In juli van dit jaar besloot het nieuwe NIHSbestuur om het contract van de Amsterdamse opperrabbijn Aryeh Ralbag te verlengen tot 1 januari. Het besluit over zijn verdere toekomst zou dit najaar moeten vallen. Een goed moment om de balans op te maken over zijn staat van dienst.
Door: Cnaan Liphshiz, Iris Tzur en Sarah Whitlau
Sinds zijn aantreden in 2005 is er rumoer rond Aryeh Ralbag. Hij deed ongelukkige uitlatingen in de pers; eiste dat de in financiële nood verkerende gemeente, tegen de zin van velen in, een peperduur balkon zou bouwen in sjoel Amstelveen; ten tijde van het debat rondom de rituele slacht vaardigde hij een psak uit waarin stond dat samenwerking met de liberaal- Joodse gemeente feitelijk verboden was en hij zei in de pers dat ‘er voor Joden geen plek meer in Nederland zou zijn’ als de rituele slacht verboden zou worden. Bovendien wordt hem verweten dat hij te weinig tijd in Nederland doorbrengt, slechts enkele weken per jaar. Dieptepunt van de controverses rondom Ralbag was het moment dat bekend werd dat Ralbag in Amerika zijn handtekening had gezet onder een verklaring waarin staat dat homoseksualiteit ‘veranderbaar’ is. Dit incident was voor het bestuur zelfs aanleiding om de opperrabbijn te schorsen. Ralbag kwam toen niet naar Nederland om tekst en uitleg te geven, iets dat hem door velen werd kwalijk genomen. Allemaal controverses die mee zouden kunnen wegen bij het besluit over de toekomst van Ralbag in Amsterdam. Het is ook relevant voor zijn plek in de decennia oude plannen voor een te vormen landelijk opperrabbinaat. Toch liet NIHS-voorzitter Wolf al in het NIW van 19 juli doorschemeren dat een nieuwe verlenging van het huidige contract voor de hand ligt. De afgelopen jaren wordt er in discussies over Ralbag geregeld op gewezen dat Amsterdam baat heeft bij een rabbijn van het statuur van Ralbag. Hij staat internationaal hoog aangeschreven, wat extra gewicht geeft aan de beslissingen die het beet dien, de rabbinale rechtbank, onder zijn leiding neemt. Bovendien is men hem dankbaar voor het oplossen van de langlopende problemen rond de eroev en is het aan hem te danken dat vrouwen in de NIHS stemrecht hebben gekregen. Verder wordt erop gewezen dat Ralbag, nadat hij aanvankelijk tegenstand bood tegen het decentralisatieplan van de NIHS, zich uiteindelijk toch plooibaar toonde en meewerkte aan de verzelfstandiging van de NIHS-sjoels. Ondertussen blijven er hardnekkig geruchten rondgaan dat Ralbags kosjere certificeringsbedrijf Triangle K het niet zo nauw neemt met de regels en dat hij zelf de hand heeft in de eis van het Israëlische opperrabbinaat dat Ralbag zijn handtekening zet op kosjere producten uit Nederland. Het NIW brengt de verschillende kwesties in kaart en spreekt met betrokkenen en deskundigen over de beschuldigingen aan het adres van Ralbag.
VS: hotdogs 100 procent kosjer?
In de Verenigde Staten loopt een proces tegen voedselgigant ConAgra. Dat bedrijf is eigenaar van het merk Hebrew National, in Amerika een bekende producent van kosjere producten. De producten van Hebrew National krijgen hun kosjercertificaat van Triangle K, het certificeringsbedrijf van Ralbag. In een gezamenlijke aanklacht, een zogenaamde putative class action, stellen elf partijen dat het vlees van Hebrew National niet ‘100 %’ kosjer is, zoals het bedrijf beweert. Deze claim zou misleidend zijn, en ConAgra verdient er veel geld aan, want kosjer vlees is veel duurder dan niet kosjer vlees. Hart Robinovitch, de advocaat van de elf aanklagers, beweert dat er ‘vals werd gespeeld’ in de slachthuizen die het vlees voor de hotdogs leveren. In de aanklacht staat onder meer dat de gebruikte messen niet scherp genoeg zijn, dat het orgaanvlees niet afdoende gecheckt wordt na de slacht, dat het bloed niet binnen 72 uur verwijderd is en dat er gesjoemeld wordt met diploma’s van slachters. Ralbag en zijn bedrijf Triangle K zijn officieel geen partij in deze rechtszaak. Maar Ralbag leverde – in een bijdrage aan de poging van Robinovitch de zaak geseponeerd te krijgen – wel een 63 pagina’s tellende verklaring waarin hij de basis van kasjroet uitlegt. De rechtbank heeft volgens het Eerste Amendement van de Amerikaanse grondwet als seculiere entiteit niet het recht om een oordeel te vellen over religieuze kwesties als kajsroet. Rechter Donovan J. Frank gaf ConAgra dan ook gelijk. ‘De definitie van het woord “kosjer” is intrinsiek religieus van aard’, aldus Frank, en dus kan de rechtbank niet beoordelen of de aanklagers een punt hebben. Maar volgens door de aanklagers ingediende documenten uit 2001 en 1994, heeft Ralbag in het verleden juist verklaard dat kosjer een eenduidige en uniforme betekenis heeft. „Hij spreekt zichzelf tegen. Hij stelt namelijk precies het tegenovergestelde van wat hij in de nu lopende rechtszaak heeft gezegd. Op dit moment is hij daarom naar mijn mening ongeloofwaardig,” aldus Robinovitch. Ralbag verklaart tegenover het NIW dat, wat hem betreft, ‘de Hebrew National rechtszaak is afgerond’. „Als rabbijn zul je altijd tegenstanders hebben, maar het is toch droevig om te zien wat voor middelen sommigen gebruiken. Het merk Hebrew National is 100 procent kosjer. De beschuldigingen komen van verbitterde voormalige medewerkers, die ontslagen zijn. In Amerika klaagt iedereen elkaar aan, ik maak me daarover geen zorgen.” Ralbag zelf bevestigt tegenover het NIW ‘dat hij geen verdachte in de zaal ConAgra is’, maar dat hij op verzoek van de advocaten van het bedrijf wel vragen heeft beantwoord. Van zijn advocaten mag hij verder niets over de zaak zeggen.
Lees verder in NIW 9