want kapitein Sonei hebben we in ’46 geëxecuteerd en onze naoorlogse geschiedenis leert hoe terughoudend we daarin waren (denk Lages, denk Fischer, denk Kotälla, denk Aus der Fünten).
‘ Het slechtste jappenkamp was beter dan het beste Duitse KZ’
Toen het weer veilig was, verloren de Nederlands-Indiërs ook nog eens hun vaderland, vaak samen met hun hele hebben en houden. Natuurlijk, de Indonesiërs verdienden hun onafhankelijkheid, maar dit maakte het verlies er niet minder op. En het verdriet. Aangekomen in Nederland toonde niemand interesse voor de slachtoffers van de Japanse bezetting en terreur. De Hollanders hadden zelf het meest geleden, toch? Ziet u de parallel? Hoeveel wilde de gemiddelde Nederlander horen over de Joden die terugkeerden uit Auschwitz, Belzec of Majdanek?
Nogmaals, papa zou het lot van zijn familie nooit vergelijken met dat van Joodse families, maar de onverschilligheid van de navelstarende Hollanders eind jaren 40 naar de Joodse én de Indische gemeenschap toe, kent grote overeenkomsten. En eigenlijk is dat nooit veranderd. Hoe groot is vandaag de dag de rol voor Joden en Nederlands-Indiërs op 4 mei? Wanneer was de koning voor het laatst aanwezig bij de Auschwitz-herdenking? Ik zal u verklappen, in Den Haag bij het prachtige monument (wat een verademing, als je die bizarre fallus op de Dam gewend bent) voor de slachtoffers uit Nederlands-Indië was afgelopen dinsdag ook geen Oranje te bekennen.
Van mij mag dat zo blijven. Laat de Oranjes maar doen alsof zij symbool staan voor het lijden in de oorlog, laat ze die hoofdrol maar opeisen. Wij weten beter. En denkend aan de jaarlijks terugkerende controverses rond herdenkingen met of zonder Duitsers, vroeg ik onder onze paraplu: “Papa, zouden van jou de Japanners hierbij mogen zijn?” Hij dacht even na en zei: “Ja, van mij wel. Maar pas als zij zo met hun verleden durven om te gaan zoals de Duitsers dat al decennia doen.”