Dit artikel verscheen eerder in NIW 04, 5777/ 2016. Foto’s: Dave Sinaï.
Laila Eliezer
De tatoeage die op zijn rug wordt gezet is gigantisch en het zetten duurt uren, maar de man op de tafel geeft geen kik. Liggend op zijn buik neuriet hij zachtjes mee met liedjes op de radio. Op zijn rug verschijnen de details van een wereldkaart waar vogels boven vliegen. Langs de randen kleurt zijn huid roze en zwelt op. Het ziet er pijnlijk uit. “Zo’n grote tatoeage zetten ze nooit in één keer. Het is een proces,” zegt Laila Eliezer (31) bewonderend achter de balie van Avi Tattoo, een tatoeage- en piercingstudio in Be’er Sjeva. Eliezer is piercer en werkt hier sinds juni. Het is haar eerste baan in Israël, sinds ze afgelopen zomer alia maakte samen met haar zoontje Jyro (3). “De meeste klanten komen voor een kleine tattoo. Daarvan zetten we er soms wel drie per uur.”
De studio is piepklein en zit ingeklemd tussen een populaire shoarmatent en een platenzaak in het treinstation van Be’er Sjeva. Er lopen dagelijks duizenden mensen langs. Overal zie je de olijfgroene uniformen van haastende IDF-soldaten op doorreis naar hun basis in de Negev. “Je zou het niet denken van zo’n kleine winkel maar we hebben iedere dag tientallen klanten. Vaak zijn het soldaten op de laatste dag van hun diensttijd. Dan laten ze soms wel drie piercings in één keer zetten, want in het leger mag je ze natuurlijk niet dragen. Tatoeëren en piercen gaat hier heel anders dan in Nederland. Eerlijk gezegd: Israëli’s werken slordiger en minder hygiënisch. Dat was wel even schrikken.”
‘Eerlijk gezegd: Israëli’s werken slordiger en minder hygiënisch, dat was wel even schrikken’
Smiley
Eliezer is een goedlachse Amsterdamse, opgegroeid in de Lutmastraat in de Amsterdamse Diamantbuurt. Haar Nederlandse, niet-Joodse moeder ontmoette haar Israëlische vader in de Amsterdamse poptempel Paradiso. Haar vader was destijds in Nederland voor het huwelijk van zijn zus, die ook met een Nederlander trouwde. Het jonge stel verhuisde naar Israël, waar Laila in 1984 werd geboren. Twee broertjes (inmiddels 22 en 28) volgden. Op haar zesde verhuisde het gezin van Arad terug naar Nederland. Het was de tijd van de Eerste Golfoorlog en haar moeder miste de familie. Thuis werd Nederlands en een beetje Hebreeuws gesproken. Eliezer doorliep de Daltonschool in Amsterdam en studeerde voor grafisch vormgever en grimeur. Toen kwamen de tatoeages. “Op mijn achttiende liet ik de eerste zetten. Toen was het hek van de dam. Een vriend in Amsterdam had een tattooshop en zocht een piercer. Ik had een opleiding tot doktersassistente gedaan en durfde wel in mensen te prikken. Zo dompelde ik me helemaal onder in die wereld.”

Ze laat haar tatoeages zien. Haar rechterarm en linkerbeen zitten behoorlijk vol. Ze is de tel allang kwijt. “Maar mijn andere arm en been blijven leeg, je moet het in de hand houden. Ik heb zes piercings. Twee onderhuids – in het borstbeen en in mijn hals – en ik heb een smiley, een piercing tussen de tanden en mijn bovenlip. De rest zit in mijn oren. De piercings zijn vooral versiering, maar al mijn tatoeages betekenen iets persoonlijks. Ze gaan over herinneringen en principes uit het boeddhisme waar ik in geloof.”
Graffiti
Opgroeien in de Diamantbuurt in de jaren 90 betekende midden in de Amsterdamse multiculturele samenleving staan. De afgelopen jaren kwam de buurt herhaaldelijk negatief in het nieuws wegens ernstige overlast door een groep overwegend Marokkaans-Nederlandse jongens. Sommigen van die crimineeltjes groeiden op tot zware jongens in de hoofdstedelijke onderwereld. “Ik was veel op straat en heb iedereen altijd gewoon verteld dat ik uit Israël kom. Dat was blijkbaar niet verstandig. Marokkaanse jongens schreven regelmatig met graffiti ‘kankerjood’ op de muur van ons huis. Maar mijn vader komt oorspronkelijk uit Marokko en is niet bang uitgevallen. Hij spreekt hetzelfde Arabische dialect en confronteerde die jongens in hun eigen taal. Het was een ontzettend lastige tijd. Mijn vader vond dat antisemitisme heel moeilijk.” Het huwelijk van Laila’s ouders liep stuk en haar moeder kreeg een nieuwe vriend. Daar kon haar vader niet aan wennen. Tien jaar geleden verhuisde hij terug naar Israël. Laila en haar broers bleven in Nederland.

