Hij begreep er niets van. “Ik had veel vriendjes, ook op school. Maar ineens wilden ze me niet meer zien. Ik was onrein, omdat ik Joods was.” Zo herinnert Daniel zich de eerste dagen van de revolutie die in 1979 ayatollah Khomeini aan de macht bracht. Hij woonde met zijn familie in Teheran en had het goed. Totdat alles op zijn elfde ineens veranderde. “Het was angstaanjagend: ik zag bebloede mensen op straat. We wilden het land ontvluchten, maar waren te laat. Mijn ouders besloten uit Teheran te vertrekken. We verhuisden naar het zuiden, waar mijn vader oorspronkelijk vandaan kwam.”
Daar zouden ze het rustiger krijgen, hoopten zijn ouders. “Ik denk dat veel Iraniërs toen hebben onderschat wat ze over zich hadden afgeroepen. De nieuwe regels, vrouwen die niet meer onbedekt over straat mochten, scholen waar jongens en meisjes elkaar zelfs bij het binnengaan en vertrek niet meer tegen mochten komen. Het werd een leven vol angst.” Niet alleen voor dit Joodse gezin, maar ook voor vrienden van de familie die het bahai aanhingen: “Zoals onze tandarts en een man verderop bij ons in de straat. Beiden zijn vermoord. Kinderen uit mijn buurt vroegen of ik meeging als er weer iemand in het openbaar honderd zweepslagen kreeg, werd gestenigd of op een plein werd opgehangen. Alsof het een soort volksvermaak was. Hoe de extremisten de massa meekregen, heb ik nooit begrepen. Zodra men begon te beseffen in welke nachtmerrie ze terecht waren gekomen, was het al te laat.”
De vlucht
Daniel was goed op school, hij kon zelfs twee klassen overslaan. Maar toen ontstond een nieuwe dreiging. Het was de tijd van de oorlog tussen Irak en Iran. Alle jongens moesten na de middelbare school het leger in. “Behoorde je tot een minderheid, dan kwam je niet meer terug. Dan werd je bijvoorbeeld klakkeloos een mijnenveld in gestuurd. Dat bekocht je met je leven, maar daarna kon het leger veilig opmarcheren.” De ouders van Daniel probeerden voor hun twee zonen een uitweg te vinden. Een oom die in Amerika woonde had contact met Rav tov, een organisatie die Joodse vluchtelingen hielp. Die organisatie had contact met smokkelaars. “Dat leek de weg naar de vrijheid.”
‘Kinderen uit mijn buurt vroegen of ik meeging als er weer eens iemand werd gestenigd of opgehangen’
Zo begonnen de broers de tocht naar het noorden, richting Turkije. Maar de overheid wist dat velen via die route het land probeerden te ontvluchten. “De reis zou twee dagen duren. Dat werd een week. We werden ontdekt, achtervolgd en er is met honden achter ons aangezeten. We hebben dagen niet gegeten. Ons geluk was dat we een groep tegenkwamen die eerder door de Turkse autoriteiten was teruggestuurd. Wij hebben ons bij hen aangesloten en samen een langere route geprobeerd. Er zijn dingen die je nooit meer vergeet, zoals die steile bergkam die we af moesten en het moment waarop een van de paarden een val van vijf meter maakte. Ik voelde me heel verantwoordelijk voor mijn broertje. Mijn jeugd was definitief voorbij.”
Eenmaal aangekomen in Turkije kon Daniel voor het eerst zijn moeder bellen. “Mijn ouders waren natuurlijk al die tijd op van de zenuwen geweest.”
Aanslag
De broers zouden vijf maanden in Istanboel verblijven voordat ze konden doorreizen. Het werden er vier. “We waren van plan tijdens Jom Kipoer naar de Neve Shalomsynagoge te gaan. Dat ging niet door, omdat we al eerder vertrokken. Alle vluchtelingen kwamen via Oostenrijk Europa binnen. Velen waren van plan door te reizen naar Israël of de Verenigde Staten. Wij ook, naar onze oom daar. Maar de wachtlijst in Oostenrijk was zo lang, dat Rav tov besloot ons niet langer in Turkije te laten wachten en ons met acht andere jongens naar Nederland te brengen. Achteraf gezien heeft dat ons het leven gered. Op Jom Kipoer werd op de Neve Shalomsynagoge een aanslag gepleegd, waarbij tientallen doden vielen.”
