
Heerema in SS-uniform op zijn huwelijksdag, december 1942. Foto: Wikimedia Commons
Vanuit Joods Nederland klonk grote verontwaardiging over de vernoeming van het grootste schip ter wereld naar de Nederlandse SS’er Pieter Schelte Heerema. Meer dan terecht, blijkt uit archiefstukken bij het Nationaal Archief en het NIOD, waar het NIW inzage in had.
Op 8 januari voer in de Rotterdamse haven een naar de beruchte Nederlandse nazi Pieter Schelte Heerema vernoemd schip binnen. Het kraanschip Pieter Schelte, dat in Rotterdam wordt afgebouwd, is met een grootte van acht voetbalvelden vooralsnog het grootste schip ter wereld, kostte 2,4 miljard euro en is bedoeld voor de aanleg en ontmanteling van olie- en gasplatforms op zee. Het Nederlandse ministerie van Economische Zaken investeerde 800.000 euro in een ‘haalbaarheidsonderzoek’ ten bate van de bouw van het schip, dat werd ontwikkeld door Allseas, een Zwitsers-Nederlandse onderneming, geleid door Edward Heerema, zoon van Pieter Schelte Heerema. Heerema jr. verklaarde met het vernoemen van het schip naar zijn vader diens ‘pioniersrol’ in de wereld van de offshore te willen huldigen. Grootste gebruiker van de Pieter Schelte moet worden olieconcern Shell. Vanuit Joodse kring, onder andere bij monde van het CIDI, is verontwaardigd gereageerd op de naamgeving. Heerema werd in 1946 tot twee jaar gevangenis veroordeeld wegens het in dienst treden in het leger van een vijandelijke buitenlandse mogendheid en verloor daarmee zijn Nederlandse nationaliteit, maar voor oorlogsmisdaden ging hij vrijuit.
Rassenleer
Op 13 juni 1941 hield Pieter Schelte Heerema, de dan 33-jarige Standaardleider van de Nederlandse SS in de provincies Zuid-Holland en Zeeland, in gebouw Odeon in Den Haag een rede waarin hij zijn enthousiasme voor de rassenleer van het Derde Rijk niet onder stoelen of banken stak. ‘Het Germaanse ras is scheppend,’ aldus Heerema bij die gelegenheid. ‘Daarentegen is het Joodse volk parasitair, omdat het gestempeld is door het Klein-Aziatische ras (…) Waar het jodendom overheerst zal het arische volk ten gronde gaan. Daarom moet in elk arisch land de joodse kwestie opgelost worden.’ Heerema was een nazi van het eerste uur. De in Delft opgeleide ingenieur trad in 1935 toe tot de fel antisemitische splinterpartij Nationaal Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij (NSNAP), waar hij secretaris was van de Amsterdamse afdeling, die op dat moment zeven leden telde. ‘Wij die eens vol trots onze driekleur vertoonden in alle wereldeelen, zijn nu een stervende natie, in de wurggreep van joodsche sjachergeest en wankultuur,’ zo motiveerde hij zijn toetreding.
Zijn fascistische gedachtengoed is dan geen beletsel voor een baan bij de Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken, waar de latere minister J.A. Ringers commissaris is. Heerema leidt bouwprojecten in Spanje, Portugal, Perzië, Suriname en Venezuela, waar hij zich in 1938 vestigt in het olierijke Maracaibo-district. In het Latijns-Amerikaanse land is dan al een groot nationaalsocialistisch netwerk actief. Aangezien Venezuela essentieel is voor de olieleveranties aan de Verenigde Staten, bekijken Amerikaanse inlichtingendiensten de nazi-activiteit in het land met argusogen. Heerema ontpopt zich ook hier als een ijverige propagandist van Hitler en speelt zich al snel in de kijker.
