Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Buitenland

Rumoer rond resolutie

Redactie 13 oktober 2013, 00:00
Rumoer rond resolutie
Marlene Rupprecht, drijvende kracht achter de resolutie

Marlene Rupprecht, drijvende kracht achter de resolutie

De Raad voor Europa heeft een resolutie aangenomen die jongensbesnijdenis ‘aantasting van de fysieke integriteit’ noemt.  

 

Op 1 oktober nam de assemblee van de Raad van Europa een resolutie aan waarin jongensbesnijdenis een ‘aantasting van de fysieke integriteit’ van het kind genoemd wordt. Deze Raad van Europa, niet te verwarren met de Europese Unie, is een intergouvernementele mensenrechtenorganisatie met 47 lidstaten. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (ECHR) is er onderdeel van. De resolutie beveelt Europese staten aan dat zij ‘bewustwording bevorderen van de mogelijke risico’s’ en dat ze wettelijke en beleidsmaatregelen nemen die kinderen beschermen. Europese Joodse organisaties reageerden woedend, evenals Israël. Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken vroeg de Raad om de resolutie nietig te verklaren. Het vindt de vergelijking van jongensbesnijdenis met genitale verminking een uiting van ‘stuitende onwetendheid op zijn best’ en ‘antireligieuze haatzaaierij’ op zijn slechts. Joodse blogger Brenan O’Neill schreef dat ‘Europese bureaucraten Joodse jongens de facto verbannen’. Ook president Peres mengde zich in de kwestie. Hij schreef een brief aan Thorbjorn Jagland, de secretaris- generaal van de Raad voor Europa, waarin hij zijn teleurstelling uitspreekt en de leden van de Raad vraagt om de resolutie te herzien. 78 leden van de assemblee stemden voor, 19 tegen, 12 onthielden zich van stemming. In de resolutie wordt gesproken van ‘een categorie van de aantasting van de fysieke integriteit van kinderen, waarbij de voorstanders van deze procedures deze presenteren als gunstig voor de kinderen, in weerwil van duidelijk bewijs van het tegendeel’. Jongensbesnijdenis wordt in de resolutie in één adem genoemd met genitale verminking van meisjes en medisch ingrijpen op vroege leeftijd bij interseksuele kinderen. De resolutie is gebaseerd op een onderzoek van de commissie Sociale Zaken, Gezondheid en Duurzaamheid, onder leiding van de Duitse Marlene Rupprecht. Rupprecht, lid van de Duitse Bondsdag en van de parlementaire assemblee van de Raad voor Europa, schreef ook de toelichting bij de resolutie. Vorig jaar ontstond ophef in Duitsland toen een Keulse rechter oordeelde dat de besnijdenis van een vierjarig islamitisch jongetje, waarbij na een aantal dagen complicaties optraden, ‘zware mishandeling’ was. Merkel maakte een einde aan de internationale controverse door een wet voor te stellen die het recht op besnijdenis voor Joden en moslims verzekert. De wet werd met een overweldigende meerderheid aangenomen, maar Marlene Rupprecht was een fel tegenstander van die wet. Ze beschuldigde ‘Joodse kringen’ ervan dat ze de Sjoa gebruiken om een discussie te onderdrukken die ‘alleen in een theocratie taboe zou zijn’. Rupprecht verwierp afgelopen week de kritiek op de resolutie en zei dat de resolutie ‘op geen enkele manier jongensbesnijdenis met vrouwelijke genitale mutilatie vergelijkt’. ‘De tekst wil geen enkele religieuze gemeenschap, of de gebruiken daarvan, stigmatiseren’, aldus Rupprecht, ‘integendeel, de assemblee roept juist op om een publiek debat te voeren, waar interreligieuze en interculturele dialoog een onderdeel van zijn, met als doel een consensus te bereiken over het recht van kinderen op bescherming tegen inbreuk op hun lichamelijke integriteit.’ Secretaris- generaal Jagland reageerde ook. Via Twitter liet hij weten dat hij vindt dat jongensbesnijdenis geen inbreuk op de mensenrechten is. In een brief aan Peres benadrukt hij dat de assemblee niet het standpunt van de Raad van Europa als geheel representeert.

Betekenis 

Een resolutie genomen door de Raad van Europa is niet bindend voor Europese staten. Lidstaten kunnen de adviezen die erin gegeven worden naast zich neerleggen. Wat is dan de betekenis ervan? Hoogleraar internationaal strafrecht Geert-Jan Knoops internationaalrechtelijk perspectief is het de vraag of deze resolutie geen inbreuk maakt op de vrijheid van godsdienst. Natuurlijk speelt hierbij de afweging van de bescherming van de lichamelijke integriteit van het kind. Echter, dat een besnijdenis volgens de Joodse traditie zo’n inbreuk maakt, zal ook gerelateerd dienen te worden aan potentiële gevaren voor de gezondheid en het lichamelijk welbevinden van het kind. Empirisch is dit laatste niet aangetoond. De resolutie gaat hierop evenmin in detail in als mogelijke legitimatie hiervoor. De verbindendheid van de resolutie met internationaalrechtelijke beginselen ligt derhalve open. Het staat bovendien een individu nog steeds vrij om de verbindendheid van dergelijke resoluties – indien deze in nationale wetgeving worden omgezet – via nationale procedures aan te vechten bij het Europees mensenrechten hof.”