De jongens kwamen op het Cheider terecht, en later op het Maimonides. Amerika was nog steeds het plan. “Ik heb de eerste twee jaar alleen maar Engels gestudeerd. Ik weet nog dat Rav tov orthodoxe jongens van ons wilde maken, daar hadden wij geen behoefte aan. Daar heeft het JMW toen gelukkig een stokje voor gestoken. En we raakten hier geworteld, we wilden eigenlijk allebei in Nederland blijven.”

Intussen lukte het ook Daniels moeder en zus Iran te ontvluchten. “Zodra we hoorden dat zij in Oostenrijk waren aangekomen, heb ik ze opgezocht. Het was heel raar ze na drie jaar weer te zien. Wij waren echte kerels geworden. Ik weet nog hoe in dezelfde groep twee oude schoolvrienden van me zaten. Die herkenden me in eerste instantie niet meer. In Iran was ik altijd de kleinste geweest, nu stak ik een kop boven ze uit; ik had een enorme groeispurt gemaakt.”
Gemarteld
Een paar weken later wachtte het hele gezin op vader. Maar toen het bewuste vliegtuig in Wenen landde, zat hij er niet op. Zijn naam bleek op het Iraanse vliegveld te zijn omgeroepen, waarna hij niet door durfde te lopen naar de douane. Hij keerde huiswaarts. Kort daarna werd hij door de Iraanse autoriteiten opgepakt. Hij bracht anderhalf jaar in de gevangenis door.
Ook daarna was zijn leven zwaar. Zijn paspoort was hem afgenomen, er was weinig geld en het was voor hem onmogelijk zijn huis te verkopen. Daniels moeder en zus besloten een leven in de Verenigde Staten op te bouwen, Daniel en zijn broer hadden inmiddels besloten in Nederland een gezin te stichten.
‘Het duurde 24 jaar voordat ik mijn vader terugzag’
“Na vijftien jaar uit elkaar te zijn geweest, besloten mijn ouders officieel te scheiden. Het duurde 24 jaar voordat ik mijn vader terugzag. Hij was hertrouwd en had toevallig een oude schoolvriend ontmoet, die hem geholpen had zijn paspoort terug te krijgen. Pas toen heeft mijn vader me verteld wat hij in de gevangenis mee had gemaakt. Dat zijn hartverscheurende verhalen. Hij is vreselijk gemarteld. De bewijzen zijn nog altijd op zijn lichaam terug te vinden: littekens van brandwonden en zweepslagen. Ze wilden een valse beschuldiging van hem loskrijgen. Het was zelfs zo erg dat een van de mannen die hem martelden, zei: “Doe alsof je flauwvalt, dan hoef ik er niet mee verder te gaan.”
Sharia
Hoe Daniel tegen de huidige oorlog aankijkt? “Ik leef tussen hoop en angst. Ik vrees dat het regime niet valt, ik hoop dat het juist wel valt. Niet alleen voor mijn vader, maar voor al die jonge Iraniërs van wie duizenden in de gevangenis zitten. De shariawetgeving is verschrikkelijk. Ik hoop dat er een tijd komt waarin ze gewoon kunnen zijn wie ze willen zijn. Hoop heb ik ook voor de wereld. Want die zal rustiger worden als de grootste financier en ondersteuner van terreurorganisaties weg is. Ook van bewegingen in het Westen, zoals Samidoun. Ik hoop op vrijheid, voor al mijn vrienden in Iran, de Joden en de moslims met wie ik nog steeds contact heb. Maar ik ben heel dankbaar voor de manier waarop de gemeenschap mij en mijn broer hier heeft opgevangen.”
Daniel spreekt met dankbaarheid over het familiegevoel dat hij ervoer toen hij hier met zijn broer arriveerde: “Allemaal lieve, aardige mensen. We zijn totaal geïntegreerd in de gemeenschap.”
Hoe herinnert hij zich Iran? “Ik weet nog dat ik de tombe van Ester en Mordechai bezocht toen ik acht was. Dat maakte grote indruk op me. Kortgeleden heb ik er een film over gezien. Het was nog precies zoals ik me herinnerde.” Wie weet kan Daniel ooit nog eens door de lage, dikke toegangsdeur van het mausoleum kruipen.
__________________________
In verband met de veiligheid is ‘Daniel’ een pseudoniem. De echte naam van de geïnterviewde is bij de redactie bekend.