Met vergelijkingen is het altijd oppassen geblazen, ze zeggen vaak meer over de vergelijker dan de vergelekene. Dus wanneer een zestienjarige Palestijnse opeens in de westerse media wordt vergeleken met de Afghaanse vredesnobelprijswinnares Malala Yousafzai, met de Frans-Middeleeuwse opstandelinge Jeanne d’Arc en zelfs met jaren dertig-kindsterretje Shirley Temple, is er iets interessants aan de hand.
Ahed Tamimi heet het meisje in kwestie en ze werd mid-december plotsklaps wereldberoemd als het symbool van de Palestijnse strijd tegen de bezetting (u weet wel, de enige bezetting op aarde die je niet hoeft te kwalificeren, omdat toch niemand zich interesseert in Tibet, de Westelijke Sahara of Noord-Cyprus). In het dorpje Nabi Saleh, ten noordwesten van Ramallah, sloeg Ahed tijdens een demonstratie een Israëlische militair in het gezicht. De IDF-soldaat reageerde kalm en professioneel en weigerde te escaleren, waarmee het incident in een paar dagen zou zijn overgewaaid. Ware het niet dat rechtse Israëlische politici – altijd bereid zich zo diep mogelijk in de voet te schieten – de affaire oprakelden en tot internationale proporties opbliezen.
Want blijkbaar is het een teken van zwakte wanneer je als zwaarbewapende militair niet met grof geweld reageert op de weliswaar gewelddadige maar uiteindelijk ongevaarlijke provocaties van een zestienjarig meisje. Waar het vooral vanuit strategisch oogpunt zoveel slimmer was geweest de Tamimi’s in hun sop gaar te laten koken, werd onder druk van de havikenmedia Ahed op 19 december gearresteerd en vastgezet. Zij zal zich moeten verantwoorden wegens mishandeling en het gooien van stenen.
Rubberen kogel
We kunnen het er denk ik over eens zijn dat dit een domme, domme, domme zet is van de Israëli’s. Een zestienjarig meisje voor een militaire rechtbank slepen omdat zij de IDF voor schut heeft gezet, is niet bepaald een overwinning vanuit proogpunt. Vooral gezien het feit dat haar daden gezien moeten worden in het licht van de rubberen kogel die een militair op 15 december in het gezicht van haar neefje Mohammed schoot. De gedachte dat Ahed op enig moment een serieus gevaar vormde voor de zwaarbewapende en -gepantserde IDF-soldaten is belachelijk. Sterker nog, als men het er bij had gelaten, zou het hele incident als een overwinning voor de terughoudendheid en professionaliteit van het Israëlische leger gepresenteerd kunnen worden.
Blijkbaar is men in Israël inmiddels zo dronken van de eigen kracht dat men niet beseft dat mededogen en terughoudendheid in het Westen juist als de kenmerken van een winnaar, en grof geweld en repressie als die van een onzekere verliezer worden gezien. Maar in datzelfde Westen ligt in de zaak van Ahed Tamimi de hypocrisie er natuurlijk ook duimendik op. Om te beginnen: Ahed is geen geweldloze Malala. Integendeel, vanaf haar prilste jeugd is zij opgestookt door familie en Palestijnse politici om de ultieme kindsoldaat tegen Israël te zijn: een menselijk schild met blonde krullen. Haar uitspraken zijn ingeflluisterd en gecoacht door spindoctors en haar leef- en denkwereld is doorspekt van antisemitische Israëlhaat. DieNobelprijs zal nog wel even op zich laten wachten.
Een Shirley Temple dan? Wat haar zo beroemd maakte was haar aaibaarheidsfactor, haar extreme cuteness. Dat is bij Ahed Tamimi niet anders, als zij net als haar vrouwelijke familieleden in het zwart rondliep en haar blonde krullen verstopte onder de semi-verplichte hoofddoek, had nog nooit iemand van Ahed gehoord. Veel van de sympathie die zij nu geniet is gebaseerd op seksisme en racisme. De Israëlische gevangenissen zitten vol met zestienjarige, stenen gooiende Palestijnse jongens van wie buiten hun geboortedorp nog nooit iemand heeft gehoord. En die blonde krullen, geloof maar niet dat Ahed met zwart haar onder een hoofddoek ooit zo’n mediasucces had geboekt. De gemiddelde Westerse Palestijnenvriend(in) moet zich er wel een beetje in kunnen herkennen, natuurlijk.
Ook Jeanne d’Arc had nooit haar faam bereikt als man, dus misschien is die vergelijking wel de meest relevante. Maar wie nu voor Ahed Tamimi, kindsoldaat voor de Palestijnse zaak, staat te juichen, doet er goed aan zich te herinneren hoe de Franse opstandelinge in 1431 aan haar einde kwam. Hoewel, de Westerse liefde voor de Palestijnen is zo nep, zo gekunsteld… een zestienjarige martelaar met blonde krullen op de brandstapel past daar perfect in.