Terwijl Trump Israël laat bungelen, zeuren in ons land de vrouwonvriendelijke reacties op de website GeenStijl al weken door als hoofdprobleem.
NRC-columniste Rosanne Hertzberger bekritiseerde die terecht als ‘weerzinwekkend’. Waarna de post-puberale pestkoppen van GeenStijl een tandje bijzetten en hun lezers vroegen om zo seksistisch mogelijke reacties. Die waren uiterst schofterig, beledigend en bot, want Nederland kent pas helden als die anoniem mogen losgaan op internet. Vervolgens zette Hertzberger (volgens haar Wikipedia-pagina Leids corpsmeisje, gepromoveerd microbiologe en kleindochter van een Joodse arts en Shoa-overlevende) ook weer een tandje bij door met zo’n honderd vrouwelijke publicisten adverteerders op te roepen GeenStijl te boycotten. Dat zou de post-pubers wel raken, pijn aan hun portemonnee!
Maar precies daar ging het mis. Zo’n adverteerdersboycot betekent indirect vragen om een beroepsverbod. Je wilt dat GeenStijl een toontje lager zingt vanwege afhakende adverteerders. In beschaafde landen garandeert juist de fundamentele en principiële scheiding tussen redactionele inhoud en de directie en/of adverteerders de vrijheid van meningsuiting. Die grens werd hier bewust overschreden.
Toch gingen geen alarmbellen af toen NRC en Volkskrant meteen bereid bleken een gratis advertentiepagina te geven, waarbij de hoofdredacties iets te nadrukkelijk zeiden ‘alleen te faciliteren’. Dat juist dezer dagen NRC en eigenaar Mediahuis pogen het Telegraaf-concern (GeenStijl inbegrepen) over te nemen – je las het nergens. Dat zelfs demissionaire ministers solidair waren met de boze vrouwen, daarmee hun bevoegdheden in het publieke debat zwaar overschrijdend – je las het niet. Dat daarachter weleens enige wrok kon zitten, omdat eerder GeenStijl via dat Oekraïne-referendum de regering in haar hemd zette en premier Rutte dwong tot maandenlang liegen – geen woord.
Toch gingen geen alarmbellen af toen NRC en Volkskrant meteen bereid bleken een gratis advertentiepagina te geven
De journalistenvakbond NVJ: doodstil. Zelfs de eerbiedwaardige Groene rechtvaardigde de actie tegen GeenStijl, niet alles is immers een mening, dit was onfatsoen. O ja? En wie bepaalt dan wanneer een mening fatsoenlijk is? Afhakende adverteerders als Defensie, de bierboer Grolsch en de Belastingdienst? Wie die inschakelt in een journalistiek debat, speelt via de band, klikt bij de baas, zet de pest in tegen cholera en kwik tegen syfilis – in de hoop dat de patiënt overlijdt. Elke journalistieke koppeling tussen geld en inhoud gaat naar een totalitair systeem, waar de macht van de mammon, het gewicht van geld, de meningsvorming bepaalt. Wie daarvoor pleit als journalist, schiet zichzelf in de voet. Je schrijft een tegenstuk of stapt naar de rechter. Meer is er niet.
Grondwet
De reacties op de actie verbijsterden. Hoofdofficier van Justitie Bart Nieuwenhuizen: “GeenStijl heeft geen recht op leven op internet.” Volgens de grondwet zijn meningen vrij, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor die wet. Maar nog zónder aangifte wist de Officier het oordeel al. Marieke van den Brink, ‘hoogleraar gender en diversiteit aan de Radboud Universiteit’, Nijmegen dus, nam het Nationaal Comité 4 en 5 mei hun advertenties op GeenStijl kwalijk. Was dat ook zo geweest, vroeg Van den Brink, ‘als op die sites mensen met een Joodse identiteit werden vernederd?’ Nou, mevrouw de diverse professor, dat wéten we niet. Ik weet wél dat als prominente Joden opgeroepen hadden tot een advertentieboycot, hen meteen was verweten hun mening via de geldzak door te willen drukken.
Poen en ‘fatsoen’ als maatstaf voor meningen, het is vooral voor Joden doodeng. Begin 19e eeuw verbood de Bondsdag al het werk van Heinrich Heine wegens ‘onfatsoen’ – ‘niet het Joodse geloof haten wij, maar de vele afstotende eigenschappen van deze Aziaten, hun platvloerse denkwijze.’ Een eeuw later omschreef de Belgische kerkelijke censor AKSB ál het werk van Freud als ‘Joodse vuiligheid’ en werd Jacob Israël de Haan bij het socialistisch dagblad Het Volk ontslagen wegens zijn ‘hoogst onfatsoenlijke’ roman Pijpelijntjes. In de jaren 50 werd Moravia in Italië kerkelijk verboden wegens ‘onzedelijke en tegennatuurlijke verschijnselen’, en mocht Mulisch niet verschijnen in Spanje wegens zijn ‘grofheden en scheldwoorden van laag allooi’.
Uiteraard is een vergelijking tussen GeenStijl en (Joodse) wereldliteratuur onzinnig. Wie GS wil boycotten, zit op een sinister spoor naar een verbod. Je vindt dat iets niet kán. Terwijl álles kan. Wie zich weer daartegen verzet, leest vroeg of laat dat – zie je wel! – Joods geld de wereld regeert. Of de Rothschilds, de bank Goldman Sachs, of de Rosannes onder ons. Het is raar dat Hertzberger zich dat niet gerealiseerd heeft.