Voorzichtig
 Maxim Ferschtman, als advocaat gespecialiseerd in internationaal recht, en zelf jarenlang werkzaam bij de Raad van Europa en het ECHR, benadrukt ook dat de resolutie geen juridische waarde heeft. „Juridisch is het net zoiets als een besluit van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het is niet zo dat lidstaten een verdrag ondertekenen waarmee besnijdenis verboden wordt, maar het heeft natuurlijk wel politieke waarde. Om met de woorden van de koning te spreken: het is maar een mening, een mening die de parlementaire assemblee heeft uitgesproken, maar een regering kan wel zeggen: we voelen ons geroepen om gehoor te geven aan zo’n oproep en om maatregelen en wetgeving in te voeren.” Ferschtman ziet niet direct dat de resolutie oproept tot een verbod op besnijdenis. „Je kunt het er wel in lezen, maar je hoeft het er niet in te lezen.” Hij vindt het juist een voorzichtige resolutie. „De bedoeling van deze resolutie is dat kinderen geen pijn gedaan mag worden en ze niet verminkt mogen worden. Daar is in principe iedereen het over eens. Het gaat in deze resolutie om niet-medische ingrepen die onnodig leed veroorzaken. De resolutie moedigt aan om dingen bespreekbaar te maken en onderling op te lossen, het is een oproep aan staten om hierover na te denken en wetgeving te maken. Het is geen oproep om praktijken hoe dan ook te verbieden, maar spoort aan om de juiste medische maatregelen in acht te nemen.” Hij ziet wel dat de godsdienstvrijheid potentieel in het geding komt. „Er zou wetgeving uit kunnen voortkomen die dat recht beperkt. Maar in dit document staat dat daar rekening mee gehouden moet worden.” Ook al heeft de resolutie zelf geen directe juridische waarde, het kan mogelijk op een indirecte manier wel degelijk invloed hebben. In NRC Handelsblad schreef juridisch commentator Folkert Jensma: „Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kan de resolutie ook een juridisch gewicht geven, door eraan te refereren bij een uitspraak.” Ferschtman beaamt dat die mogelijkheid bestaat. Vraagtekens De Londense advocaat Jonathan Fisher QC, schreef een jaar geleden een artikel voor The Jewish Chronicle. Hij haalde daarin een passage aan uit een uitspraak, gedaan door het ECHR in een zaak die Jehova’s Getuigen hadden aangespannen tegen de Russische overheid omdat zij niet erkend werden als religieuze organisatie. Reden: de organisatie spoorde haar leden aan bloedtransfusies te weigeren. In de conclusie van de ECHR staat: ‘Het hof ziet in het algemeen dat riten en rituelen van veel religies mogelijk het welbevinden van gelovigen aantast, zoals bijvoorbeeld besnijdenis van Joodse of islamitische baby’s.’ Fisher vindt het bijzonder zorgelijk dat een orgaan als de ECHR een dergelijke schadelijke bewering kan doen, terwijl bewijzen hiervoor ten enenmale ontbreken. Fisher zegt niet verrast te zijn door de resolutie. Hij schetst de twee juridische invalshoeken van de kwestie: „ Een briet mila is juridisch gezien een veranderende operatie, uitgevoerd zonder toestemming. Een baby kan geen toestemming geven, maar zijn ouders wel, als zij denken dat zijn algemene welzijn hierbij gebaat is. Het probleem ligt bij het bepalen wat in het belang van het kind is. Religieuze gebruiken worden juridisch wel erkend, maar ze krijgen bepaald geen prioriteit. Sterker nog, er worden vraagtekens gezet bij het opvoeden van een kind in een religieuze omgeving.” Fisher: „In het rapport wordt niet opgeroepen tot een verbod. Ze zeggen: zulke procedures moeten in een ziekenhuis gebeuren, onder gunstige omstandigheden. Vanuit een seculier standpunt kun je daar weinig tegen inbrengen, het is gezond verstand. Maar ik ben bang dat dit een opmaat is naar andere maatregelen. Want zelfs als je de medische omstandigheden verbeterd, wordt het argument van toestemming hiermee niet weggenomen. Voor moslims is dit minder een probleem, bij moslims is de leeftijd waarop besneden wordt niet vastgelegd.” Fisher is niet ongerust over wat er in het Verenigd Koninkrijk zal gebeuren: „We zullen wel tot een compromis komen, dat doen we altijd, het zal niet verboden worden.” Over Europa maakt hij zich meer zorgen. „Zo’n resolutie is schadelijk. In het taalgebruik lees ik geen enkel begrip voor de Joodse manier van denken terug. En ook al heeft het geen juridisch gewicht, het heeft wel invloed. Mochten zich rechtszaken voordoen over besnijdenis, dan kan een rechtbank aan deze resolutie refereren.”

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *