Sjaak Swart was een van de groten van het Nederlandse voetbal. Woensdag, de dag dat hij 75 werd, speelde hij zijn jubileumwedstrijd. Over een man die nooit stopte.
Jesaja Swart – maar hij wilde ‘Sjaak’ worden genoemd – was voetballer van een voorbij tijdperk: hij verdiende hooguit enkele tienduizenden guldens per jaar en hij bleef zijn leven lang bij dezelfde club en dezelfde vrouw. Tijdens zijn carrière stond hij in de resterende uren in zijn sigarenzaak in de Dapperbuurt in Amsterdam; als hij moest trainen nam zijn Andrea het van hem over. Ajax speelde nog in De Meer, dat was lekker dichtbij.
Swart, nog altijd een knappe, donkere man, was de legendarische rechtsbuiten van Ajax. Hij speelde in totaal 596 wedstrijden en maakte 228 doelpunten. Op zijn palmarès staan acht landskampioenschappen, vijf KNVB-bekers en drie Europacups. Hoewel hij al in 1973 stopte, speelde hij daarna nog een paar duizend wedstrijden, iets wat niemand hem, vindt hij zelf, kan nazeggen. Afgelopen woensdag was zijn jubileumwedstrijd. Hij speelde nog mee – een man van 75.
Na zijn debuut in het eerste van Ajax, op 16 september 1956, speelde hij zeventien jaar op het hoogste niveau. Hij was erbij tijdens de Gouden Jaren van Ajax, hij had zijn aandeel in die magistrale periode waarin het Nederlandse voetbal zich opwerkte van regionaal amateurisme naar wereldniveau – Nederland werd een voetbalnatie van de eerste rang. Op 7 december 1966 kwam Ajax in de voorhoede van die ontwikkeling terecht: de Britse kampioen Liverpool werd in dichte mist met 5-1 verslagen, volgens romantici het begin van het Nederlandse totaalvoetbal. Swart had het veld te vroeg verlaten omdat hij een fluittje meende te hebben gehoord, maar hij werd gewaarschuwd, rende terug en gaf meteen de voorzet voor de vierde treffer. Het werd zijn beroemdste anekdote. En een andere: op de dag dat Ajax in 1960 de beslissingswedstrijd van Feijenoord met 5-1 won – Swart scoorde met een Maradona-achtige rush – ontmoette hij ’s avonds ook zijn vrouw.
Gouden Ajax
Begin jaren 70 greep Ajax de macht en won driemaal de Europacup. Swart speelde met Cruijff, Keizer, Nuninga en Muller onder trainer Rinus Michels – bij die namen ontwikkelt de liefhebber vochtige ogen. Voetballers zuchtten onder Michels’ ijzeren discipline, maar Swart vond dat prima. Hij houdt van orde en regelmaat en hij was en is zuinig op zijn lijf. Na zijn afscheid bleef hij met vriendenteams doorvoetballen, zeker dertig keer per jaar. Hij is nog altijd volkomen fit, doet allerlei oefeningen en weegt zich twee keer per dag.
Zijn wil om te winnen is enorm. Hij voelt zich nog altijd ‘25’, hamert in interviews op ‘mentaliteit’ en ‘discipline’. Hij begeleidt voor Ajax jonge talenten, maar als hun inzet niet deugt, trekt hij zijn handen van hen af. Bij die ijver hoort een lichte ijdelheid, of moeten we het een vorm van beschaafdheid noemen: ‘Mijn vrouw verzorgt me tot in de puntjes,’ zei hij tegen Het Parool. ‘Ik wil het bijhouden zolang het kan.’
Hij is een familieman, met zijn twee dochters en vier kleinkinderen, hij hecht aan zijn gewoontes (ieder jaar naar hetzelfde Italiaanse stadje op vakantie) en hij staat erom bekend dat hij sociaal is, met iedereen een woord wisselt, nooit een handtekening weigert. ‘Ik denk dat ik heel veel vrienden heb. Ik heb met niemand ruzie.’ Zijn kleinkinderen bellen hem diverse malen per dag. Misschien compenseert hij daarmee deels het verlies van zijn moeder, al in 1948, toen hij elf was. Ze had kanker: ‘Als ik mijn ogen dichtdoe, zie ik haar zo liggen in bed.’ Zijn opa en oma ontfermden zich daarna over vader, zoon en dochter. Vader had een haringkraam op de Dappermarkt, opa en oma dreven een viswinkel. Van vaderskant – Swarts vader was Joods – is een groot deel van de familie door de Duitsers vermoord. ‘Maar daar wil ik het niet over hebben, dat is privé, zegt hij tegen Het Parool. En tegen de NRC: ‘Ik kijk nou net vooruit naar een prachtige [afscheids] wedstrijd, dan ga ik niet over die nare dingen praten.’
Erelid
Swart is nu nog voetbalmakelaar en begeleider van veelbelovende jonge spelers bij Ajax en runt de horeca-afdeling van de RAI. Hij praat voortdurend over voetbal, hij is gek van zijn sport. Hij werd in 2010 erelid van Ajax, er is een brug naar hem genoemd, hij heeft zijn biografie, maar nog wil hij niet met pensioen. Een van zijn helden, de Brit Stanley Matthews, ging door tot zijn 71e. ‘Ik wil het record zo scherp zetten dat niemand er ooit nog overheen komt,’ zegt hij.
Hij bleef altijd Mr. Ajax. Toen hij ooit naar Feijenoord kon ketste dat af op 50.000 gulden: tot zijn grote opluchting, gaf hij later toe – zoals ook Abe Lenstra nooit het land verliet. Sjaak Swart leidde een voetballeven uit een nu voor altijd vervlogen periode.