Ook de Joodse gemeenschap roert zich tegen hem. In mei 1940 wordt hij gearresteerd door de geheime dienst van Venezuela op verdenking van spionage en agitatie, maar twee maanden later weet hij te ontsnappen en terug te keren naar Nederland, waar hij op 1 december 1940 lid wordt van de Nederlandse SS. Een jaar later voegt Heerema zich bij de Duitse Waffen SS, waarmee hij in de elitedivisie Wiking in 1942 aan het Russische front vecht. Op 17 mei 1942 bevordert Heinrich Himmler hem tot SS-Untersturmführer.
Oost Compagnie
Hij wordt benoemd tot directeur van de Nederlandse Oost Compagnie, een door de Nederlandse nazi Rost van Tonningen opgericht Nederlands bedrijf dat in opdracht van de SS actief was in de landbouw en industrie in het door Duitsland bezette gedeelte van de Sovjetunie (de Oekraïne, Litouwen, Letland). De NOC was bedoeld als een moderne versie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Zowel de Nederlandse rijksoverheid als de gemeenten Amsterdam en Rotterdam hadden aandelen. De NOC maakte aanvankelijk gebruik van Nederlandse vrijwilligers, maar toen er daar niet genoeg van kwamen was het Heerema die in overleg met de SS met het idee kwam om ook dwangarbeiders te gebruiken. Deze ‘SS-frontarbeiders’ moesten onder erbarmelijke omstandigheden werken totdat ze er letterlijk bij neervielen.
In 1981 opperde de Nederlandse officier van Justitie L. de Beaufort, die belast was met opsporing van oorlogsmisdadigers uit de Tweede Wereldoorlog, dat Heerema op grond van zijn rol bij de NOC in aanmerking kwam voor vervolging op grond van misdaden tegen de menselijkheid. Een paar maanden later was Heerema overleden en was die vervolging van de baan.
Opvallend is dat andere leidende figuren binnen de Oost Compagnie wel tot gevangenisstraf werden veroordeeld, maar Heerema ging vrijuit. Hij genoot protectie vanuit Den Haag, waar men hem de hand boven het hoofd hield op grond van grote diensten die de SS’er zou hebben geleverd aan het Nederlandse verzet. In 1943 zou Heerema zich van het nazisme hebben afgewend en toegetreden zijn tot een ondergrondse verzetsgroep, de zogeheten Vogel-groep, die hij met strategische informatie over Duitse verdedigingswerken en met royale financiële donaties zou hebben bijgestaan. Heerema’s beschermheer Ringers gaf hoog op van diens verdiensten, maar wie de groep Vogel nader tegen het licht houdt treft eigenlijk alleen maar figuren aan met een dubieus verleden. Ex-NIOD-onderzoeker David Barnouw, die een boek wijdde aan de Oost Compagnie: „Er zaten louter NSB’ers in die groep, het was een verzinsel.” Ook het gezantschap der Nederlanden in Zwitserland, waar Heerema in 1944 in detentie was beland, was niet onder de indruk van diens zogeheten verzetsverleden. Daar had men ontdekt dat Heerema op 24 augustus 1943 nog toestemming vroeg aan de SS-baas in Nederland Rauter om een ‘Führerlehrgang’ te mogen volgen op de SS-Junkerschule. ‘Deze houding klopt geenszins met de beweringen dat hij in Juni 1943 volkomen van zijn dwalingen was genezen en verheugd uit het N.O.C. te zijn ontslagen, getracht heeft de Nederlandsche zaak tegen Duitsland te dienen’, aldus een militair attaché.