“We gingen als gezin altijd om het jaar op vakantie naar familie in Israël, maar het land betekende nooit veel voor mij in religieuze of spirituele zin. Sterker: ik vond Israëli’s meestal nogal opgefokt en vervelend.” Laila, die sowieso niet in dienst wilde, werd na een rugoperatie afgekeurd door het Israëlische leger. Drieënhalf jaar geleden werd haar zoontje Jyro geboren en verhuisde ze naar Haarlem. Haar leven in Nederland werd rustiger en Israël leek verder weg dan ooit. “Het zijn gekke jaren geweest. Ik kreeg een kind, maar de relatie met zijn vader liep drie maanden na de geboorte stuk. Plotseling was ik een alleenstaande moeder in Haarlem. Dat wrong. Na een tijd voelde ik een sterke drang meer van de wereld te zien!”
Blij
Afgelopen januari zette ze voor het eerst in vijf jaar weer voet op Israëlische bodem. Het bezoek was bedoeld als een korte vakantie met Jyro bij haar vaders familie in Arad. “Al na een paar dagen gingen mijn ogen open voor de mogelijkheid van alia. Het idee liet me niet meer los. Ik ben in mijn eentje naar En Gedi aan de Dode Zee gegaan om na te denken. Toen ik uit de woestijn kwam was alles helder. Ik dacht: ik doe het gewoon!”
‘Toen ik uit de woestijn kwam was alles helder’
Vanaf dat moment ging het in sneltreinvaart. De aliaprocedure bij het Joods Agentschap duurde haar te lang, dus betaalde ze zelf haar vliegticket en de overtocht van haar spullen in een zeecontainer. Het huis in Haarlem verhuurde ze onder aan een vriend. “We hebben afgesproken dat hij er minimaal een jaar mag wonen, want zo lang wil ik het hier in ieder geval proberen. Maar ik weet nu al dat ik langer wil blijven. Mijn zoontje vermaakt zich goed. We wonen in bij de familie van mijn vader en iedereen is heel erg lief voor ons. Ik heb ontzettend geluk gehad dat ik per toeval in contact kwam met de eigenaar van de tattoostudio in Be’er Sheva. Toen we in juni aankwamen had ik direct een baan. Ik sprak natuurlijk ook al goed Hebreeuws.” Ze knikt blij naar Slava, een van de tatoeëerders in de shop en inmiddels een goede vriend. Hij slaat een brede, getatoeëerde arm om haar heen. “Wij zijn blij dat je er bent, joh,” zegt hij.
Ademhalen
Enkele weken na het gesprek in de tattooshop spreken we Laila aan het strand in Tel Aviv. Soms gaat ze een weekendje feesten in de grote stad, want in Arad is niet zo heel veel te doen. “Het sociale leven dat ik in Nederland had mis ik soms. De mensen die ik leerde kennen tijdens het aliaproces hadden vaak een sterke binding met het jodendom en het zionisme, maar dat heb ik niet. Ik houd nu wel sjabbat met de familie, maar ik zal nooit echt Joods worden. Dan sta je toch anders in het leven. Gelukkig komen mijn vriendinnen af en toe naar Israël en dan zetten we flink de bloemetjes buiten.”
Als Laila van huis is zorgt haar vader voor haar zoon. Ze gebruikt die tijd om nieuwe vriendschappen en contacten door het hele land op te bouwen. Ze wil graag aan de slag als grimeur en zoekt een huisje in Tel Aviv, want daar gebeurt het. “Mijn grote droom is om een eigen piercingshop in Tel Aviv te openen. Tot nu toe verloopt mijn alia heel soepel. Ik voel me enorm welkom en gewaardeerd. De situatie met de vader van Jyro in Nederland was heel ingewikkeld. Ik heb er veel zorgen over gehad en ons contact is nog altijd niet zo goed. Daarom hoef ik voorlopig geen partner. Laat mij hier maar gewoon even gelukkig zijn met mijn zoon.
‘Laat mij hier maar even gelukkig zijn met mijn zoon’
Discussie
Sinds de verhuizing naar Israël kijkt Laila op een andere manier naar de wereld. Het islamdebat, de heftige discussies over vluchtelingen uit het Midden-Oosten in Nederland, de onverdraagzaamheid en de angst voor de ander: het raakt haar meer. Ze is voorzichtiger met oordelen. “Misschien komt het door mijn eigen gemengde afkomst en omdat ik in zo’n multiculturele omgeving ben opgegroeid. Ik ken Marokkanen, de straatcultuur en de islam. Toch ben ik niet zo bang voor de ontwikkelingen in Europa. Natuurlijk waren de antisemitische teksten op ons huis in Amsterdam afgrijselijk, maar de meeste daders zijn inmiddels bijgedraaid. Ze hebben kinderen en vaste banen, ze denken nu na. Met een van hen ben ik zelfs goed bevriend geraakt. Hij wil naar Israël komen om zelf te zien hoe het hier is. Dat geeft hoop.”
Voor Laila’s vertrek naar Arad was Haarlem in de ban van een discussie over Syrische vluchtelingen die in een bejaardentehuis zouden verblijven. Buurtbewoners spraken hun zorgen uit. De discussies liepen hoog op. “Nu ik daarop terugkijk, voel ik me best verwant met die vluchtelingen. Ze willen een beter leven, daarvoor ben ik ook naar Israël gekomen. Uiteindelijk is de wereld van iedereen.”