Pardes, het studiecentrum over Joodse cultuur, neemt afscheid van al haar vaste werknemers om haar voortbestaan te redden.
Auteur: Frank Kromer
Tweeënhalf jaar geleden opende Stichting Pardes haar nieuwe onderkomen aan Rapenburg in de oude Jodenbuurt van Amsterdam. Het centrum, opgericht in de jaren 70, heeft als doelstelling om Joodse bronnen in een dialogisch en open leerproces toegankelijk te maken voor een breed publiek – van christenen tot moslims.
Met het achterlaten van haar onderkomen in Hilversum wilde de stichting – voorheen de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica – een nieuwe start maken en meer mensen bereiken. De ambities en de vaste lasten bleken groter dan de middelen, waardoor het bestuur van de stichting een radicale koerswijziging in gang heeft gezet.
Afscheid
„We hebben afscheid genomen van onze vaste werknemers,” vertelt hoogleraar interreligieuze dialoog en tevens voorzitter van Pardes, Marcel Poorthuis. „Het was financieel niet meer te bolwerken. Daarom kijken we nu onder andere naar een vrijwilligersstructuur voor de stichting. Ook ons pand aan Rapenburg zullen we naar alle waarschijnlijkheid moeten verlaten. We zijn nu op zoek naar een locatie die 280 meter aan boeken kan herbergen.” Het is een bittere pil voor de stichting die met de opening van haar nieuwe onderkomen in december 2009 de toekomst financieel veilig wilde stellen. „We zaten met een hoeveelheid vaste lasten die we niet altijd konden bestrijden. Ons pand in Hilversum hadden wij van een weldoener gekregen. Door de extra hypotheek die we op het huis hadden genomen, begonnen we in te teren op ons kapitaal. Daarom wilden wij het roer omgooien. We verkochten Hilversum en gingen huren in Amsterdam,” vertelt voorzitter Poorthuis.
De stichting staat nog steeds achter haar beslissing om naar Amsterdam te verhuizen, maar Poorthuis erkent: „Door het toenemende seculiere karakter van de samenleving blijkt de interesse in het jodendom tanende. De kennis van het jodendom wordt ook kleiner. Dus eigenlijk zou je moeten zeggen dat de taak van de stichting groter is geworden. Zeker onze bibliotheek, die toch een kathedraal van de tijd is, kan de ontwikkelingen in het jodendom goed laten zien.”
Een nieuwe stijl
Ook directeur Daniel Beaupain zal afscheid moeten nemen van zijn geliefde stichting. Gezeten in de gerenommeerde Yehuda Aschkenasy- bibliotheek van Pardes, die ruim achtduizend boeken telt, doet hij zijn verhaal: „Met de verhuizing zagen we de toekomst zonnig in. We hadden een nieuwe naam, een nieuwe huisstijl en ons blad Tenachon had een nieuwe lay-out gekregen. Als je kijkt naar onze verdiensten doen we het ook echt goed. Sinds onze verhuizing naar Amsterdam is het aantal cursisten verdubbeld en wordt het blad zeer positief ontvangen. Het grote knelpunt is echter de structurele financiering van de overheadkosten. Onze ambities waren te groot; de inkomsten uit donaties en andere financieringen bleven gewoonweg achter. Een stichting zoals wij – die een zo specifieke doelgroep aanspreekt – heeft gewoon legaten nodig.” „Het bestuur zal nu de lopende zaken overnemen,” vervolgt Beaupain die zich neer heeft gelegd bij de beslissing. „Het was een keuze die gemaakt moest worden. Zonder deze doorstart hadden we te veel van ons eigen vermogen opgesnoept. De huur van het huidige pand aan Rapenburg – met alles erop en eraan – komt toch gauw uit op zo’n 30.000 euro per jaar. Dat zijn geen kleine bedragen.
We hebben onze stinkende best gedaan, maar eigenlijk missen we een suikeroom.” Het bestuur heeft op maandag 4 juni een vergadering belegd om de drastische koerswijziging van het instituut te bespreken. Dan zal duidelijk worden of er voor Pardes genoeg draagvlak is om inderdaad verder te gaan als vrijwilligersorganisatie. Voorzitter Marcel Poorthuis kijkt alvast vooruit: „Ik heb er alle vertrouwen in dat we creatieve plannen kunnen bedenken voor de toekomst. Ons blad Tenachon blijft in ieder geval in de huidige vorm bestaan en ook de cursussen zullen doorgang vinden. Die draaien zeer goed en hebben weinig financiële problemen. We onderzoeken nu of we het secretariële deel van de stichting kunnen opvangen met vrijwilligers.”