Na de oorlog keert Heerema terug naar Maracaibo, waar hij met de broer van Godfried Bomans het bedrijf Heerema & Bomans opricht. Ing. R. Bomans raakt naar eigen zeggen door verduistering van geld door Heerema in financiële nood en pleegt uiteindelijk zelfmoord, maar Heerema heeft meer geluk en krijgt met zijn maatschappij Condec riante opdrachten van Shell. Dat heeft Heerema ook weer te danken aan zijn uitstekende connecties met Haagse hoogwaardigheidsbekleders als ir. Ringers, die al zijn invloed aanwendt op de Nederlandse consul in Maracaibo A.J. Dobben om zijn protegé bij te staan, ondanks dat Heerema helemaal geen Nederlander meer is. Als twee in Nederland veroordeelde SS’ers uit kamp Hoensbroek ontsnappen en uiteindelijk in Venezuela kunnen worden gearresteerd, vallen de schellen van de ogen bij de consul. Dobben rapporteert dat de mannen door Heerema zijn aangemoedigd naar Venezuela te vluchten. Aan zijn hoogste superieuren schrijft consul Dobben op 17 mei 1949: ‘Het geval Heerema stuit mij hevig tegen de borst. Uit zijn houding, zijn doen en laten, voelt een ieder duidelijk dat deze man, ondanks zijn verandering van houding tegen het einde van de oorlog, nog steeds in hart en nieren een ras nazi is (…) Ik kan het niet over mijn hart krijgen stappen te doen ten gunste van deze SS-officier, die ik in mijn verbeelding nog steeds in dit uniform zie rondstappen.’
‘Integer mens’
Dobben heeft dan al een dossier over Heerema opgebouwd waarin ex-werknemers hem beschuldigen van moord op onwelgevallige personseelsleden. Ook zouden zich opvallend veel lieden met de SS-tatoeage onder de linkeroksel bevinden onder de personeelsleden van Heerema. Maar wat Dobben ook aan belastends rapporteert aan Den Haag, de positie van Heerema blijft onaantastbaar. Minister van Openbare Werken en Wederopbouw Ringers kwalificeert Heerema als ‘een integer mens, die echter door een wat onbekookt radicalisme zichzelf veel moeilijkheden heeft bezorgd’.
Heerema is in staat grote aandelenpakketten te kopen van Nederlandse bouwconcerns als Ballast en heeft ook de hand in de aanleg en exploitatie van de piratentelevisie vanaf het REM-booreiland op de Noordzee. Zijn imperium groeit jaar na jaar. In 1984, drie jaar na de dood van Heerema, blijkt dat deze net voor zijn dood nog een miljoen mark heeft geboden voor de vermeende dagboeken van Adolf Hitler, die een vervalsing bleken. Volgens journalist Gerd Heidemann van het Duitse weekblad Stern, die bij de onderhandelingen betrokken was, hoopte Heerema met de dagboeken te bewijzen dat niet Hitler maar SS-chef Himmler de opdracht had gegeven tot de Jodenvervolging. Blijkbaar bleef Pieter Schelte Heerema zijn Führer trouw tot de laatste snik.
Onderzoeker David Barnouw vindt het ‘ontstellend dom’ dat het grootste schip ter wereld is vernoemd naar de SS’er. „Men kon toch op de klompen aanvoelen dat daar alleen problemen van zouden komen.” Hij is van mening dat Heerema vanwege zijn aandeel in de misdaden van de Oost Compagnie in de voormalige Sovjetunie zeker zou moeten zijn veroordeeld en noemt Heerema’s proces ‘een farce’. Woordvoerder Jeroen Hagelstein van Allseas laat in een reactie weten dat de naamgeving beslist niet zal worden teruggedraaid. ‘De naam voor het schip is al 25 jaar geleden bedacht en in de wereld van de offshore wordt Pieter Schelte Heerema alom gerespecteerd vanwege zijn innoverende ideeën. Dat staat los van zijn oorlogsverleden, waar zijn zoon Edward lang mee heeft geworsteld en waarvan hij zich heeft gedistantieerd’.
Het ministerie van Economische Zaken stak 800.000 euro in de ontwikkeling van het Heerema-schip. Op Kamervragen liet toenmalig minister Maria van der Hoeven in 2008 weten ‘niet gelukkig te zijn met de naamgeving, maar volgens haar kon het ministerie daar geen invloed op uitoefenen. Noch het ministerie van Economische Zaken, noch dat van Buitenlandse Zaken, die beide inzage kregen in dit artikel, konden tijdig reageren op de nieuwe belastende feiten over het naziverleden van Heerema.